Ministerie van Buitenlandse Zaken


Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal Binnenhof4
Den Haag Directie Sociale en Institutionele Ontwikkeling Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag

Datum18 mei 2005BehandeldMaaike van der Werf

KenmerkDSI/SB-243/05Telefoon070-3486470

Blad1/5Fax

Bijlage(n)maaike-vander.werf@minbuza.nl

BetreftBeantwoording vragen van het lid Tjon-A-Ten over rechten van kinderen

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Tjon-A-Ten over rechten van kinderen. Deze vragen werden ingezonden op 24 maart 2005 met kenmerk 2040511380.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

Antwoord van mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van het lid Tjon-A-Ten (PvdA) over de rechten van kinderen.

Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van de publicatie "Small Voices, big Concerns. A Child Rights Approach to HIV/Aids. Recommendations for meeting European Community Commitments to Poverty Reduction"?

Antwoord
Ja.

Vraag 2
Wat vindt u van de volgende stelling in deze publicatie "Although the EU and Member States have already made many commitments to children, to a great extent these principles are not being implemented in external policy and programmes"? Geldt dit ook voor Nederland? Zo ja, wat bent u van plan hieraan te doen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
Ik ben van mening dat dit niet voor Nederland geldt. Zoals reeds aangegeven en toegelicht in mijn brief aan uw commissie van 19 oktober 2004 (26150, nr. 12) en de beantwoording van kamervragen van 8 juli 2004 inzake de SAVVN Kindertop (29234, nr. 30) heb ik aangegeven waar en op welke wijze binnen Ontwikkelingssamenwerking de positie van kinderen een plaats heeft gekregen in mijn notitie 'Aan elkaar verplicht' (AEV).

Vraag 3
Deelt u de mening dat in het Nederlandse beleid voor ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp sprake is van een holistische benadering mede vanuit het perspectief van de rechten van het kind? Zo ja, kunt u toelichten waaruit dit blijkt? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
Ja. In het Nederlands beleid voor ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp is structureel aandacht voor de armste en meest kwetsbare bevolkingsgroepen, waaronder kinderen. Humanitaire hulp wordt per definitie geboden aan de meest kwetsbaren in landen waar de noden het hoogst zijn. Hiertoe behoren vrijwel altijd ook kinderen. Om zeker te zijn dat de meest behoeftigen worden bereikt, besteedt het ministerie veel aandacht aan de selectie van uitvoerende organisaties. Een van de organisaties waarmee een intensieve samenwerking bestaat is UNICEF, dat gemandateerd is voor de bescherming van kinderen. Daarnaast worden, als de situatie daartoe aanleiding geeft, NGO-projecten of programma's gefinancierd die speciaal gericht zijn op het welzijn van kinderen. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in Noord-Oeganda, Oost-Congo en West-Afrika.

Vraag 4
Deelt u de in deze publicatie gehuldigde visie dat "(...) achieving poverty reduction requires the deliberate promotion and protection of children's rights as a cross cutting concern throughout all development action"? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
Ja. Ik meen dat in deze vraag wordt geciteerd uit een deel van de publicatie waarin staand EU-beleid wordt omschreven, waaraan ook Nederland deel heeft. De betreffende visie kan ik derhalve volledig onderschrijven.

Vraag 5
Deelt u de opvatting dat in het Nederlandse beleid voor ontwikkelingssamenwerking ten aanzien van kinderen vooral sprake is van een 'needs-based benadering' in plaats van een 'rights-based' benadering? Zo neen, kunt u toelichten waaruit dit blijkt?

Antwoord
Het Nederlandse beleid voor ontwikkelingssamenwerking gaat veeleer uit van de rechtenbenadering dan van een zogenaamde "needs-based benadering". Dit komt tot uiting in de mensenrechtenbenadering die het ministerie thans verder ontwikkelt en introduceert. De mensenrechtenbenadering is de zienswijze dat mensenrechten onlosmakelijk verbonden zijn aan ontwikkeling en veiligheid en alleen indien mensenrechten een centraal onderdeel vormen van beleid, een evenwichtige maatschappelijk ontwikkeling bereikt kan worden, waarin individuen waardig, veilig en in welzijn kunnen leven. Vanuit deze zienswijze streeft het ministerie er naar mensenrechten zichtbaar verder te integreren in het Nederlands buitenlands beleid, waaronder ontwikkelingssamenwerking. Hierbij ligt de nadruk op het vergroten van de bewustwording en capaciteit van enerzijds de dragers van rechten (bevolking) om hun rechten te claimen en anderzijds de dragers van plichten (overheid) om hun plichten na te komen. De plichten en rechten vloeien voort uit de internationale mensenrechtenverdragen.

In het geval van kinderen betekent dit bijvoorbeeld dat de plichten die overheden zijn aangegaan middels de ratificatie van het kinderrechtenverdrag leidend zijn voor die onderdelen van het ontwikkelingsbeleid die op kinderen betrekking hebben, zoals bijvoorbeeld het onderwijsbeleid. Aan de andere kant betekent het bijvoorbeeld ook dat kinderen bewust moeten worden gemaakt van hun recht om naar school te gaan. Met name bij dit laatste is het extra belangrijk er op toe te zien dat meisjes niet gediscrimineerd worden vis a vis jongens.

Vraag 6
Kunt u een overzicht geven met betrekking tot de landen waarmee Nederland een bilaterale samenwerkingsrelatie onderhoudt, en waar in de Country Strategy Papers (CSP) specifieke interventies worden benoemd ten aanzien van kinderen in relatie tot HIV/Aids, malaria en TBC?

Antwoord
Van de landen waarmee Nederland een bilaterale relatie onderhoudt op het terrein van basic health hebben Burkina Faso, Zambia, Mozambique, Bangladesh, Nicaragua, Ethiopië, Tanzania en Mali specifieke interventies benoemd ten aanzien van kinderen in relatie tot HIV/Aids, malaria en TBC. Zuid Afrika heeft specifieke interventies op het gebied van kinderen en HIV/Aids benoemd, Ghana op het gebied van HIV/Aids alsmede Malaria.

Vraag 8
Hebt u kennisgenomen van de 'child rights-based benadering' die Zweden en Canada hanteren in hun beleid voor ontwikkelingssamenwerking? Zo ja, hoe kwalificeert u het door Zweden en Canada gehanteerde beleid voor ontwikkelingssamenwerking ten aanzien van kinderen?

Antwoord
De in de publicatie "Small Voices, Big Concerns" omschreven uitgangspunten van het beleid van Zweden en Canada komen overeen met de rechtenbenadering zoals omschreven in het antwoord op vraag vijf. Ik kwalificeer dit beleid dan ook als zinvol.

Vraag 9
Wat vindt u van de door SIDA ingenomen stelling dat "the child-rights perspective is the basis for a coherent development policy"?

Antwoord
Zie de antwoorden op vraag 5 en 8.

Vraag 10
Hebben Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland, gezien hun eigenstandige rol bij het uitvoeren van programma's, richtlijnen die mede gebaseerd zijn op het perspectief van de rechten van het kind? Zo neen, waarom niet? Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren?

Antwoord
De jaarplannen en strategische meerjarenplannen van posten worden op een aantal punten beoordeeld. Eén van deze punten is hoeverre het onderwerp mensenrechten, waaronder ook de rechten van kinderen, als sectordoorsnijdend thema in het voorgenomen beleid van de post aan de orde komt.

Vraag 7
Bent u bereid om het huidige Nederlandse beleid voor ontwikkelingssamenwerking onder de loep te nemen vanuit het perspectief van de "Table Leg Test"? Zo neen, waarom niet?

Vraag 11
Bent u bereid om de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) opdracht te geven om na te gaan of het Nederlandse beleid voor ontwikkelingssamenwerking ingericht is vanuit een 'child rights-based benadering'? En om na te gaan welke impact het Nederlandse beleid voor ontwikkelingssamenwerking heeft op kinderen in ontwikkelingslanden, in het bijzonder die waarmee Nederland een bilaterale samenwerkingsrelatie onderhoudt? Zo neen, waarom niet? Zo ja, op welke termijn?

Antwoord
Neen, ik ben hiertoe niet bereid. Zoals reeds aangegeven en toegelicht in mijn brief aan uw commissie van 19 oktober 2004 alsmede tijdens het Algemeen Overleg op 24 november 2004 heeft Nederland geen doelgroepenbeleid meer. In de bilaterale en multilaterale samenwerking liggen de aanknopingspunten voor specifieke aandacht voor kinderen en jongeren vooral in de mainstreaming binnen met name de thema's onderwijs, HIV/AIDS en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Ik ben van mening dat dit beleid in voldoende mate de rechten en positie van kinderen waarborgt en beschermt. Om deze reden zie ik geen aanleiding een aparte test in te voeren, noch een onderzoek in te laten stellen dat gericht is op een specifieke doelgroep.