---

Kamervragen en antwoorden
---

Antwoorden op kamervragen over schietincidenten in Irak

19-5-2005 16:45:00

Hierbij bied ik u mede namens de Minister van Justitie de antwoorden aan op de schriftelijke Kamervragen van het lid van Bommel over schietincidenten in Irak (nr. 2040511530).

DE MINISTER VAN DEFENSIE

Bijlage, behorende bij antwoorden op Kamervragen van het lid van Bommel aan de minister van Defensie over schietincidenten in Irak. (Nr. 2040511530, ingezonden 25 maart 2005)

1. Herinnert u zich uw antwoorden op mijn eerdere vragen over schietincidenten in Irak?

Ja.

2. Deelt u de mening dat de verklaring van getuigen van het schietincident van 21 april 2004 dat er niet is geschoten door Irakese getuigen afwijkt van uw antwoord op vraag 1 en 2 van 12 juli 2004? Hoe verklaart u deze afwijking?1, 2

De getuigenverklaring wijkt inderdaad af. De beoordeling van Irakese (politie)dossiers is de verantwoordelijkheid van de Irakese autoriteiten. Bij de beoordeling van het dossier hebben zij geen aanleiding gezien tot het indienen van een klacht over het gedrag van de Nederlandse militairen.

3. Heeft u gebruik gemaakt van de onderzoeksresultaten van onderzoeksrechter A. Khihr Abdoul Raouf Mehde of andere onderzoeksrechters uit As Samawah? Indien neen, waarom niet?

Neen. De onderzoeksresultaten van genoemde rechter zijn bij de Koninklijke marechaussee, die onder het gezag van het openbaar ministerie heeft onderzocht of strafbare feiten zijn gepleegd, niet bekend en zijn derhalve ook niet in het onderzoek meegenomen. Op basis van het Nederlandse dossier heeft het openbaar ministerie het handelen van de Nederlandse militairen overigens als proportioneel aangemerkt.

4. Is u bekend dat in het politierapport dat door de Irakese politie over het schietincident van 21 april 2004 is opgemaakt een chauffeur getuigt dat een Irakese tolk op verzoek van Nederlandse militairen moest verklaren dat Irakese troepen als eerste hadden geschoten? Zo ja, heeft u dat in uw antwoord verwerkt? Indien neen, bent u bereid deze zaak met deze getuigenissen opnieuw te onderzoeken? Indien neen, waarom niet?

Het genoemde politierapport is niet bekend bij de Koninklijke marechaussee en het openbaar ministerie. Deze verklaring werpt ook geen nieuw licht op het Nederlandse onderzoek, nu uit het Nederlandse onderzoek onder andere blijkt dat vier andere personen hebben verklaard dat de Irakese politie (als eerste) heeft geschoten. Ook is gebleken dat het voertuig inderdaad is geraakt door Irakese kogels. Het incident zal daarom niet opnieuw worden onderzocht.

5. Is het waar dat Nederlandse militairen, familieleden van één of meerdere slachtoffers hebben ontraden met leden van de (Nederlandse) pers te spreken? Zo ja, waarom is dit gedaan? Bent u met mij van mening dat, indien dit bericht juist is, betrokken militairen moeten worden berispt omdat het hier gaat om het belemmeren van de vrije nieuwsgaring? Indien neen, waarom niet?

Neen, dit is niet waar.

6. Is het waar dat Jameel Ulkom Saeed die op 25 april 2004 werd gedood door Nederlandse militairen twee kogels in zijn nek had? Is het waar dat de betrokken militairen hebben verklaard op de banden van diens auto te hebben geschoten? Deelt u de mening dat de verschillen tussen de desbetreffende verklaringen bij de nabestaanden tot ongeloof over de Nederlandse verklaring aanleiding kunnen geven?

Uit onderzoek is gebleken dat het slachtoffer in de nek is getroffen. Uit diverse verklaringen is gebleken dat Nederlandse militairen op de banden en onderzijde van het motorvoertuig hebben gericht. Sporen en technisch onderzoek aan het motorvoertuig wijzen daar ook op. Nu inderdaad beschadigingen aan de onderzijde van de auto zijn aangetroffen, behoeven deze verklaringen mijns inziens geen aanleiding voor ongeloof te zijn. Het openbaar ministerie heeft dan ook na onderzoek geoordeeld dat gehandeld is binnen de geldende geweldsinstructie.

7. Is het waar dat in de auto van de twee slachtoffers van het incident van 19 augustus 2004^2nooit een wapen is gevonden, ondanks de officiële verklaring dat de slachtoffers op Nederlandse militairen zouden hebben geschoten?

Ja, dit is waar.

8. Is het waar dat Nederlandse militairen de nabestaanden van Mustafa Newaf en Ali Abdul Addim, die tijdens het schietincident van 19 augustus 2004 om het leven zijn gekomen, nooit op de hoogte hebben gebracht van de officiële doodsoorzaak? Zo ja, waarom is dat niet gebeurd?

Het vaststellen van de doodsoorzaak van Irakezen en het doen van mededeling hierover aan de nabestaanden is een verantwoordelijkheid van de Irakese autoriteiten. Nederlandse autoriteiten zijn in deze niet bevoegd en derhalve ook niet hierbij betrokken geweest.

9. Is het waar dat in het geval van het schietincident van 19 januari 2005^2het Openbaar Ministerie heeft verklaard dat er terecht en proportioneel geweld is gebruikt? Zo ja, deelt u deze opvatting? Op welke wijze is deze opvatting te rijmen met het verlenen van smartengeld met de motivering dat een fout is gemaakt? Wat is uw opvatting over de lezing van de bij het incident betrokken vader van het slachtoffer dat geen waarschuwingsschoten zijn gehoord en dat hij en zijn zoon onverwacht en gericht beschoten zijn?

Ja dat is waar en die opvatting deel ik. Er is in dit geval een goodwill paymentverricht. Dat wil zeggen dat een betaling is gedaan uit gronde van medeleven en niet omdat er sprake was van een juridische verplichting. Er is bij de uitbetaling niet gesproken van een fout op grond waarvan tot uitbetaling is overgegaan. Zowel de verklaring van de bij het incident betrokken vader alsmede die van de betrokken militairen zijn in het Nederlandse onderzoek betrokken. Het openbaar ministerie is op grond van het onderzoek tot de conclusie gekomen dat terecht en proportioneel geweld is gebruikt.

10. Hoe verklaart u deze dodelijke schietincidenten in verhouding tot artikel 20 van de Rules of Engagement?3Deelt u de mening dat bij alle schietincidenten in Irak sprake is van ernstig geweld en dat dit dus om inbreuken gaat op de Rules of Engagement? Indien neen, waarom niet? Zo ja, op welke wijze heeft u deze incidenten geëvalueerd en wat zijn de operationele gevolgen daarvan?

Over de inhoud van de Rules of Engagement (ROE) worden geen mededelingen gedaan. Wel kan ik vermelden dat de ROE voor SFIR in een aantal gevallen het gebruik van (dodelijk) geweld toestonden. De beoordeling of er in een specifiek geval is gehandeld binnen de ROE geschiedt door de Koninklijke marechaussee onder gezag van het openbaar ministerie, die verantwoordelijk is voor onderzoek naar eventuele strafbare feiten gepleegd door Nederlandse militairen. Ik constateer dat in het geval van de in de vragen genoemde incidenten het openbaar ministerie tot het oordeel is gekomen dat geen grondslag bestond voor verdere strafvervolging.

11. Hebben zich behalve de hier genoemde incidenten nog andere schietincidenten met dodelijke afloop voorgedaan tijdens het verblijf van Nederlandse troepen in Irak?

Neen.

12. In hoeveel gevallen hebben zich nabestaanden bij de Nederlandse autoriteiten gemeld om verhaal te halen zoals het indienen van klachten en het aanvragen van schadevergoeding?

In drie gevallen hebben zich slachtoffers dan wel nabestaanden van slachtoffers van schietincidenten gemeld en verzocht om een schadevergoeding.