Toespraak van de minister van Verkeer en Waterstaat, Karla Peijs, op het
Nationaal Transportdiner
(alleen uitgesproken tekst geldt)
Dames en heren,
Als ik zo even rondkijk, zie ik bijna alleen maar bekende gezichten.
Dat komt natuurlijk omdat we elkaar regelmatig treffen in allerlei
formele overlegsituaties. Al die vergaderingen zijn prima, maar toch
is het goed om ook eens in een andere setting met elkaar van gedachten
te wisselen. Ten eerste omdat `een onsje minder formeel' vaak leidt
tot betere gesprekken. En ten tweede omdat ik het altijd heel prettig
vind om het nuttige met het aangename te verenigen. Om dat te
onderstrepen, heb ik voor u allemaal een cadeautje meegebracht. Maar
daar kom ik later op terug.
In de uitnodiging voor vanavond lees ik dat dit diner in het teken
staat van `mobiliteitsissues'. Dat is van mij uit gezien natuurlijk
nauwelijks een beperking. Om mijn verhaal toch een beetje binnen de
perken te houden, kies ik voor een praktische benadering. Ik ga het
gewoon over de Nota Mobiliteit hebben.
De Nota Mobiliteit betekent in méér dan één opzicht een trendbreuk met
het mobiliteitsbeleid uit het verleden. Ten eerste zie ik mobiliteit
niet als een probleem, maar als een drager van economische groei, met
alle kansen voor burgers en bedrijven die daarbij horen. Dat moeten we
niet afremmen, maar in goede banen leiden. Een tweede belangrijk
verschil met vroeger is dat Den Haag niet langer zegt wat goed is en
wat burgers, bedrijven en andere overheden moeten doen en laten. Ik
leg de verantwoordelijkheid het liefst daar waar
mobiliteitsbeslissingen het best kunnen worden genomen. En dat heb ik
het dus niet alleen over de overheden. Vandaar dat ik ook op weg naar
deel 3 van de Nota weer werk aan brede coalities.
Deel 3 komt eraan. Daarin zult u heel veel herkennen uit deel 1, dat
is logisch. Maar natuurlijk zet ik ook nieuwe accenten en werk ik
bepaalde zaken verder uit. Op zes van die punten wil ik u vanavond
even bijpraten. Te beginnen met het advies over beprijzen, dat de heer
Nouwen mij vorige week overhandigde.
Voor het eerst is er namelijk in Nederland een breed maatschappelijk
draagvlak voor een kilometerprijs op de weg. U herinnert zich
misschien dat dat ook precies mijn doel was toen ik het `Platform
Anders Betalen voor Mobiliteit' instelde. Los nog van de inhoud, ben
ik daar heel blij mee. Om Nederland op lange termijn in beweging te
houden hebben we echt een vorm van prijsbeleid nodig. Dat staat al in
deel 1. De kern van het Nouwen-advies is een invoering van de
kilometerprijs in twee fases. Eerst een knelpuntenheffing op een
aantal hotspots, die dan ook meteen worden aangepakt. Daarna landelijk
een gedifferentieerde kilometerprijs, waardoor een vertegenwoordiger
die dieselt in de spits in de Randstad meer gaat betalen dan iemand
die in Drenthe met een Toyota Prius boodschappen gaat doen buiten de
spits.
We gaan deze uitkomst nog in het kabinet bespreken, dus inhoudelijk
hou ik mijn kruit nog even droog. In deel 3 van de Nota Mobiliteit zal
het kabinet een standpunt innemen en daarna is de Kamer aan zet. De
verschillende partijen in het Platform hebben zich van hun meest
flexibele kant laten zien. Als we diezelfde positieve instelling nu
met z'n allen meenemen naar de volgende fase, dan heb ik er alle
vertrouwen in dat we in dit weerbarstige dossier eindelijk spijkers
met koppen kunnen slaan.
Het tweede punt dat ik wil noemen is het OV. Ook daarover heb ik net
een belangrijk advies gekregen. Dit keer van een commissie onder
voorzitterschap van de heer Winsemius. Na de verschijning van deel 1
van de Nota Mobiliteit heb ik vanuit verschillende hoeken de vraag
gekregen of ik in deel 3 niet explicieter aandacht kon besteden aan de
samenhang tussen de verschillende OV-modaliteiten. Ik heb daar goed
naar geluisterd. Juist omdat het OV zo'n belangrijke functie vervult
in de bereikbaarheid van onze belangrijkste economische centra. Daar
ligt voor mij de kernfunctie van het OV. Tegelijkertijd moet het OV
natuurlijk een basisvoorziening bieden aan mensen die geen alternatief
hebben.
Voor het eerst hebben het Rijk, de regionale overheden en de
OV-bedrijven samen om de tafel gezeten om te kijken hoe we de ambities
op kunnen schroeven en wat daar voor nodig is. De kern van het
advies-Winsemius spreekt mij aan. In Haags jargon staat er dat we de
`keten moeten versterken'. In gewone-mensentaal komt dat erop neer dat
er veel meer samengewerkt moet worden om de dienstregelingen op elkaar
af te stemmen. Zowel op papier - dus bij het maken van de
dienstregeling - als in de praktijk. Als chauffeurs en machinisten
gewoon even contact hebben als dat nodig is, hoeven reizigers de
achterlichten van de bus of trein niet meer na te staren. Dat gaan we
in deel 3 van de Nota Mobiliteit dus uitwerken, samen met een aantal
andere conclusies die de heer Winsemius op tafel heeft gelegd.
Mijn derde punt: mobiliteitsmanagement, ofwel een betere samenwerking
tussen overheden, bedrijven en andere maatschappelijke partijen om het
verkeer regionaal en lokaal beter te reguleren. We hebben daar in het
verleden al sterke staaltjes van gezien, onder andere bij het groot
onderhoud aan A10-west. Gisteren is het groot onderhoud aan de
A9-Gaasperdammerweg begonnen. Ook daar hebben de stad en regio
Amsterdam, Rijkswaterstaat, het Ministerie van Financiën de
vervoerders en het bedrijfsleven langs de A9 de handen in elkaar
geslagen om de overlast te beperken. Met een heel pakket aan
maatregelen, waaronder een speciale OV-pas voor werknemers, mikken ze
erop om tijdens de werkzaamheden zo'n 5000 auto's uit de spits te
halen.
Het punt dat ik in deel 3 van de Nota Mobiliteit zal maken, is dat we
deze aanpak ook in normale tijden moeten toepassen. Wat we nu nog
incidenteel doen, wordt structureel beleid. Kort door de bocht
geformuleerd is mijn uitgangspunt: eerst alle mogelijkheden benutten
om het verkeer beter te spreiden, dan pas asfalt smeren. Want het
verkeer groeit, het geld en de ruimte zijn beperkt en ook de
leefbaarheid en het milieu staan niet toe dat we knelpunten alleen
maar met meer infrastructuur oplossen. Verkeer en Waterstaat is ook
niet alleen het ministerie van `harde' projecten. Er zijn ook heel
veel andere mogelijkheden om de mobiliteit beter te managen. Een
voorbeeld is het parkeerbeleid. Ik overweeg bijvoorbeeld om de lokale
overheden in hun gemeentelijke vervoerplannen expliciete parkeernormen
op te laten nemen voor specifieke bedrijfslocaties. Daarmee kun je het
verkeer lokaal en regionaal enorm goed reguleren. We moeten natuurlijk
wel voorkomen dat bedrijven één gemeente opschuiven, omdat ze daar
meer parkeerplaatsen krijgen. Dan schiet je je doel voorbij. Maar dat
hoeft niet te gebeuren als gemeentes hun parkeernormen regionaal op
elkaar afstemmen.
Van een heel andere orde is het programma transportbesparing, dat mijn
ministerie op dit moment uitvoert, in nauwe samenwerking met velen van
u. Veel goederenvervoer kan voorkomen worden, zonder dat dit nadelige
bedrijfseconomische effecten heeft. Het tegendeel is vaak waar. Een
passend voorbeeld voor vanavond is het stukje kip dat u soms op uw
bord vindt. Dat is enorm vaak heen en weer gesleept: uitbroeden,
mesten en slachten vinden allemaal op verschillende locaties plaats. -
Ik hoop maar dat u het nog lust - Als je dat nu weet te concentreren,
scheelt dat een hoop transport. Het ei van Columbus zal ik maar
zeggen. Zo moeten we daar mee omgaan; nationaal, maar vooral ook
Europees. Verladers spelen daarbij natuurlijk een cruciale rol. Keer
op keer blijkt echter dat de logistieke effecten van investeringen
zelden worden meegewogen in de boardrooms. Het bewustwordingsproces
wat daar voor nodig is, is een van de dingen waar we in
Transportbesparing mee bezig zijn. Ook dat is mobiliteitsmanagement.
Ik ga naar mijn vierde punt: luchtkwaliteit. Die had u natuurlijk al
verwacht. Ik kan daar heel veel over zeggen, maar in essentie is het:
alle hens aan dek. De feiten zijn dat we er al jarenlang in slagen om
de uitstoot in een behoorlijk tempo te verminderen, maar dat het tempo
op dit moment nog niet hoog genoeg is om op tijd aan de Europese
normen te voldoen. Het probleem is complex en heeft ook niet alleen te
maken met het wegverkeer. We gaan als kabinet alles uit de kast halen
om te voorkomen dat Nederland op slot gaat. Collega Van Geel heeft het
voortouw als het gaat om het formuleren van herstelwetgeving. Naast
dit juridische traject kunt u ook rekenen op een breed pakket aan
concrete voorstellen en maatregelen: van roetfilters en
snelheidsbeperkingen op stedelijke ringwegen tot vergroening van de
autobelastingen en stimuleringsmaatregelen voor schonere
binnenvaartschepen. En natuurlijk maken ons ook in EU-verband heel
sterk voor een internationale oplossing. Nogmaals, het is echt alle
hens aan dek want anders dreigen er grote problemen.
Het vijfde punt dat ik vandaag kort wil noemen, hangt hier nauw mee
samen. Ik heb het over innovatie. De enige manier om in de toekomst
aan de normen voor luchtkwaliteit te voldoen, is bronbeleid. Schonere
voertuigen dus. Maar feitelijk kan ik dit verband met innovatie voor
elk onderdeel van de Nota Mobiliteit leggen. Innovatie spatte in deel
1 al bijna van elke pagina af en in deel drie zal ik daar een concrete
uitvoeringsagenda aan koppelen. Innovatie is een heel breed begrip. De
eerste associatie is natuurlijk die met nieuwe technieken:
geavanceerde reisinformatiesystemen, stille wegdekken en voertuigen,
het alcoholslot, automatische snelheidsaanpassing in bestelauto's,
dubbeldeks snelwegen en meer van dat soort zaken. Maar innovatie is
ook de weg zo inrichten dat `compact rijden' mogelijk wordt. Of de
inrichting van een Basisnet voor het transport van gevaarlijke
stoffen. Enzovoort. In deel 3 van de Nota Mobiliteit zal ik op alle
fronten met heel concrete en innovatieve voorstellen komen.
Tot slot - punt 6 - wil ik kort nog even stilstaan bij de
mogelijkheden om infraprojecten te versnellen. Zoals u misschien weet,
ligt er inmiddels een intentieverklaring over PPS van het VNO-NCW, de
bouwwereld en het kabinet. Daarin spreken we niet alleen uit dat we
met zijn allen veel méér PPS willen, maar ook wélke projecten daarvoor
concreet in aanmerking komen en hoe we die in goede banen gaan leiden.
Vorige week is er bijvoorbeeld een startbijeenkomst geweest voor de
A4-Zuid met bedrijven, banken en andere partijen. En als alles goed
gaat, volgen er dit jaar nog meer acties, bijvoorbeeld voor de Tweede
Coentunnel en de A2-passage in Maastricht. Uiteraard hangt dit punt
heel nauw samen met de verdere ontwikkelingen rond de eerste fase van
de kilometerprijs en luchtkwaliteit. Maar dat hoef ik u niet uit
leggen. Waar het mij vandaag om gaat, is dat ik u in deel 3 van de
Nota Mobiliteit meer inzicht denk te kunnen geven in de mogelijkheden
om bepaalde infrawensen eerder te vervullen. In deel 1 heb ik daar op
voorgesorteerd, in deel 3 wil ik gas geven.
Dames en heren,
Tot zover even mijn rondje langs de velden. U ziet, ik schaak op
meerdere borden tegelijk. Maar een van de belangrijkste borden heb ik
nog niet expliciet genoemd, en dat is Europa. Voor heel zaken die we
willen realiseren hebben we een sterk Europa nodig. Van bronbeleid
voor schonere voertuigen en een level playing field in luchtvaart en
transport tot hoogwaardige Trans Europese Netwerken voor spoor, weg en
binnenvaart. Morgen is het zover. Dan kan Nederland zich over de
Grondwet uitspreken. Ik hoop allereerst dat u dat gaat doen. En
uiteraard hoop ik dat u ja zult zeggen.
Na het Franse `non' van afgelopen zondag is het des te belangrijker
dat Nederland wel `ja' zegt. Het ratificatieproces ligt ook niet stil,
wat sommigen in de hoek van de `nee-stemmers' daar nu ook over
zeggen. Wat je ziet - in Frankrijk, maar ook bij ons -, is dat
allerlei sentimenten die weinig met deze grondwet te maken hebben een
rol zijn gaan spelen in de discussie. Ik begrijp dat wel, maar ik vind
het ook heel jammer. Want de grondwet is in wezen het nieuwe dak op
het Europese huis, dat ooit gebouwd is door en voor de zes oprichters.
Het huidige dak moet vervangen worden zodat ook het Europa van 25 en
meer lidstaten eronder past en bestuurbaar blijft. Daar zorgt de
nieuwe grondwet voor, niet meer, maar zeker ook niet minder.
Het cadeautje dat ik voor u heb meegebracht, heeft daar alles met het
referendum te maken. U krijgt namelijk allemaal een pakket
campagnemateriaal mee naar huis. Ik reken erop dat u morgen als
allereerste op kantoor bent - hoe laat het vanavond ook wordt - en dat
u al uw medewerkers die nog niet gestemd hebben er persoonlijk van
zult overtuigen dat vooral wel te doen. Het liefst ook nog met een
positief stemadvies, dat begrijpt u.
Overigens pleit ik hiermee niet voor een Europees transportdiner vanaf
volgend jaar. Sommige tradities moet je gewoon in ere houden. Ik wens
u een smakelijke voortzetting en dank u voor uw aandacht.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat