Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland

Aan leden van de vaste commissie Financiën van de Tweede Kamer Ter attentie van de heer R. Berck, griffier
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

Utrecht :18 mei 2005
Kenmerk : cb05-0408/hw/nc
Betreft : reactie CG-Raad op brief staatssecr. Financiën van 6 april 2005
Inlichtingen bij : H. Weijnen

Geachte leden van de vaste commissie,

Per brief van 6 april 2005 heeft de staatssecretaris van Financiën een reactie gegeven op een onderzoek in opdracht van de CG-Raad door SEO en NIVEL
naar de inkomensgevolgen van de gewijzigde regeling Buitengewone Uitgaven (BU) voor chronisch zieken. Op 7 april vond over dit onderwerp een spoeddebat plaats in de Tweede Kamer. In de zeer korte tijd tussen de brief van de staatssecretaris (pas 7 april voor ons beschikbaar) en het spoeddebat was er voor de CG-Raad geen gelegenheid voor een weerwoord op de brief van de staatssecretaris.
Bijgaand zenden wij u alsnog de reactie van de CG-Raad op de brief van de staatssecretaris.

In het spoeddebat heeft de staatssecretaris toegezegd dat de resultaten van het eigen onderzoek van Financiën naar de effecten van de gewijzigde BU- regeling op basis van een steekproef van aangiften over 2004 rond begin september aan de Tweede Kamer beschikbaar gesteld zullen worden. Voor dit onderzoek is het naar de mening van de CG-Raad van cruciaal belang dat de inkomens- en budgettaire gevolgen vooral op structureel niveau zichtbaar gemaakt worden. Om dit te bereiken is het zaak dat bij de rapportage onderscheid gemaakt wordt naar belastingplichtigen die over het jaar 2004 voor het eerst aftrek van BU hebben, belastingplichtigen die ook in 2003 aftrek BU hadden en belastingplichtigen die zowel in 2004 als in 2003 en 2002 aftrek BU hadden.

Zoals bekend is het belangrijkste verschil tussen de oude en nieuwe BU- regeling dat belastingplichtigen met aftrek BU in de eerste twee belastingschijven in de oude regeling hun totale aftrekbare ziektekosten bij twee opeenvolgende jaren aftrek BU konden vermenigvuldigen met een factor 1,25 en bij drie opeenvolgende jaren aftrek BU met een factor 1,5. In de nieuwe regeling kunnen belastingplichtigen in de eerste twee belastingschijven alleen een 6-tal specifieke uitgaven vermenigvuldigen, en wel met een factor 1,65 en meteen in het eerste jaar dat men aftrek BU heeft.

Volgens de CG-Raad valt de nieuwe BU-regeling voor mensen die drie opeenvolgende jaren aftrek BU hebben over vrijwel de hele linie slechter uit dan de oude regeling. Men moet al hele hoge specifieke uitgaven hebben om met de nieuwe regeling beter af te zijn. Een Wajonger is met de nieuwe regeling pas beter af bij specifieke uitgaven van E 2.900 of meer, een gehuwde alleenverdiener met minimumloon pas bij specifieke uitgaven van tenminste
E 7.500, en een gehuwde AOW-er zonder aanvullend pensioen pas bij specifieke uitgaven van tenminste E 8.000. Zie bijgaande rekenvoorbeelden van de CG-Raad, waarbij voor 11 verschillende inkomens- en huishoudsituaties met verschillende omvang van specifieke uitgaven de verschillen tussen de oude en nieuwe BU-regeling berekend zijn bij het eerste, tweede en derde opeenvolgende jaar van aftrek - bijlage 2. Dergelijke hoge specifieke uitgaven komen zelfs onder chronisch zieken en gehandicapten weinig voor. Twee derde van de chronisch zieken had in 2003 deze specifieke uitgaven met een gemiddeld bedrag van E 394 (zie rapport Nivel: Financiële situatie van chronisch zieken 2003/2004, oktober 2004).

Belastingplichtigen (in de eerste twee belastingschijven) die in 2004 voor het eerst aftrek BU hebben kunnen uiteraard geen recht hebben op de vermenigvuldigingsfactor volgens de oude regeling. Wanneer men voor deze groep een vergelijking maakt tussen de hoogte van de fiscale aftrek BU volgens de oude en nieuwe regeling dan zal voor deze groep de nieuwe regeling een fictief voordeel opleveren. Dit is echter een eenmalig effect. Bij handhaving van de oude regeling zou deze groep in 2005 (indien ook dan in aanmerking komend voor aftrek BU, hetgeen doorgaans het geval is, wanneer men eenmaal de drempel haalt) in aanmerking komen voor de vermenigvuldigingsfactor van 1,25 over de totale aftrekbare ziektekosten, en in 2006 voor de vermenigvuldigingsfactor 1,5.

Teneinde de structurele inkomensgevolgen van de nieuwe BU-regeling te vergelijken met de oude BU-regeling is het daarom noodzakelijk deze over tenminste drie jaren te berekenen. Hetzelfde geldt voor een vergelijking van de structurele budgettaire effecten. Een eenmalige momentopname, dus alleen over het jaar 2004, versluiert deze structurele effecten.

Wij dringen er daarom bij u op aan om te effectueren dat bij het onderzoek van de gevolgen van de nieuwe BU-regeling t.o.v. de oude regeling door het Ministerie van Financiën deze structurele effecten zichtbaar worden gemaakt.

Hoogachtend,
namens de CG-Raad,

H. Weijnen,
Beleidsmedewerker inkomen.