Voorstel van wet houdende wijziging van de Werkloosheidswet ter uitvoering van richtlijn nr. 2002/74/EG
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het noodzakelijk is uitvoering te
geven aan richtlijn nr. 2002/74/EG van het Europees Parlement en de Raad van de
Europese Unie van 23 september 2002 (PbEG L 270) tot wijziging van richtlijn nr.
80/987/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de
wetgevingen der lidstaten inzake de bescherming van de werknemers bij insolventie
van de werkgever;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-
Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan
bij deze:
Artikel I Wijziging Werkloosheidswet
Artikel 62 van de Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding "1." geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Indien de werkgever, bedoeld in artikel 61, eerste lid, een vaste inrichting heeft
op het grondgebied van ten minste één andere lidstaat van de Europese Unie of
een in ten minste één andere lidstaat van de Europese Unie wonende of gevestigde
vaste vertegenwoordiger heeft, bestaat slechts recht op uitkering op grond van dit
hoofdstuk indien de werknemer zijn arbeid voor deze werkgever gewoonlijk
verricht of verrichtte voor een vaste inrichting van de werkgever in Nederland
onderscheidenlijk een in Nederland wonende of gevestigde vaste
vertegenwoordiger van de werkgever.
2
Artikel II Inwerkingtreding
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle
ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de
nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(A.J. de Geus)
Memorie van Toelichting1
1. Algemeen
Het doel van dit wetsvoorstel is uitvoering te geven aan de implementatie van richtlijn nr.
2002/74/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 september
2002 (PbEG L 270) tot wijziging van richtlijn nr. 80/987/EEG betreffende de onderlinge aanpassing
van de wetgevingen der lidstaten inzake de bescherming van de werknemers bij insolventie van de
werkgever.
Richtlijn 80/987/EEG(4) heeft tot doel werknemers bij insolventie van hun werkgever een minimum
aan bescherming te bieden. Daartoe moeten de lidstaten een waarborgfonds oprichten dat de
honorering van de onvervulde loonaanspraken van de betrokken werknemers waarborgt. Met
betrekking tot de normatieve materiële bepalingen van richtlijn nr. 80/987/EEG, voorzover die
gericht zijn aan de lidstaten, geldt dat de Nederlandse wetgeving, in casu hoofdstuk IV van de
Werkloosheidswet (WW), daarin voorziet. In hoofdstuk IV van de WW is geregeld dat het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) zijnde het waarborgfonds- de uitkering
verstrekt bij betalingsonmacht van de werkgever. De uitkeringen die het UWV (het waarborgfonds)
verstrekt, komen ten laste van het Algemeen Werkloosheidsfonds.
Wegens de evolutie van het insolventierecht in de lidstaten en de ontwikkeling van de interne markt
moeten sommige bepalingen van die richtlijn worden aangepast. Richtlijn 2002/74/EG strekt
daartoe. Met betrekking tot deze richtlijn nr. 2002/74/EG is alleen implementatie in de Nederlandse
wetgeving noodzakelijk van de inhoud van artikel 1, vierde lid, voorzover daarmee artikel 8 bis,
eerste en tweede lid, wordt ingevoegd in richtlijn nr. 80/987/EG. De richtlijn dient op grond van
artikel 2, eerste lid, op 8 oktober 2005 te zijn geïmplementeerd. Van de overige bepalingen van
richtlijn nr. 2002/74/EG is implementatie niet noodzakelijk. Met betrekking tot de normatieve
materiële bepalingen van richtlijn nr. 2002/74/EG, voorzover die gericht zijn aan de lidstaten, geldt
dat de Nederlandse wetgeving, in casu hoofdstuk IV WW, reeds daarin voorziet: zie de
transponeringstabel.
Implementatie van artikel 1, vierde lid van de richtlijn nr. 2002/74/EG
Alleen dat onderdeel van artikel 1, vierde lid, van de richtlijn, waarbij artikel 8 bis, eerste en tweede
lid, wordt ingevoegd in richtlijn nr. 80/987/EG, komt voor implementatie in aanmerking. Artikel 8
bis, eerste lid, bevat aanwijsregels die in grensoverschrijdende gevallen bepalen welk
waarborgfonds van welke lidstaat bevoegd is. De Nederlandse wetgeving inzake de bescherming
van de werknemers bij insolventie van de werkgever -hoofdstuk IV van de WW- kent dergelijke
aanwijsregels niet. De uitkering bij betalingsonmacht van de werkgever, hoewel geïncorporeerd in
hoofdstuk IV WW, valt niet onder de materiële werkingssfeer van Verordening (EEG) nr. 1408/71
van de Raad van de Europese Gemeenschap van 14 juni 1971, zodat geen beroep kan worden
gedaan op de in deze Verordening opgenomen aanwijsregels (Vergelijk het Hof van Justitie van de
Europese Gemeenschappen 15 december 1976, nr. 39/76 (Mouthaan), Jur. 1976, p.1901,
Rechtspraak Sociale Verzekeringen 1977/72).
1 Zie voor de transponeringstabel de laatste bladzijden van deze memorie van toelichting.
2
Zoals uit de toelichting op het Commissievoorstel voor wijziging van Richtlijn 80/987 blijkt, is in
Richtlijn 80/987/EEG niet uitdrukkelijk vastgesteld welk waarborgfonds bevoegd is voor de
honorering van loonaanspraken bij insolventie van ondernemingen met activiteiten in verscheidene
lidstaten. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (het Hof) heeft aan de hand van
een aantal zaken criteria vastgesteld om te bepalen welk garantiefonds de loonaanspraken moet
honoreren. Het Hof heeft aangegeven dat indien de werkgever slechts in één lidstaat van de
Europese Unie is gevestigd, het waarborgfonds van de lidstaat van vestiging bevoegd is met
betrekking tot de honorering van de onvervulde loonaanspraken. Indien de werkgever verschillende
vestigingen in verschillende lidstaten heeft, is het waarborgfonds van die lidstaat bevoegd bij welke
vestiging de werknemer werkt.
Artikel 8bis, zoals dat is opgenomen in richtlijn nr. 2002/74/EG, vloeit voort uit de rechtspraak van
het Hof en bepaalt uitdrukkelijk welk waarborgfonds bevoegd is voor de honorering van onvervulde
loonaanspraken in grensoverschrijdende gevallen van insolventie.
Een en ander betekent dat artikel 8 bis zo gelezen moet worden dat de werknemer zich tot het
waarborgfonds moet richten van de lidstaat waar hij werkt en waar de onderneming een vestiging of
commerciële vertegenwoordiging heeft. De term `activiteiten' in dat artikel heeft betrekking op de
onderneming zelf en niet op de werknemer. Uit de uitvoeringstoets van het UWV blijkt dat de
nieuwe wettelijke bepaling in overeenstemming is met de huidige uitvoeringspraktijk. Maar hoewel
het UWV de uitspraak van het Hof reeds in de praktijk toepast, moet de richtlijn desalniettemin toch
geïmplementeerd worden.
2. Artikelsgewijs
Artikel I Wijziging Werkloosheidswet
Bij de tekst van het voorgestelde artikel 62, tweede lid, van de WW is ten behoeve van de
duidelijkheid voor zowel de werknemers als het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
zoveel mogelijk aangesloten bij de jurisprudentie van het Hof en de systematiek en bewoordingen
van de WW. Aldus blijkt uit de tekst dat in het geval gewoonlijk werkzaamheden in Nederland
worden verricht, zonder dat in Nederland een vaste inrichting is gevestigd of een vaste
vertegenwoordiger woont of gevestigd is, er geen recht bestaat op een uitkering op grond van
hoofdstuk IV van de WW. Conform de richtlijn is dan het waarborgfonds bevoegd van de lidstaat
van de vestiging waarbij de werkzaamheden worden verricht.
Door aan te geven dat "(..) slechts recht op uitkering van dit hoofdstuk bestaat indien (..)" is
duidelijk dat de omvang van de rechten van de daarvoor in aanmerking komende werknemers door
hoofdstuk IV van de WW wordt bepaald. Het voorgestelde artikel 62, tweede lid, WW voorziet
derhalve mede in artikel 8 bis, tweede lid, van richtlijn nr. 80/987/EEG.
Artikel II Inwerkingtreding
Krachtens artikel 2, eerste lid, van richtlijn nr. 2002/74/EG dienen de lidstaten uiterlijk op 8 oktober
2005 aan die richtlijn te voldoen. Via het onderhavige artikel wordt erin voorzien dat dat zo spoedig
mogelijk na de plaatsing van de wet in het Staatsblad gebeurt.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
3
(A.J. de Geus)
4
Transponeringstabel
1. Titel communautair besluit: Richtlijn nr. 2002/74/EG van het Europees Parlement en de
Raad van de Europese Unie van 23 september 2002 (PbEG L 270) tot wijziging van richtlijn
80/987/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten
inzake de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever.
2. Nummer Raadsdocument: Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 18 februari
2002 (EG) Nr. 30/2002 (PbEG C 119 van 22 mei 2002).
3. Implementatie
Implementatie van artikel 1, vierde lid (het onderdeel waarbij artikel 8 bis, eerste en tweede
lid, wordt ingevoegd in richtlijn 80/987/EG), en artikel 2, eerste lid, van de richtlijn 2002/74/EG zal
plaatsvinden via het voorstel van wet, houdende wijziging van de Werkloosheidswet (WW), waarop
deze memorie van toelichting betrekking heeft.
Verdere implementatie van de richtlijn 2002/74/EG behoeft niet plaats te vinden daar de
overige, voor implementatie in aanmerking komende, bepalingen van de richtlijn al onderdeel
uitmaken van de Nederlandse wetgeving (hoofdstuk IV van de WW), zoals aangegeven wordt in
onderstaande tabel.
4. Tabel
Artikel, -lid of onderdeel van de richtlijn
Verwerking
Artikel 1
Wijziging richtlijn 80/987/EEG
A. Artikel 1, eerste lid Dit artikellid behoeft geen implementatie, omdat
Vervanging titel het de vervanging van de titel betreft.
B. Artikel 1, tweede lid
Vervanging van afdeling I, de artikelen 1 en 2
B. Artikel 1, eerste lid Dit artikellid behoeft geen implementatie omdat
het al is verwerkt in hoofdstuk IV van de
Werkloosheidswet (WW).
B. Artikel 1, tweede en derde lid Deze artikelleden behoeven geen implementatie.
In de Nederlandse wetgeving is een bepaalde
categorie huishoudelijk personeel in dienst van
een natuurlijk persoon uitgesloten van de
werkingssfeer van deze richtlijn, omdat deze
categorie niet als werknemer wordt beschouwd.
Deze uitsluiting is krachtens artikel 1, derde lid,
(nog immer) geoorloofd.
B. Artikel 2, eerste lid Dit artikellid behoeft geen implementatie, omdat
dit al is verwerkt in artikel 61, eerste lid, van de
WW.
B. Artikel 2, tweede lid De eerste volzin van dit artikellid behoeft geen
5
implementatie omdat het niet de strekking heeft
de wetgevingen van de lidstaten te wijzigen. De
tweede volzin behoeft geen implementatie
omdat deze al is verwerkt in artikel 68, tweede
lid, juncto hoofdstuk I, paragraaf 2, van de
WW.
B. Artikel 2, derde lid Dit artikellid behoeft geen implementatie, omdat
dit al is verwerkt in artikel 68, eerste lid, van de
WW.
B. Artikel 2, vierde lid Dit artikellid behoeft geen implementatie omdat
het geen beletsel betreft voor de lidstaten.
C. Artikel 1, derde lid
Vervanging van de artikelen 3 en 4
C. Artikel 3 Dit artikel behoeft geen implementatie, omdat:
- de eerste volzin is verwerkt in artikel 93,
onderdeel a, van de WW; en
- de tweede volzin is verwerkt in artikel 64 van
de WW.
C. Artikel 4, eerste lid en tweede lid, eerste Het eerste lid en dit onderdeel van het tweede
alinea lid behoeven geen implementatie, omdat deze al
zijn verwerkt in artikel 64, onderdelen a en b,
van de WW.
C. Artikel 4, tweede lid, tweede alinea Dit onderdeel van het artikellid behoeft geen
implementatie, omdat geen referentieperiode
van toepassing is.
C. Artikel 4, derde lid Dit artikellid behoeft geen implementatie, omdat
van deze bevoegdheid geen gebruik is gemaakt.
D. Artikel 1, vierde lid
Invoeging van Afdeling III bis, de artikelen 8
bis en 8 ter
D. Artikel 8 bis, eerste en tweede lid Deze artikelleden zullen worden
geïmplementeerd via het wetsvoorstel tot
wijziging van de WW. Deze transponeringstabel
is een bijlage van de Memorie van Toelichting
bij dit wetsvoorstel.
D. Artikel 8 bis, derde lid Dit artikellid behoeft geen implementatie, omdat
voor de Nederlandse wetgeving het niet relevant
is, voor het vaststellen van de staat van
insolventie van de wetgever in de zin van deze
richtlijn, in welke lidstaat de insolventie wordt
uitgesproken.
D. Artikel 8 ter, eerste lid Dit artikellid behoeft geen implementatie.
Gegevensuitwisseling tussen bevoegde
Nederlandse overheidsorganen en/of het
waarborgfonds is mogelijk op grond van artikel
6
62 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie
werk en inkomen. Gegevensuitwisseling tussen
die Nederlandse instanties en organen van
andere lidstaten is mogelijk op grond van artikel
5.5 van het Besluit SUWI.
D. Artikel 8 ter, tweede lid Dit artikellid behoeft geen implementatie omdat
het een feitelijke handeling betreft van de lidstaat
en de Commissie van de Europese
Gemeenschappen.
E. Artikel 1, vijfde lid De toevoeging van deze alinea aan artikel 9
Toevoeging van een alinea aan artikel 9 behoeft geen implementatie omdat generlei
achteruitgang beoogd wordt ten aanzien van de
in Nederland heersende toestand qua algemeen
beschermingsniveau.
F. artikel 1, zesde lid De toevoeging van onderdeel c) aan artikel 10
Toevoeging van een onderdeel ("punt") aan behoeft geen implementatie, omdat dit
artikel 10 artikel(onderdeel) een beperking inhoudt van de
reikwijdte van de richtlijn ten opzichte van de
wetgeving van de lidstaten.
G. Artikel 1, zevende lid De invoeging van dit artikel behoeft geen
Invoeging van artikel 10 bis implementatie omdat het een feitelijke handeling
betreft.
H. Artikel 1, achtste lid Dit artikellid behoeft geen implementatie. De
Schrapping van de bijlage basis van de bijlage van Richtlijn nr.
80/987/EEG is komen te vervallen door
wijziging van artikel 1, tweede lid, van die
richtlijn. Het gewijzigde artikel 1, tweede én
derde lid, geeft geen aanleiding tot
implementatie: zie hierboven.
Artikel 2, eerste lid De eerste, derde en vierde zin behoeven in
zoverre implementatie, dat bij het wetsvoorstel
tot implementatie van artikel 8 bis, eerste en
tweede lid, voorzien moet worden in het in
werking treden van het wetsvoorstel uiterlijk op
8 oktober 2005.
De tweede zin behoeft geen implementatie
omdat het een feitelijke handeling betreft. De
vijfde zin behoeft geen implementatie omdat de
desbetreffende regels reeds zijn opgenomen in
Hoofdstuk 8 van de Aanwijzingen voor de
regelgeving..
Artikel 2, tweede lid Het tweede lid behoeft geen implementatie
omdat het een feitelijke handeling betreft.
Artikel 3 Dit artikel behoeft geen implementatie.
7
Inwerkingtreding
Artikel 4 Dit artikel behoeft geen implementatie omdat het
Evaluatieverslag gericht is tot de Commissie van de Europese
Gemeenschappen.
Artikel 5 Dit artikel behoeft geen implementatie.
Adressanten
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid