Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer SV/AL/05/37854 (070) 333

Onderwerp Datum Contactpersoon Wijziging Schattingsbesluit 24 mei 2005
arbeidsongeschiktheidswetten

Hierbij doe ik u toekomen een ontwerpbesluit tot wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten, zoals dat ter publicatie in de Staatscourant is aangeboden. Van dit ontwerpbesluit dient gelet op artikel 18, negende lid, van de WAO, artikel 2, achtste lid, van de WAZ en artikel 2, negende lid, van de Wajong in de Staatscourant mededeling gedaan te worden. Ook het wetsvoorstel Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (artikel 1.2.3) bevat ook een dergelijke verplichting. De voordracht voor deze wijziging wordt niet gedaan vóór 18 juli 2005.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)

SV/AL/05/37854

Besluit van
tot wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de inwerkingtreding van de Wet werk in inkomen naar arbeidsvermogen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van ....2005, Directie Sociale verzekeringen, nr. SV/.../05/....;

Gelet op de artikelen 18, achtste en tiende lid, van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering, 2, zevende en negende lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, 2, achtste en tiende lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en 1.2.3, vierde lid en 5.5, vijfde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
De Raad van State gehoord (advies van ..... 2005, No. .....);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid van .....(datum), Directie Sociale Verzekeringen,
nr. SV/.../../...;

HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:

Artikel I

Het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten wordt als volgt gewijzigd:

A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van de onderdelen d tot en met f tot e tot en met g, wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
d. Wet WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;.

2. In onderdeel e wordt na "van de WAO" toegevoegd: onderscheidenlijk de verplicht verzekerde, bedoeld in hoofdstuk 1, paragraaf 1.3 van de Wet WIA.

B
Artikel 2, eerste lid, komt te luiden:

1. De arbeidsongeschiktheidsbeoordeling, bedoeld in de WAO, WAZ en Wajong en de beoordeling van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid of de mate van gedeeltelijk arbeidsgeschiktheid als bedoeld in de Wet WIA wordt gebaseerd op een
verzekeringsgeneeskundig onderzoek en een arbeidsdeskundig onderzoek.

C
Aan artikel 3, wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Indien er sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 1.2.1 van de Wet WIA, onderzoekt de verzekeringsarts tevens of er sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid.

D


3

Artikel 5 komt te luiden:
Artikel 5. Doel arbeidsdeskundig onderzoek
Het arbeidsdeskundig onderzoek strekt tot vaststelling van:
a. de mate van arbeidsongeschiktheid, bedoeld in artikel 18 van de WAO, zoals dit artikel luidt sinds 1 augustus 1993, artikel 2 van de WAZ en artikel 2 van de Wajong; b. volledige arbeidsongeschiktheid, bedoeld in artikel 1.2.1 en 5.5, eerste lid, van de Wet WIA; danwel
c. de mate van gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid, bedoeld in artikel 1.2.2 en 5.5, derde lid, van de Wet WIA.
Daartoe wordt het maatmaninkomen per uur van betrokkene vergeleken met hetgeen hij met arbeid kan verdienen.

