Tweede Kamer der Staten Generaal

TOESPRAAK VOORZITTER TWEEDE KAMER
OP VETERANENDAG, WOENSDAG 29 JUNI 2005

Koninklijke Hoogheid, geachte veteranen, dames en heren,

Als Voorzitter van de Tweede Kamer beschouw ik het als een grote eer u toe te mogen spreken op deze eerste Nederlandse Veteranendag. Het initiatief tot de instelling van een jaarlijkse Veteranendag vloeit onder meer voort uit een motie, die in november 1996 door de Tweede Kamer is aangenomen. De invoering van deze jaarlijkse Nederlandse Veteranendag geniet brede steun in de Kamer.

De keuze voor de datum, 29 juni, geeft terecht blijk van het grote respect voor de wijze waarop Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard zich altijd heeft ingezet voor de veteranen. Tijdens de defilé's in Wageningen op 5 mei, waar ik de afgelopen jaren bij aanwezig mocht zijn, kon ik van zeer nabij getuige zijn van de sterke band die er bestond tussen Prins Bernhard en de veteranen.

Deze veteranendag onderstreept de maatschappelijke en politieke erkenning voor de bijdrage die u, geachte veteranen, als militair, heeft geleverd (en ik citeer nu uit de Grondwet): "ten behoeve van de verdediging en bescherming van de belangen van het Koninkrijk, alsmede ten behoeve van de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde." In de Tweede Kamer bestaat grote waardering voor het vaak risicovolle en moeilijke werk van de Nederlandse militairen in het buitenland.

De Tweede Kamer is een steeds grotere rol gaan spelen in de besluiten om Nederlandse militairen uit te zenden ten behoeve van 'vredesoperaties', zoals dat toen nog werd genoemd. Nu spreken we van 'crisisbeheersingsoperaties'. Uit die verandering van terminologie blijkt al dat het bij de uitzending van militairen niet alleen gaat om klassieke vredesoperaties, waarbij militairen toezien op de naleving van een wapenstilstand of een vredesovereenkomst. In toenemende mate werden, en worden Nederlandse militairen uitgezonden ten behoeve van operaties waarbij de vrede nog moet worden afgedwongen. Omdat vredesafdwingende operaties meer risico's kunnen opleveren voor de uitgezonden militairen, velen van u zullen dat uit eigen ervaring kunnen bevestigen, dienen regering en parlement bij de besluitvorming hierover uiteraard de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht te nemen.

De formele basis voor de eigen verantwoordelijkheid van het parlement bij het uitzenden van Nederlandse militairen ligt in het nieuwe Grondwetsartikel 100, dat sinds juli 2000 van kracht is. Op grond van dit artikel dient de regering het parlement "vooraf inlichtingen te verschaffen over de inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde".

Deze wijziging van de Grondwet is niet zonder slag of stoot tot stand gekomen. Vanuit de Tweede Kamer nam vanaf de Golfoorlog in 1991 de druk op de regering toe om de betrokkenheid van de Kamer bij de besluitvorming over uitzendingen in een meer formele regeling vast te leggen, zeker ook omdat het aantal uitzendingen in het begin van de jaren negentig sterk toenam.

Er is tussen Kamer en regering ook gesproken over de criteria op basis waarvan een besluit wordt genomen over het uitzenden van Nederlandse militairen. Mede op basis van de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie 'besluitvorming uitzendingen' onder voorzitterschap van het Kamerlid Bert Bakker, heeft de regering in 2001 een nieuw Toetsingskader vastgesteld. In dit Toetsingskader wordt nagegaan of het verantwoord is dat Nederland aan een bepaalde internationale operatie deelneemt. Een belangrijk aandachtspunt is de veiligheid van de uit te zenden militairen.

Vanzelfsprekend blijft de Kamer ook tijdens de uitzendingen aandacht houden voor het wel en wee van de uitgezonden militairen. Regelmatig brengt de commissie voor Defensie met dit doel een werkbezoek aan eenheden in het buitenland, waarbij gesprekken met uitgezonden militairen een zeer belangrijk onderdeel van het programma zijn.

De Enquêtecommissie Srebrenica heeft in haar in januari 2003 verschenen rapport onder meer gekeken naar de nazorg die is verleend aan de militairen die in Srebrenica waren gelegerd, met name de leden van Dutchbat 3. De enquêtecommissie kwam tot de conclusie "dat de nazorg van Dutchbat op een aantal punten tekort is geschoten" en pleitte voor blijvende aandacht bij het Ministerie van Defensie voor zowel de nazorg als voor een adequate voorbereiding van de militairen op uitzendingen. Het grote belang hiervan is nog eens gebleken uit de recente publicatie "Herinneringen aan Srebrenica", waarin 171 militairen hun verhaal doen. Uit deze publicatie blijkt dat vele Nederlandse militairen die tien jaar geleden in Srebrenica waren, psychologische hulp nodig hebben gehad.

Het onderwerp nazorg is de afgelopen jaren vaak aan de orde geweest in de Tweede Kamer. Ditzelfde geldt voor het veteranenbeleid in meer brede zin. De Tweede Kamer heeft zich de afgelopen jaren ingezet om de positie van de veteranen te verbeteren. Dit heeft onder meer geleid tot het instellen van een 'draaginsigne' voor alle veteranen, een symbolisch maar daarom niet minder belangrijke blijk van maatschappelijke erkenning van de veteranen.

Vorige week heeft de vaste commissie voor Defensie uitvoerig gedebatteerd met de staatssecretaris van Defensie over diens Nota Veteranenbeleid. Tijdens dit debat zijn zes moties ingediend, waarin de regering wordt verzocht de nazorg voor militairen te verbeteren en de positie van veteranen te verbeteren. Gisteren heeft de Tweede Kamer deze moties met een zeer ruime meerderheid van stemmen aangenomen.

Geachte aanwezigen,

Ik heb geprobeerd duidelijk te maken dat de Tweede Kamer de afgelopen jaren in ruime mate aandacht heeft gehad voor de deelname van Nederlandse militairen aan operaties in het buitenland en voor de positie van Nederlandse veteranen. Ik spreek de hoop en verwachting uit dat deze Veteranendag het begin vormt van een voor Nederland nieuwe traditie en dat deze veteranendag zal bijdragen aan het - volstrekt terecht - vergroten van de waardering en de erkenning van de grote bijdrage van de veteranen aan vrede en veiligheid in Nederland en in de wereld.


---- --