Ministerie van Buitenlandse Zaken

Verslag van de Iraanse ambassadeur inzake het onderzoek naar de behandeling van mevrouw Farah Karimi op het vliegveld van Teheran op 10 mei 2005


- Tijdens het recente bezoek aan Nederland van de Iraanse minister van Buitenlandse Zaken, stelde mw. Karimi een van de leden van zijn delegatie ervan op de hoogte dat zij binnenkort een familiebezoek aan Iran zou brengen.
- Mw Karimi had Iran al enige malen eerder bezocht. Zij had zich toen bezig gehouden met activiteiten op mensenrechtengebied. De Iraanse autoriteiten hadden daarin nooit aanleiding
- gezien haar daarop aan te spreken.

- Bij dit bezoek was ze opnieuw bij dergelijke activiteiten betrokken. Ditmaal echter had zij tevens getracht informatie in te winnen omtrent Iran's nucleaire installaties en activiteiten; een buitengewoon gevoelige aangelegenheid van nationale en internationale veiligheid. De combinatie van een en ander riep verdenkingen op omtrent haar motieven.
- Iran streeft naar transparantie op nucleair gebied. Dit is echter streng gereglementeerd in het kader van het IAEA, wat het mogelijk maakt vertrouwelijke aspecten te rapporteren en de vertrouwelijkheid van die informatie te garanderen. Deze vertrouwelijkheid is belangrijk voor het bestrijden van proliferatie van massavernietigingswapens en van mogelijk misbruik van de informatie door terroristische organisaties. Aangezien het verzekeren van deze vertrouwelijkheid de verantwoordelijkheid is van Iran's Ministerie van Inlichtingen, bleef het feit dat mw. Karimi navraag deed naar nucleaire zaken niet onopgemerkt.
- Het Iraanse Ministerie van Inlichtingen zag geen aanleiding haar hiermee te confronteren terwijl zij nog in Iran was, omdat het de rest van haar bezoek niet wilde verstoren. Echter, het Ministerie wilde haar niet het land laten verlaten zonder haar beleefd te kennen te geven dat haar navraag bij niet-officiele instanties naar nucleaire aangelegenheden bezorgdheid had opgeroepen omtrent de ware bedoelingen van haar bezoek en om duidelijk te maken dat zij zich tijdens toekomstige prive bezoeken van het inwinnen van dergelijke informatie zou dienen te onthouden.
- Daarom is zij bij haar vertrek op het vliegveld van Teheran hierover aangesproken door een medewerker van het Iraanse Ministerie van Inlichtingen. Hierbij zij aangetekend dat dit gebeurde nadat zij de paspoortcontrole was gepasseerd en voordat zij de vliegveiligheidscontrole aan de 'gate' moest ondergaan, die voor alle reizigers vereist is voordat zij aan boord mogen gaan. De medewerkers van de paspoortcontrole en van de vliegveiligheidscontrole wisten niet dat mw. Karimi lid is van het Nederlandse parlement. Het Iraanse Ministerie van Inlichtingen was hiervan wel op de hoogte maar had die kennis niet gedeeld met de beide andere instanties.
- Bij de veiligheidscontrole aan de 'gate' had mevrouw Karimi een damestas bij zich en enkele andere kleine tassen. Toen de vrouwelijke veiligheidsinspecteur vroeg haar damestas te laten controleren, weigerde mw. Karimi en werd boos op de inspecteur.
- Mevrouw Karimi beriep zich hierbij op haar status als lid van het Nederlandse parlement. Aangezien zij op een Iraans paspoort reisde, waaruit deze status niet kan worden opgemaakt, hielden de inspecteurs vast aan hun verzoek haar handbagage te contoleren, waarna zij die opende in overeenstemming met de geldende voorschriften en de inhoud doorzochten. Daarna mocht mw. Karimi aan boord van het vliegtuig en naar Nederland terugkeren.
- De veiligheidsautoriteiten van het vliegveld stellen dat vliegveiligheid hun hoogste prioriteit is. Zij ontkennen dat mw. Karimi werd mishandeld. Er zijn overigens geen aanwijzingen als zouden adressen en telefoonnumers en dergelijke uit mw. Karimi's handtas zijn genomen en gekopieerd. De Iraanse autoriteiten wijzen de mogelijkheid dat adressen en telefoonnummers uit mw. Karimi's tas werden genomen en gekopieerd om meerdere redenen van de hand; a) zij waren niet van waarde voor de veiligheidsautoriteiten van het vliegveld, b) de veiligheidsautoriteiten van het vliegveld wisten niet wie mw. Karimi was, c) als het Ministerie van Inlichtingen had gemeend dergelijke informatie nodig te hebben, zou het andere, reguliere procedures ter beschikking hebben gehad om die te krijgen zelfs zonder dat mw. Karimi dat zou hebben gemerkt.
- Iran wenst geen afbreuk te doen aan de contacten met mw. Karimi en meent dat zij een belangrijke rol zou kunnen spelen bij het bevorderen van de betrekkingen tussen Iran en Nederland.


---- --