Vraag 1 (CDA)
Tekort lagere overheden in relatie tot
overheveling taken. Wat is de relatie tussen de
bouwplannen van de gemeenten en de ontwikkeling
van het EMU-tekort.
Antwoord
In het kader van de vierjaarlijkse evaluatie van
de normeringsystematiek van de gemeente- en
provinciefinanciën, die in 2006 plaatsvindt,
zullen varianten worden uitgewerkt voor een
structureel early warning-systeem rond het
EMU-tekort van de lokale overheid. Les van de
afgelopen periode is vooral geweest dat pas in
een laat stadium er signalen kwamen dat de
positieve bijdrage die de lokale overheid
leverde aan het EMU-tekort aan het omslaan was
in een tekort. Eerste vereiste om zo'n early
warning-systeem te laten werken is een
verbetering van de informatievoorziening.
Daartoe worden nu de benodigde stappen gezet,
door EMU-saldo informatie standaard in de
begroting van gemeenten en provincies op te
nemen en door een verbetering van de IV-3
rapportages aan het CBS. Bij de uitwerking van
het structurele systeem zal voorts gebruik
worden gemaakt van de afspraken uit het
bestuurlijk akkoord van september jl. en het
advies van die een externe commissie heeft
uitgebracht.
Uitgangspunt bij de overheveling van taken van
het rijk naar de gemeenten en provincies is die
van budgettaire neutraliteit. Hier gaat in
principe dan ook geen negatief effect vanuit op
het EMU-saldo van de lokale overheid. Uit de
analyse blijkt dat de verslechtering van het
tekort van de lokale overheid vooral valt toe te
schrijven aan een toename van de gemeentelijke
investeringen, een toename van de aankoop van
grond en het bouwrijp maken daarvan en een
terugloop in de verkoop van grond. De
bouwplannen zijn niet negatief beïnvloed door de
normering van het tekort van de lokale overheid.
Op voorhand is hiervoor een uitzondering
gemaakt. Bovendien is in het voorjaar besloten
dat nadere maatregelen achterwege kunnen blijven
nu het tekort van de overheid als geheel weer
binnen de signaalwaarde van 2,5% uit het
Hoofdlijnenakkoord is gekomen.
Vraag 2 (CDA)
In hoeverre blokkeert de fijnstofregeling de
bouwplannen van de lokale overheden. Er zou ca.
7,5 mld aan bouwplannen op de plank blijven
liggen. Moet je niet de regio vergroten?
Antwoord
De normen voor luchtkwaliteit (fijn stof en NOx)
worden momenteel in Nederland op veel plekken
overschreden. Bij nieuwe projecten, zoals
bijvoorbeeld wegverbredingen of de aanleg van
nieuwe bedrijventerreinen, nemen de emissies
toe, reden voor de Raad van State om dergelijke
projecten tegen te houden. Daar waar bouwplannen
van de lokale overheid tot toename van de
emissies leiden levert dit eveneens problemen
op. De omvang van de bouwplannen die hierdoor op
de plank blijven liggen is nu niet bekend, het
ministerie van VROM is momenteel bezig met een
uitgebreide inventarisatie van projecten en
bouwplannen waarbij de luchtkwaliteit een
probleem is.
In het nieuwe Besluit Luchtkwaliteit is de
zogenaamde saldobenadering opgenomen. Deze
benadering houdt in dat als een beperkte, lokale
toename van de emissies wordt gecompenseerd door
de afname in een groter gebied (een grotere
regio) dit geen reden zou moeten zijn om
projecten niet door te laten gaan. Het saldo van
de emissies is dan immers een afname.
Vraag 3 (CDA)
Premieverlaging WW en WAO (niet hoger dan
kostendekkend) vanwege hoge vermogens UWV. Wat
is het effect op het EMU-saldo?
Vraag 4 (CDA)
Is verlaging WAO en WW premies EMU-relevant?
Antwoord
Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen
stroom- en voorraadgrootheden. Het inkomenssaldo
is het jaarlijkse saldo van de premie-inkomsten
en de uitgaven van een sociaal fonds. Dit is een
stroomgrootheid en relevant voor het EMU-saldo.
Een positief inkomenssaldo leidt tot een toename
van het vermogenssaldo (en omgekeerd). Het
positieve c.q. negatieve vermogen van een fonds
is een voorraadgrootheid en als zodanig niet
relevant voor het EMU-saldo, maar wel voor de
EMU-schuld.
Voor volgend jaar worden op basis van de huidige
ramingen inkomenssaldi voorzien bij de
werknemersverzekeringen die zich rond de 0
bevinden. Wel is nog sprake van forse
vermogensoverschotten van bijna 7 miljard. De
inkomens- en vermogenssaldi bij de sociale
fondsen zijn echter het resultaat van
besluitvorming uit het verleden. Zo zijn in het
afgelopen jaar bijvoorbeeld premieverhogingen
gebruikt voor dekking van het VPB-pakket, het
niet doorgaan van de versnelde afschaffing SPAK
en voor dekking van het overgangsrecht bij
VUT/prepensioen (grondslageffect, geen
premieverhoging). Het teruggeven van de
overschotten zou dus als het ware betekenen dat
met terugwerkende kracht de dekking voor deze
maatregelen weer terug zou worden gedraaid.
Voor volgend jaar worden momenteel dus geen
grote inkomenssaldi geraamd. Over een langere
periode bezien, is het echter aannemelijk dat de
premies zich nog iets boven lastendekkend niveau
bevinden, omdat de uitgaven zich als gevolg van
de laagconjunctuur op een relatief hoog niveau
bevinden.
Vraag 5 (CDA)
Graag een reactie van de minister op de
mogelijkheid om indexleningen af te geven door
de agent voor financiering buffer
pensioenfondsen.
Antwoord
Het Agentschap van het ministerie van Financiën
is verantwoordelijk voor optimale dekking van de
financieringsbehoefte van de Staat en voor een
zorgvuldig beheer van de staatsschuld. De
'financiering buffer pensioenfondsen' is niet
als expliciet doel geïdentificeerd. Het
Agentschap analyseert continu de optimale
financieringsmogelijkheden. In theorie zou ook
gebruik gemaakt kunnen worden van indexleningen
(bijvoorbeeld gekoppeld aan de Nederlandse
CPI-inflatie). Bij de beoordeling van de
wenselijkheid van de uitgifte van indexleningen
speelt een groot aantal overwegingen, zoals: de
verwachte rentelasten; de verwachte omvang van
het inflatierisico dat de Staat op zich zou
nemen; de verwachte invloed op de volatiliteit
van de rentelasten en op de volatiliteit van het
EMU-saldo; en de verwachte vraag naar
indexleningen. Vanwege deze complexiteit is de
beslissing om al dan niet over te gaan tot de
uitgifte van indexleningen geen eenvoudige en
dit vergt vele complexe berekeningen. Momenteel
wordt hieraan gewerkt. Ik ben gaarne bereid de
Kamer hierover op enig moment nader te
informeren.
Overigens hebben landen als Zweden en Frankrijk,
die al indexleningen uitgaven, recent
aangekondigd de omvang van de geplande uitgifte
van indexleningen terug te brengen, vanwege een
gebrek aan vraag.
Vraag 6 (CDA)
Deregulering en administratieve lasten
(REA-advies). Wanneer is de takenanalyse van het
kabinet gereed?
Antwoord
Het kabinet streeft ernaar om de uitkomst van de
takenanalyse rond Prinsjesdag aan de Kamer te
doen toekomen.
Vraag 7 (CDA)
Hoe gaat het kabinet de aangenomen moties over
de monumentenzorg uitvoeren? (Kanjermonumenten)
Antwoord
De problematiek van de kanjermonumenten is het
kabinet bekend. De afgelopen jaren is gericht in
het restaureren van de Kanjers geïnvesteerd.
Afgelopen najaar heeft het kabinet nog 20
miljoen euro uitgetrokken om in 2005 verder te
kunnen werken aan de monumenten die in de
steigers staan. Deze werkzaamheden zijn nu in
volle gang. In het najaar zal het kabinet, mede
in het licht van de genoemde moties, bezien hoe
om te gaan met de resterende
restauratieachterstand.
Vraag 8 (CDA)
Wanneer komt de notitie over werken boven 65
jaar waar ik eerder om gevraagd heb?
Antwoord
Aangenomen wordt dat de heer De Nerée tot
Babberich doelt op de toezegging van de
staatssecretaris van Financiën om de fiscale
mogelijkheden ter bevordering van de
arbeidsparticipatie van ouderen in kaart te
brengen. Inmiddels is besloten om de uitkomsten
van de adviesaanvragen aan de Stichting van de
Arbeid, de SER en aan relevante
belangenorganisaties, zoals de ouderenbonden,
ten aanzien van het wegnemen van belemmeringen
bij het doorwerken na 65 jaar, bij de gevraagde
notitie te betrekken. De notitie zou dan, gezien
het voorziene tijdpad van de adviesaanvragen, in
het najaar gereed kunnen zijn.
Vraag 9 (Christen Unie)
Volgens de University of York bungelt Nederland
onderaan de lijst wat betreft gezinsbeleid, rond
plek 24. Is hier al verbetering in opgetreden?
Antwoord
Deze vraag zal schriftelijk worden beantwoord
door de staatssecretaris van VWS.
Vraag 10 (Christen Unie)
Welke concrete maatregelen neemt het kabinet
m.b.t. de kinderkorting per kind?
Antwoord
Tijdens het Algemeen Overleg van 1 december 2004
met de vaste Commissie voor Sociale Zaken en
Werkgelegenheid heeft de staatssecretaris van
Financiën toegezegd om uiterlijk in het
Belastingplan 2006 in te gaan op de voor- en
nadelen van een kinderkorting per kind.
Vraag 11 (Christen Unie)
Wat is bekend over de accijns vrijstelling bio
brandstoffen? Wanneer is de achterstand op
andere landen ingelopen?
Antwoord
In de Nota Verkeersemissies is aangegeven dat
het kabinet een uiterste inspanning zal
verrichten om in 2006 een stimuleringsregeling
voor biobrandstoffen in te voeren. Inmiddels is
goede voortgang geboekt met het onderzoek naar
de mogelijke invulling van een dergelijke
regeling. Momenteel wordt nog onderzocht op
welke wijze de financiering van de
stimuleringsregeling kan plaatsvinden. Het
streven van het Kabinet is om in het
Belastingplan 2006 duidelijkheid te geven over
vorm en financiering van de regeling. In 2005
heeft zich - mede naar aanleiding van de motie
Crone c.s. (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 767,
nr. 50) - een beperkt aantal belanghebbenden
gemeld met specifieke projecten voor
biobrandstoffen. In twee gevallen zal,
vooruitlopend op de totstandkoming van de
hiervoor genoemde stimuleringsregeling, nog in
2005 vrijstelling van accijns worden verleend.
De vraag of met deze stimuleringsregeling de
achterstand op andere landen zal worden
ingelopen is moeilijk te beantwoorden. Een
beperkt aantal landen heeft traditioneel vanuit
een landbouwbelang een gunstig fiscaal beleid
voor biobrandstoffen. In veel gevallen wordt in
deze landen de 2% vervanging nog niet
gerealiseerd. Andere landen kennen - net als
Nederland - op dit moment nog geen
stimuleringsregeling. Als Nederland in 2006 een
vervanging van fossiele brandstoffen door 2%
biobrandstoffen kan realiseren, zal Nederland de
achterstand op een groot aantal landen hebben
ingelopen.
Vraag 12 (Groen Links)
WIA. Hoe zit het met het eigen risicodragerschap
in het hybride model?
Antwoord
In de brief van de 22 juni jl. (SV/A&L/05/47352)
bevestigt de minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid nogmaals dat in de ogen van het
kabinet een stelsel van keuzevrijheid de beste
uitgangspositie biedt voor een efficiënte en
effectieve uitvoering. Tegelijkertijd realiseert
het kabinet dat uitvoering van het stelsel van
keuzevrijheid uitvoeringstechnisch hoge eisen
stelt en voor de ontwikkeling van de
werkgeverslasten niet zonder risico's is. Daarom
kiest het kabinet voor implementatie van het
level playing field in 2007 ('hybride model').
Voor het jaar 2006 betekent dit voor het eigen
risico dragen dat de bestaande mogelijkheid om
eigen risico drager te zijn gecontinueerd
worden. Dit wil zeggen dat grote werkgevers in
2006 voor de WGA eigen risicodrager kunnen
worden voor de WGA-lasten van de eerste vier
jaar. Degenen die thans reeds voor de WAO eigen
risicodrager zijn, worden van rechtswege
eigenrisicodrager WGA, tenzij ze aangeven dit
niet te wensen.
Vanaf 2007 kunnen werkgevers - ongeacht hun
omvang - eigenrisicodrager worden voor de WGA.
Zij kunnen de WGA-lasten dan zelf dragen of er
voor kiezen zich privaat te verzekeren. Bij het
eigen risico dragen worden alle WGA-uitkeringen
betrokken met uitzondering van de
loonaanvullingen boven de
WGA-vervolguitkeringen. De duur van eigen risico
dragen met ingang van 2007 zal tijdig in 2006
nader worden bepaald.
In de structurele situatie na de
stelselwijziging kunnen grote bedrijven
daarnaast conform de huidige wet-en
regelgeving ervoor kiezen om de eerste
vierjaarslasten van de WAO- en
IVA-uitkeringen zelf te dragen. Kleine bedrijven
kennen die mogelijkheid voor eigen risico dragen
niet. Voor hen zullen genoemde lasten op
sectorniveau worden verevend.
Vraag 13 (Groen Links)
WIA. Heeft de minister een blanco cheque voor de
kapitaaldekking afgegeven?
Antwoord
Nee. Afgesproken is dat bedrijven die bij het
UWV blijven niet geconfronteerd worden met een
lastenverzwaring. Dit gebeurt op basis van een
raming van het aantal bedrijven dat uittreedt.
De wijze van compensatie staat nog open. De
gevolgen voor het EMU-saldo en het lastenbeeld
zullen worden betrokken bij de besluitvorming
voor 2007.
Vraag 14 (SP)
Graag een reactie van het kabinet op de gedachte
om de kinderbijslag inkomensafhankelijk te
maken?
Antwoord
Het kabinet is van oordeel dat het wenselijk is
om, naast de inkomensafhankelijk vormgegeven
fiscale kinderkorting(en), een
inkomensonafhankelijk instrument te hebben in de
vorm van kinderbijslag die ouders een
basistegemoetkoming biedt in de kosten voor
kinderen. Hiermee wordt een belangrijke bijdrage
geleverd aan het verminderen van de verschillen
in welvaartsniveau tussen gezinnen met en
gezinnen zonder kinderen, ongeacht het
inkomensniveau.
Vraag 15 (SP)
Kan het kabinet aangeven wanneer
verpleeghuiszorg op iets extra's kan rekenen?
Antwoord
In februari dit jaar is besloten tot
intensivering van toezicht op verpleeghuizen en
de verzorgingshuizen met een verpleegunit.
Daarbij zijn 100 instellingen bezocht die zijn
geselecteerd op basis van de eerste fase van het
gefaseerd gelaagd toezicht. Van deze bezochte
instellingen is nog géén instelling in
aanmerking gekomen voor verscherpt toezicht van
de inspectie (zie ook de brief over rapportage
kwaliteitsbeleid langdurige zorg van 17 juni
2005).
De heer Kennedie heeft in zijn rapport "Waarde,
waardering, waardigheid" aanbevolen om meer
gedifferentieerd naar product te bekostigen. Het
ene verpleeghuis blijkt goed uit te kunnen komen
met de beschikbare budgetten en daarvoor
kwalitatief goede zorg te leveren, het andere
minder. Daarnaast concludeert hij dat het op dit
moment niet goed mogelijk is om de financiële
huishouding van verpleeghuizen onderling te
vergelijken. Ook is met het huidige
bekostigingssysteem financiering naar
zorgzwaarte niet mogelijk. Vooruitlopend op de
invoering van functiegerichte bekostiging wordt
in 2006 een budget geoormerkt ten behoeve van de
zorgkantoren waarmee zij instellingen in
voorkomende gevallen kunnen compenseren voor
zorgzwaarte. Het gaat hierbij om ¤ 40 mln.
Voorwaarde voor een beroep op deze financiering
is dat verpleeghuizen op basis van zgn.
intramurale zorgarrangementen aantonen dat er
sprake is van gemiddeld zwaardere zorg. Het
kabinet concludeert op basis van de huidige
inzichten dat het structureel mogelijk moet zijn
om binnen de financiële randvoorwaarden goede
zorg te verlenen.
Vraag 16 (SP)
Graag een analyse en diagnose van de
bezuinigingen, meevallers en extra geld op het
onderwijs?
Antwoord
Onderwijs is een prioriteit van dit kabinet,
hetgeen ook budgettair vertaald is. Het kabinet
pakt specifieke knelpunten aan en intensiveert
daar waar de kenniseconomie er om vraagt. Sinds
de onderwijsenveloppe van Balkenende I tot en
met deze Voorjaarsnota wordt er per saldo op de
OCW-begroting ca ¤ 275 miljoen geïntensiveerd in
2005 oplopend naar ruim ¤ 900 mln in 2007.
Daarnaast is uit hoofde van het Paasakkoord een
cumulatief bedrag van 500 miljoen ter
beschikking gesteld voor kennisprojecten
gefinancierd uit de meevaller bij de FES
inkomsten.
Vraag 17 (D66)
Is er een wijziging in de
financieringssystematiek van het MEP mogelijk?
Kan er niet een dekking uit de aardgasbaten
komen?
Antwoord
Recentelijk is de MEP omgezet van een open einde
regeling in een geplafonneerde regeling. Het
kabinet ziet geen aanleiding dit wederom te
wijzigen. Voor de verdeling van aardgasbaten
heeft het kabinet afspraken gemaakt; deze komen
ten gunste van het FES en het EMU-saldo.
Ministerie van Financiën