Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland

Bijlage 1 bij brief CG-Raad 17-5-2005 aan vaste commissie Financiën.

Kritiek Financiën op onderzoek SEO onterecht.

Reactie CG-Raad op brief Ministerie Financien aan Tweede Kamer van 6 april 2005

Op 7 april vond in de Tweede Kamer een spoeddebat plaats over de inkomensgevolgen van de per 2004 gewijzigde regeling voor aftrek van buitengewone uitgaven. In opdracht van de Chronisch zieken en Gehandicapten Raad (CG-Raad) heeft de Stichting voor Economisch Onderzoek (SEO) in samenwerking met het NIVEL onderzocht wat de gevolgen zijn van de nieuwe regeling voor aftrek van buitengewone uitgaven (BU) voor een representatieve steekproef van chronisch zieken. De belangrijkste uitkomst van dit onderzoek is dat chronisch zieken er gemiddeld E 159 op achteruit gaan. De bedoeling van de nieuwe regeling was nu juist dat chronisch zieken er op vooruit zouden gaan.
Door het Ministerie van Financiën is in reactie op dit onderzoek aan de Tweede Kamer gemeld dat weinig waarde toegekend kan worden aan de uitkomsten van dit onderzoek vanwege methodologische bezwaren. De gevonden inkomenseffecten zouden voor een zeer groot deel fictief zijn omdat de onderzoekers uitgegaan zouden zijn van het maximale negatieve effect van de nieuwe regeling, dat in werkelijkheid niet zou optreden. De CG-Raad is van mening dat deze kritiek niet terecht is en dat het Ministerie van Financiën zelf van onjuiste veronderstellingen uitgaat bij zijn berekeningen over de financiële effecten van de BU-regeling.

Verschillen oude en nieuwe BU-regeling

De belangrijkste verschillen tussen de oude en nieuwe BU-regeling zijn de volgende:
In de oude regeling kon iedereen met een inkomen in de eerste twee belastingschijven (tot E 28.851 in 2003)die ook in het voorgaande jaar aftrek BU had de totale aftrekbare ziektekosten vermenigvuldigen met een factor 1,25; had men in de twee voorgaande jaren aftrek BU dan kon men de aftrekbare ziektekosten vermenigvuldigen met een factor 1,5. In de nieuwe regeling kunnen mensen met een zelfde inkomen alleen op de zogenaamde specifieke uitgaven die samenhangen met chronische ziekte of handicap een vermenigvuldigingsfactor toepassen, en wel van 1,65. Deze specifieke uitgaven betreffen: eigen uitgaven aan hulpmiddelen, inclusief medicijnen, dieetkosten, vervoerskosten voor geneeskundige hulp en sociaal vervoer, extra gezinshulp, kosten voor kleding en beddengoed en eigen bijdragen voor extramurale en intramurale AWBZ-zorg. Mensen tot 65 jaar, voor zover deze niet in aanmerking komen voor arbeidsongeschiktheidsaftrek, kunnen zowel in de oude als nieuwe BU- regeling in aanmerking komen voor het chronisch zieken forfait (E 776 in 2004), bedoeld als tegemoetkoming in de extra kosten van levensonderhoud die samenhangen met chronische ziekte. In de oude regeling kwam iedereen die in de voorgaande twee jaren aftrek BU had daarvoor in aanmerking. In de nieuwe regeling komen alleen mensen met specifieke uitgaven voor zover deze hoger zijn dan E 307 in aanmerking.

Deze wijzigingen, ingaande 2004, waren bedoeld om het oneigenlijk gebruik van de vermenigvuldigingsfactoren en van het chronisch zieken forfait door mensen die niet-chronisch ziek of gehandicapt zijn terug te dringen. Chronisch zieken en gehandicapten met (relatief hoge) specifieke ziekte- uitgaven zouden daarentegen een hogere fiscale aftrek krijgen. De wijziging zou geen extra geld kosten, het zou gaan om een budgetneutrale herverdeling van een bedrag van circa E 80 miljoen dat tot dan gemoeid was met de vermenigvuldigingsfactoren en het chronisch zieken forfait (bij de novelle van december 2003 uitgebreid met een extra bedrag van E 24 miljoen). De fiscale afbakening van chronisch zieken en gehandicapten aan de hand van genoemde specifieke uitgaven was afkomstig van de CG-Raad. De uitwerking van de regeling door het Ministerie van Financiën week echter op belangrijke punten af van het voorstel van de CG-Raad. Het gevolg hiervan is volgens de CG-raad dat weliswaar het oneigenlijke gebruik wordt teruggedrongen maar dat tegelijk ook chronisch zieken en gehandicapten er in grote meerderheid financieel op achteruit gaan. De CG-Raad heeft hier al bij de totstandkoming van de wetswijziging eind 2003 op gewezen en dit vervolgens in 2004 bij diverse gelegenheden met een groot aantal rekenvoorbeelden onderbouwd. Volgens de CG-Raad zou de nieuwe regeling dan ook een aanzienlijke bezuiniging inhouden.
Een simpele rekensom over de belangrijkste wijziging van de BU-regeling wijst dit al duidelijk uit. De specifieke uitgaven vertegenwoordigden in 2003 15% van alle aftrekbare ziektekosten. In de nieuwe regeling mag men deze vermenigvuldigen met een factor 1,65. In de oude regeling mocht men na
2 jaar alle aftrekbare ziektekosten (100%) vermenigvuldigen met een factor
1,5. Dit betekent dat, om macro tot een gelijke uitkomst te komen, de vermenigvuldigingsfactor verhoogd zou moeten worden van 1,65 tot een factor 10 (100% x 1,5 = 15% x 10). Hierbij moet dan nog gecorrigeerd worden voor de gevolgen van het gewijzigde chronisch zieken forfait.

Het Ministerie van Financiën houdt tot nu toe staande dat de nieuwe regeling wel een verbetering is voor mensen met (relatief hoge) specifieke uitgaven. Financiën onderbouwt dit vooral met cijfers over de budgettaire kosten van de nieuwe regeling t.o.v. de oude regeling, waaruit zou blijken dat de wetswijziging budgetneutraal is. Financien veronderstelt daarbij - zonder daarvoor aannemelijke gegevens aan te dragen - dat aanzienlijk meer mensen in aanmerking komen voor aftrek van buitengewone uitgaven vooral dankzij het nieuwe chronisch zieken forfait. Bij het tot stand komen van de nieuwe BU-regeling is echter ook Financien er van uitgegaan dat met de nieuwe BU-regeling minder mensen in aanmerking zouden komen voor het chronisch zieken forfait. Voor de wijziging van het chronisch zieken forfait werd bij de 6e nota van wijziging van Belastingplan 2004 dan ook een besparing ingeboekt van E 10 miljoen. De CG-Raad heeft goede gronden om te stellen dat de nieuwe BU-regeling juist minder mensen in aanmerking in aanmerking laat komen voor aftrek van buitengewone uitgaven in verband met ziekte.

Ontrechte kritiek op SEO-onderzoek

Volgens SEO kwam in 2003 2/3 van de chronisch zieken in aanmerking voor aftrek van BU. Het aantal chronisch zieken dat in aanmerking komt voor aftrek BU in de nieuwe BU-regeling blijft gelijk aan het aantal dat onder de oude regeling voor aftrek in aanmerking komt.
Deze uitkomst staat haaks op de bewering van Financiën dat het aantal personen dat voor aftrek BU in aanmerking komt onder de nieuwe regeling sterk zal toenemen. De veronderstelde toename zou zich juist moeten voordoen onder chronisch zieken en gehandicapten omdat in de nieuwe regeling algemene ziektekosten niet meer in aanmerking komen voor de vermenigvuldigingsfactoren en het chronisch zieken forfait. Alleen specifieke uitgaven, waarvan aangenomen wordt dat die samenhangen met chronische ziekte of handicap kwalificeren immers in de nieuwe regeling voor deze faciliteiten. In zijn reactie op deze cruciale uitkomst gaat het Ministerie van Financiën aan deze uitkomst min of meer voorbij. Wanneer het aantal chronisch zieken dat profiteert van de nieuwe BU-regeling onder chronisch zieken al niet toeneemt, dan kan men concluderen dat voor niet- chronisch zieken de toegang tot de nieuwe BU-regeling sterk afneemt, zoals overigens ook de bedoeling was van de wetswijziging.

Een tweede belangrijke uitkomst van het SEO-onderzoek is dat onder de nieuwe BU-regeling chronisch zieken gemiddeld een lagere aftrek hebben (E 159). Maar liefst 44% van de chronisch zieken gaat er gemiddeld E 479 op achteruit. De groep chronisch zieken die er op vooruit gaat is bijna 10% (36%) kleiner, en de gemiddelde vooruitgang bedraagt E 166. De groep die er op achteruit gaat levert dus een veel hoger bedrag in dan de groep die er op vooruit gaat er gemiddeld bij krijgt. Ook hier kan gesteld worden dat voor niet-chronisch zieken, die over het algemeen minder vaak en/of minder hoge specifieke uitgaven hebben, de achteruitgang nog veel groter moet zijn qua aantal mensen en hoogte van de aftrek.
Deze uitkomsten kunnen niet anders uitgelegd worden dan dat de nieuwe BU- regeling over de hele linie een aanmerkelijke achteruitgang is en dus een flinke bezuiniging oplevert.

De methodologische bezwaren van Financiën hebben betrekking op een noodzakelijke veronderstelling die de onderzoekers bij hun berekening hebben gemaakt. Om de verschillen tussen de oude en nieuwe BU-regeling te berekenen moet men voor de oude BU-regeling nagaan of men ook in de voorgaande twee jaren aftrek BU had, omdat men dan in aanmerking komt voor de oude vermenigvuldigingsfactor van 1,5 en het chronisch zieken forfait. Voor niet alle respondenten was dit bekend. Voor de respondenten voor wie dit niet bekend was is door SEO verondersteld, dat men ook in voorgaande jaren aftrek BU had, wanneer men met standaard ziektekosten (d.w.z. alle niet-specifieke ziekte-uitgaven, in de praktijk vooral de premie voor de ziektekostenverzekering) al de drempel (11,2%van het belastbaar inkomen) haalt voor aftrek van BU. Omdat dit doorgaans vaste en blijvende uitgaven zijn, is dit een realistische veronderstelling. Een zeer groot deel van de mensen met aftrek BU, naar schatting zo'n 60-70%, haalt met enkel deze standaard ziektekosten de drempel. De overige, vaak van jaar op jaar fluctuerende ziekte-uitgaven spelen dan geen rol om de drempel te halen. De reactie van Financiën dat deze veronderstelling er toe zou leiden dat de negatieve inkomensgevolgen voor een zeer groot deel fictief zouden zijn, omdat daarmee uitsluitend de maximale negatieve inkomensgevolgen zichtbaar zouden worden, is niet staande te houden. Deze negatieve effecten zijn namelijk aan te merken als structurele effecten. De onderzochte respondenten betreffen chronisch zieken die in 2003 in aanmerking kwamen voor aftrek BU. Van een deel van deze groep is bekend dat zij ook in 2002 en 2001 aftrek van BU hadden. Voor dat deel waarvan dit niet met zekerheid bekend is, is dit op grond van hun standaard ziektekosten alleszins aannemelijk.

Maar zelfs wanneer dit laatste niet voor alle respondenten zou gelden, dan maakt dit voor de structurele inkomensgevolgen weinig verschil. Immers in 2004 zou de groep chronisch zieken die pas vanaf 2003 recht heeft op aftrek BU onder de oude BU-regeling tenminste in aanmerking komen voor de vermenigvuldigingsfactor 1,25 en in 2005 voor de oude vermenigvuldigingsfactor 1,5, plus (groep tot 65 jaar, voor zover geen recht op arbeidsongeschiktheidsaftrek) voor het oude chronisch zieken forfait. M.a.w. bij een vergelijking van de inkomensgevolgen en de budgettaire gevolgen van de oude en nieuwe BU-regeling gaat het om de structurele effecten. Deze worden door het onderzoek zichtbaar gemaakt. En de uitkomsten van deze analyse zijn, dat kan niet ontkend worden, zeer onthullend.
Bij het voorgenomen eigen onderzoek van Financiën op basis van een steekproef uit de aangiften over 2004, betreft de grootste groep, die circa
1 miljoen mensen met aftrek BU vertegenwoordigt, mensen die niet chronisch ziek of gehandicapt zijn (circa 600.000 gehandicapten en chronisch zieken hebben aftrek BU). Voor deze omvangrijke groep niet-chronisch zieken en niet-gehandicapten zullen de negatieve inkomensgevolgen van de nieuwe BU- regeling nog veel dramatischer zijn, omdat bij deze groep de specifieke uitgaven veel minder voorkomen en deze nu juist bepalend zijn voor de mate van achteruitgang in de nieuwe BU-regeling.