Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Fout! Objecten kunnen

niet worden gemaakt door Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid veldcodes te bewerken.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer 21 maart 2005 AM/AMI/05/21798 333 nr. 2040510880
Onderwerp Datum Contactpersoon Kamervragen van de leden Slob (CU) en 19 mei 2005 Verdaas (PvdA)

./. Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, de antwoorden op de vragen van de leden Slob (CU) en Verdaas (PvdA) over Turkse vrachtwagenschauffeurs en een tewerkstellingsvergunning in de zin van de Wav.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)

2

2040510880
Vragen van de leden Slob (CU) en Verdaas (PvdA) aan de ministers van Verkeer en Waterstaat en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over Turkse vrachtwagenchauffeurs en een tewerkstellingsvergunning in de zin van de Wav (ingezonden 18 maart 2005)

Vraag 1
Kunt u bevestigen dat Turkse vrachtwagenschauffeurs, die in dienst zijn van een Turkse transportonderneming en in opdracht van een Nederlandse transportonderneming op vrachtauto's met een Nederlands kenteken ingezet worden als internationaal chauffeur voor niet- intracommunautair vrachtvervoer, niet over een tewerkstellingsvergunning in de zin van de WAV hoeven te beschikken? Zo nee, wilt u dat onderbouwen?

Vraag 2
Hoe verhoudt een eventuele eis van een tewerkstellingsvergunning zich tot het Aanvullende Protocol van de Associatieovereenkomst tussen de EU en Turkije, op basis waarvan geen nieuwe beperkingen van rechten van in Turkije gevestigde natuurlijke of rechtspersonen mogen worden opgeworpen om vrije diensten te verrichten in een lidstaat?

Vraag 3
Onderschrijft u de opvatting dat uit het arrest van het Hof van Justitie van 21 oktober 2003 in de zaak E. Abatay versus de Bundesanstalt für Arbeit kan worden afgeleid dat voor de hierboven genoemde Turkse chauffeurs geen tewerkstellingsvergunningsplicht geldt, omdat de invoering van deze tewerkstellingsvergunningsplicht in de WAV te beschouwen is als een beperking van diensten en derhalve in strijd met artikel 41 van eerdergenoemd Aanvullend Protocol? Zo neen, waarom niet?

Vraag 4
In welke concrete gevallen is eventueel nog wel sprake van een vergunningplicht? Geldt die plicht ook indien de betreffende werknemers nooit in dienst zijn geweest van de Nederlandse onderneming, waarvoor de Turkse chauffeurs vervoersopdrachten verrichten? Heeft het VanderElst-arrest met ander woorden ook betrekking op die specifieke situatie? Zo ja, kunt u dit onderbouwen?

Antwoord 1 ­ 4
Naar aanleiding van het arrest van het Europese Hof van Justitie in de zaak Abatay, heb ik laten nagaan wat de consequenties zijn voor de uitvoering van de Wet arbeid vreemdelingen.

In het arrest is geconstateerd dat op grond van art. 41 van het Aanvullend Protocol van de Associatieraad lidstaten geen nieuwe nationale maatregelen mogen treffen die het verkeer van diensten beperken. De uitspraak moet worden bezien in de context van de Associatieovereenkomst EG-Turkije die gericht is op een toekomstig EU-lidmaatschap van Turkije. Strekking van de stand-still-bepaling is derhalve, nieuwe ­op Turkse dienstverleners gerichte- maatregelen te verbieden die, indien zij een in de EU gevestigde dienstverlener zouden hebben betroffen, een door het gemeenschapsrecht verboden belemmering van het dienstenverkeer

3

zouden vormen. Door de Associatieregeling wordt niet beoogd aan Turkse dienstverleners meer vrijheden te verlenen dan die toekomen aan dienstverleners uit EU-lidstaten die in Nederland actief zijn.
Aan de uitspraak zijn geen gevolgen verbonden voor de toepasselijkheid van de in de Wet arbeid vreemdelingen neergelegde tewerkstellingsvergunningsplicht. Op grond van artikel 1, eerste lid onder b, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen zijn in het buitenland gevestigde vervoerders (derhalve ook in Turkije gevestigde vervoerders) die (mede) in Nederland internationaal vervoer verrichten vrijgesteld van deze vergunningsplicht, mits de betrokken werknemer en het gebruikte voertuig buiten Nederland woonachtig respectievelijk geregistreerd zijn. Indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan (de werknemer is in Nederland woonachtig, of de vrachtauto is in Nederland geregistreerd) is wel een tewerkstellingsvergunning vereist, tenzij op de betrokken werknemer de bepalingen inzake vrij werknemersverkeer van toepassing zijn; bij een werknemer van Turkse nationaliteit is dit niet het geval. Deze regeling geldt, ongeacht of de dienstverlener in of buiten de EU is gevestigd.

Het arrest Vander Elst is voor deze aangelegenheid niet van belang, aangezien dit slechts betrekking heeft op grensoverschrijdende dienstverlening door een onderneming waarop de bepalingen van het EG-verdrag inzake vrij dienstenverkeer van toepassing is. Dat is bij een Turkse dienstverlener echter niet het geval; de betrekkingen ten aanzien van Turkse dienstverleners worden immers beheerst door de minder vergaande regeling, zoals voortvloeiend uit de associatieregeling.

Vraag 5
Klopt het dat de Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO), die verantwoordelijk is voor de afgifte van bestuurdersattesten, en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van oordeel zijn dat de eis van prioriteitgenietend aanbod in de in vraag 1 bedoelde situatie niet gesteld kan worden? Zo neen, hoe luidt die opvatting dan? Zo ja, betekent dat dat voor de in vraag 1 bedoelde bestuurders artikel 2 van de Regeling Bestuurdersattest van toepassing is, op grond waarvan een bestuurdersattest kan worden uitgegeven zonder tewerkstellingsvergunningsplicht?

Antwoord 5
De NIWO heeft geen rol in de vaststelling wanneer wel of niet de eis van toetsing op aanwezigheid van prioriteitgenietend arbeidsaanbod gesteld kan worden. De Wet arbeid vreemdelingen heeft deze bevoegdheid gegeven aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Overigens kan op grond van artikel 2 van de Regeling bestuurdersattest ook een bestuurdersattest worden afgegeven indien er op grond van de Wet arbeid vreemdelingen geen tewerkstellingsvergunning vereist is. Uiteraard blijft in die situatie het vereiste dat de bestuurder aan de vakbekwaamheidseisen voldoet, van kracht.

Vraag 6
Moeten de in vraag 1 genoemde werknemers beschikken over een Nederlands chauffeursdiploma, voordat bestuurdersattesten kunnen worden afgegeven? Zo ja, waar is dat precies vastgelegd en hoe verhoudt dat nieuwe vereiste zich tot de in vraag 2 genoemde Associatieovereenkomst en het

4

in vraag 3 genoemde arrest van het Hof van Justitie? Bent u bereid het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) onverwijld opdracht te geven aan de NIWO en de betrokken Nederlandse transportonderneming(en) duidelijk te maken dat er geen vergunningplicht geldt als er sprake is van een situatie zoals in vraag 1 omschreven?

Antwoord 6:
Ja, een Nederlands chauffeursdiploma is verplicht op grond van art. 1, onder b van de Regeling Bestuurdersattest. Dit artikel bevat de eisen voor afgifte van een bestuurdersattest als bedoeld in EG-verordening nr. 881/92 betreffende de toegang tot de markt van het goederenvervoer over de weg in de EU van of naar het grondgebied van een lidstaat of over het grondgebied van een of meer lidstaten.
In artikel 4, tweede lid, en 6, tweede lid, van deze verordening is - onder meer - bepaald dat bestuurders uit derde landen die in een lidstaat zijn tewerkgesteld moeten voldoen aan de voorwaarden inzake de beroepsopleiding voor bestuurders die in die lidstaat gelden. De chauffeursvakbekwaamheid wordt dus geëist door de EG-Verordening zelf en geldt voor alle chauffeurs die op een Nederlands gekentekende vrachtwagen rijden. Op grond van het Abatay- arrest kan van een lidstaat, i.c. Nederland niet worden geëist om een EG-verordening niet uit te voeren c.q. in strijd daarmee te handelen.

Aangezien de tewerkstellingsvergunningsplicht blijft bestaan (zie antwoord op de vragen 1 tot en met 4) ben ik niet bereid om het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) onverwijld opdracht te geven aan de NIWO en de betrokken Nederlandse transportonderneming(en) duidelijk te maken dat er geen vergunningplicht geldt als er sprake is van een situatie zoals in vraag 1 omschreven.


5


6


7