E
Artikel 6, zesde en zeven lid, komen te luiden:
6. In de gevallen waarin artikel 43a van de WAO, artikel 20 van de WAZ, artikel 19 van de Wajong of de artikelen 6.1.2, eerste lid, onderdeel b en c, of 7.1.2, eerste lid, onderdeel b en c van de Wet WIA toepassing vinden, alsmede in de gevallen waarin dat niet het geval is omdat artikel 29b van de Ziektewet toepassing kan vinden, wordt het maatmaninkomen niet lager gesteld dan het maatmaninkomen dat voor de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid of mate van gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid in aanmerking zou worden genomen indien de uitkering niet zou zijn ingetrokken, dan wel indien aan het einde van de wachttijd, bedoeld in artikel 19 van de WAO, artikel 7 van de WAZ, of artikel 6 van de Wajong of artikel 3.1 van de Wet WIA, recht zou hebben bestaan op een dergelijke uitkering.
7. In de gevallen waarin, na eerdere intrekking van een uitkering op grond van de WAO, WAZ, Wajong of Wet WIA, dan wel eerdere niet toekenning aan het einde van de wachttijd, bedoeld in artikel 19 van de WAO, artikel 7 van de WAZ, artikel 6 van de Wajong of artikel 6.1.1 of 7.1.1 van de Wet WIA, bij de vaststelling van het maatmaninkomen wordt uitgegaan van arbeid op basis waarvan voor de betrokkene reeds eerder een maatmaninkomen is vastgesteld, wordt het maatmaninkomen vastgesteld op het maatmaninkomen dat voor de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid of mate van gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid in aanmerking zou worden genomen indien de uitkering niet zou zijn ingetrokken, dan wel indien aan het einde van de genoemde wachttijd recht zou hebben bestaan op een dergelijke uitkering.

F
Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6a. Delegatiebepaling in verband met vaststelling maatmaninkomen Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld in verband met de vaststelling van het maatmaninkomen ten behoeve van de vaststelling, bedoeld in artikel 5.

G
Artikel 7 komt luiden:
Artikel 7. Maatmaninkomen in bijzondere gevallen
Nadat een eerste beoordeling, in verband met de vaststelling, bedoeld in artikel 5, heeft plaatsgevonden, wordt bij een hernieuwde vaststelling, een heropening, een herleving of een


4

herziening van de uitkering geen rekening gehouden met na die eerste vaststelling opgetreden wijzigingen in het maatmaninkomen.

H
Aan artikel 10, wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Voor de toepassing van de Wet WIA wordt onder de gezonde persoon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en het vierde lid, onderdeel b, verstaan: de gezonde persoon bij de bepaling van het maatmaninkomen, bedoeld in artikel 1.1.1 van die wet.

Artikel II Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 1.2.3, vierde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(A.J. de Geus)

5

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen
Deze wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) heeft betrekking op twee punten:

· het aanpassen van het Schattingsbesluit aan de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA);

· het creëren van de mogelijkheid voor nadere regels omtrent het maatmaninkomen. De reden hiervoor is dat het gewenst is nadere regels te stellen omtrent het maatmaninkomen en de resterende verdiencapaciteit in verband met de inwerkingtreding van de Wet administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in socialeverzekeringswetten (Walvis).

Aanpassing aan de WIA
De Wet WIA bevordert dat werknemers ondanks verminderde verdiencapaciteit toch maximaal meedoen in het arbeidsproces. De nieuwe wet is gericht op werk, waardoor mensen meer dan in het verleden worden aangesproken op wat ze wel kunnen in plaats van op wat ze niet meer kunnen.
Het (op grond van de WAO, WAZ, Wajong gebaseerde) bestaande Schattingsbesluit is ook via een daartoe strekkende bepaling in de Invoeringswet Wet WIA gebaseerd op de Wet WIA. Omdat in de Wet WIA op sommige punten een enigszins andere terminologie wordt gehanteerd en bovendien bepaalde begrippen in de wet zelf gedefinieerd worden, leidt dit tot een aantal aanpassingen van het besluit. Hiermee worden geen inhoudelijke wijzigingen beoogd. De manier waarop de mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld is in de Wet WIA ­los van procedurele aanscherping- in essentie dezelfde als in de WAO, de WAZ en de Wajong. Door middel van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek wordt vastgesteld of iemand beperkingen door ziekte heeft, en zo ja, wat zijn mate van arbeidsongeschiktheid of arbeidsgeschiktheid is. Hiertoe wordt het maatmaninkomen per uur vergeleken met de resterende verdiencapaciteit per uur. Het begrip arbeidsongeschiktheidsbeoordeling als zodanig is ongewijzigd. Een nieuw punt dat rechtstreeks voortvloeit uit de Wet WIA is dat als onderdeel van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling de beoordeling van de duurzaamheid van de volledige arbeidsongeschiktheid is toegevoegd.

Nadere regeling van het maatmaninkomen en de resterende verdiencapaciteit In artikel 6a is een delegatiebepaling gecreëerd met betrekking tot het maatmaninkomen-begrip. In de op basis van dit artikel en artikel 11 te treffen ministeriële regeling zullen aanpassingen gerealiseerd worden met betrekking tot het maatmaninkomen en de resterende verdiencapaciteit die voortvloeien uit Walvis. Om lastenverlichting voor bedrijven te bereiken en om de uitvoeringskosten voor UWV te beperken, is al eerder aangekondigd (Kamerstukken II 2001/02, 28 219, nr. 3, par. 4.3.3.6) dat het streven is dat het maatmaninkomen en het feitelijk verdiend inkomen, uit dezelfde loonelementen zouden moeten bestaan als het SV-loon en dat UWV de hoogte ervan uit de polisadministratie zou moeten kunnen afleiden in plaats van het te moeten uitvragen aan individuele werkgevers van werknemer die een beroep doen op de WAO of de Wet WIA. Deze loonelementen worden vanaf 2006 opgenomen in de polisadministratie.


---

In de kamerstukken bij het wetsvoorstel Walvis is aangekondigd dat ook de schatting op theoretische arbeid met behulp van het zogenaamde CBBS-loon1 op dezelfde wijze zou geschieden, om zo een evenwichtige vergelijking te kunnen bewerkstelligen tussen de verdiencapaciteit voorafgaande aan de ziekte en die bij arbeidsongeschiktheid. Het oude loon en het theoretisch nog mogelijke loon c.q. het feitelijk verdiende loon dienen immers dezelfde loonelementen te bevatten voor een evenwichtige arbeidsongeschiktheidsbeoordeling. In de te treffen ministeriële regeling op grond van artikel 6a en artikel 11 zal bepaald worden dat de loonelementen die een rol spelen bij de verschillende loonbegrippen bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling (het maatmaninkomen, het feitelijk verdiend loon en het CBBS-loon) zoveel mogelijk dezelfde zullen zijn als die voor het bepalen van het SV-loon op grond van Walvis. De manier waarop de verschillende relevante loonbegrippen waren samengesteld, was tot op heden niet wettelijk geregeld maar werd op basis van jurisprudentie vastgesteld. Hierdoor was de situatie ontstaan dat de loonbegrippen bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling op onderdelen van elkaar afweken (omdat een bepaald loonelement wel of niet betrokken werd bij de vaststelling van de hoogte van het betreffende loon). Als voorbeeld kunnen genoemd worden het werknemersdeel van de pensioenpremie, de werkgeversbijdrage ziektekosten, loon in natura, eenmalige uitkeringen en extra toeslagen. Het kenmerk van dergelijke loonelementen is overigens dat zij niet in ieder geval per definitie relevant zijn, maar dat het voorkomen ervan afhankelijk is van bijvoorbeeld de sector, de soort functie of afspraken tussen werkgever en werknemer. Voor de volledigheid zij vermeld dat bepaalde loonelementen nooit voorkomen in het CBBS-loon, omdat ze een te individueel, incidenteel of tijdelijk karakter hebben.
In de ministeriële regeling zal ook bepaald worden dat het maatmaninkomen wordt gebaseerd op het SV-loon voor aanvang van de ziekte van de verzekerde (niet gemaximeerd), en vervolgens wordt geïndexeerd.
Voor de volledigheid zij nog vermeld dat de nieuwe regeling ten aanzien van het maatmaninkomen alleen geldt voor nieuwe gevallen. Dat wil zeggen, voor personen die na inwerkingtreding van dit besluit recht krijgen op een uitkering op grond van de WIA, WAO, WAZ of Wajong. Voor bestaande gevallen leiden de nieuwe regels niet tot wijziging in het maatmaninkomen; dit is in overeenstemming met het bestaande beleid dat een eenmaal vastgesteld maatmaninkomen in beginsel niet meer wordt gewijzigd.
Tot slot zij vermeld dat het algemene beleid ten aanzien van de maatmanarbeid niet gewijzigd wordt. Dit betekent dat de maatmanarbeid in beginsel wordt vastgesteld op de laatst verrichte arbeid. In uitzonderingsgevallen kan dit anders zijn.

Uitvoeringstoetsen
Het UWV heeft aangegeven dit besluit uitvoerbaar te achten. UWV maakt een voorbehoud omtrent de uitvoerbaarheid van de nadere regels omtrent het maatmaninkomen en de restererende verdiencapaciteit, omdat deze nadere regels nog opgesteld worden en nu dus nog niet bekend zijn. UWV zal hier op terugkomen in zijn nog uit te brengen uitvoeringstoets over deze nadere regels. Ditzelfde geldt voor de verwachte ingangsdatum van 29 december 2005, de consequenties voor de uitvoering en de omvang van de uitvoeringskosten. Het bijgevoegde wetstechnisch commentaar is verwerkt.


1 Het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem, waarin functies die worden gebruikt bij de theoretische schatting zijn opgenomen.


7

De IWI heeft een aantal inhoudelijke en een aantal technische opmerkingen gemaakt. Deze zijn verwerkt.

Financiële effecten
De aanpassing van dit besluit aan de Wet WIA kent geen financiële effecten.

De nadere regeling van het maatmaninkomen en de resterende verdiencapaciteit levert besparingen op in de administratieve lastendruk en in de uitvoeringskosten.
De besparing in de administratieve lastendruk treedt op omdat als UWV de relevante loongegevens uit de polisadministratie kan halen, deze gegevens niet hoeven te worden uitgevraagd aan werkgevers bij de aanvraag van een uitkering. Deze besparing treedt pas in 2009 in haar volle omvang op, omdat pas vanaf dat moment de polisadministratie bij het UWV voldoende informatie bevat voor het vaststellen van het maatmaninkomen (pas voor werknemers die ziek worden vanaf 2007 is de polisadministratie gevuld met gegevens van het afgelopen jaar). Voor de vaststelling van het feitelijk verdiend inkomen treedt wel al eerder administratieve lastenverlichting op. Overigens zal de gegevensuitvraag bij werkgevers niet in alle gevallen vervallen, omdat soms nog nadere informatie nodig is over bijvoorbeeld de aard van de arbeid. Vooralsnog wordt aangenomen dat de inspanningen van werkgevers voor de gegevensuitvraag zullen halveren. Dat levert een besparing op van de administratieve lasten van ca 3 mln vanaf 2009. De besparing in de uitvoeringskosten is als volgt. De harmonisatie van het maatmaninkomen heeft op termijn een structureel verlagend effect op de uitvoeringskosten van UWV. In de jaren 2006 - 2008 is dit effect nihil omdat de polisadministratie in die jaren "gevuld" moet worden, en pas vanaf 2009 voor dit doel voldoende "gevuld" is. Vanaf 2009 zal UWV bij de WIA-claimbeoordeling voor een belangrijk deel kunnen varen op loongegevens afkomstig uit de polisadministratie. Vanaf 2009 zal zodoende in minder gevallen dan nu uitvraag van loongegevens bij voormalige werkgevers noodzakelijk zijn. Dit heeft een verlagend effect op de uitvoeringskosten van maximaal 5 mln per jaar.
Naast het verlagend effect op de uitvoeringskosten zal ook de tijdigheid van de claimbeoordeling kunnen verbeteren. De uitvraag van loongegevens heeft namelijk een vertragend effect op de claimbeoordeling en beïnvloedt de tijdigheid daardoor negatief.
Aan de wijziging van het Schattingsbesluit zijn ook incidentele invoeringskosten verbonden. Deze kosten komen voort uit noodzakelijke aanpassing van systemen en instructies. Deze incidentele invoeringskosten doen zich voor in 2005 en vormen onderdeel van het implementatietraject WIA. De nadere regeling van het maatmaninkomen en de resterende verdiencapaciteit heeft per saldo geen gevolgen voor de uitkeringslasten. De verschillende relevante loonbegrippen (maatmaninkomen, feitelijk verdiend loon en CBBS-loon) ondervinden weliswaar wijzigingen ten aanzien van de situatie vóór de nadere regeling, maar deze leiden niet eenduidig tot hogere of lagere arbeidsongeschiktheidspercentages. Er zijn geen specifieke categorieën arbeidsongeschikten aan te wijzen die voor- of nadelen hiervan zouden kunnen ondervinden. De reden hiervoor is dat bij iedere arbeidsongeschiktheidsbeoordeling andere aspecten een rol spelen, afhankelijk bijvoorbeeld van de sector waarin iemand werkte voor hij ziek werd, de sector waarin hij werkt tijdens zijn arbeidsongeschiktheid en de sectoren waarin de CBBS-functies zich bevinden die voor een individuele schatting gebruikt worden. Voor bestaande gevallen is bovendien relevant dat een


8

eenmaal vastgesteld maatmaninkomen (tenzij er sprake is van een maatmanwisseling) niet meer wordt gewijzigd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A:
Dit artikel voegt een aantal definities toe aan artikel 1. Deze aanvullende definities zijn noodzakelijk in verband met de inwerkingtreding van de Wet WIA.

Artikel I, onderdeel B, D en H:
In de Wet WIA worden gelet op het doel van die wet, termen gebruikt die, alhoewel ze inhoudelijk weinig afwijken van vergelijkbare bepalingen in de andere arbeidsongeschiktheidswetten, tot aanpassingen in dit besluit nopen.
Het betreft de term arbeidsongeschiktheidsbeoordeling, die in de Wet WIA, beoordeling van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid respectievelijk beoordeling van de mate van gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid, wordt genoemd.
De genoemde onderdelen voorzien in technische aanpassingen van de artikelen 2, 5 en 8 van het besluit.

Artikel I, onderdeel C:
Indien er mogelijk recht bestaat op een IVA-uitkering, onderzoekt de verzekeringsarts of er bij volledige arbeidsongeschiktheid sprake is van duurzaamheid. Dit duurzaamheidsbegrip kwam niet voor in het Schattingsbesluit.

Artikel I, onderdeel E:
De leden 6 en 7 van artikel 7 van het Schattingsbesluit bevatten garanties voor verzekerden die, nadat zij minder arbeidsongeschikt zijn geworden (waardoor het recht op een uitkering is geëindigd of niet is ontstaan) weer meer arbeidsongeschikt worden. Deze garanties worden, door de wijzigingen in deze leden, ook van toepassing voor verzekerden die recht hebben op een uitkering op grond van de Wet WIA.

Artikel I, onderdeel F:
Voor een toelichting op dit onderdeel wordt verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel I, onderdeel G:
Artikel 7 regelt de vaststelling van het maatmaninkomen in bijzondere gevallen. In dit artikel wordt vastgelegd dat bij een herbeoordeling voor alle arbeidsongeschiktheidswetten uitgegaan wordt van het maatmaninkomen zoals dat bij de eerste arbeids(on)geschiktheidsvaststelling werd gebruikt.

Artikel I, onderdeel H:
Artikel 10 heeft betrekking op de berekening van hetgeen betrokkene met arbeid kan verdienen. Hierbij wordt uitgegaan van de gezonde persoon. Doordat als gevolg van de definitie van maatmaninkomen in artikel 1.1.1 van de Wet WIA, in de artikelen 1.2.1 en 1.2.2 (in tegenstelling


9

tot vergelijkbare bepalingen in de andere arbeidsongeschiktheidswetten) de term gezonde persoon niet voorkomt, is het noodzakelijk op een andere wijze naar die gezonde persoon te verwijzen. Daarin voorziet dit onderdeel.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(A.J. de Geus)

Bijlage: ontwerpbesluit tot wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten