CDA

06-07-05
'Europarlement forceert doorbraak in discussie over invulling innovatieve fondsen.'

Europarlementariër Lambert van Nistelrooij (regionaal beleid) vindt dat op een viertal punten een doorbraak is bereikt.

Voortaan moeten de Europese subsidiefondsen vooral worden ingezet om het Europese concurrentievermogen en de kennisintensieve productie van de EU te versterken. Verder mag de verplichte cofinanciering ook uit private middelen worden gegenereerd. Dit bleek tijdens een debat over de toekomst van de Europese structuurfondsen, in het Europees Parlement, dinsdag 5 juli jl.

Europarlementariër Lambert van Nistelrooij (regionaal beleid) vindt dat op een viertal punten een doorbraak is bereikt. "Private cofinanciering moet mogelijk gemaakt worden. De grote trekkracht voor innovatie ligt bij het bedrijfsleven. Lissabon bepaalt hiervoor de koers. 1% BNP (Bruto Nationaal Product) moet komen van de overheid en 2% van particuliere investeringen. De Europese Commissie stelde alleen de mogelijkheid tot publieke cofinanciering voor. Daarnaast is een directe koppeling nodig van de fondsen voor Onderzoek en Ontwikkeling (7de kaderprogramma) aan de Doelstelling II gelden. Op die manier is een versnelling mogelijk van de programma´s."

Van Nistelrooij vindt verder dat grensregio´s aanspraak moeten kunnen blijven maken op Europese middelen en als vierde punt moet dit ook het geval zijn voor programma´s die het midden en kleinbedrijf versterken.

Europarlementariër Ria Oomen-Ruijten (sociaal beleid) vindt dat het Europees Sociaal Fonds overal waar problemen zich voordoen moet worden ingezet: "Ik wil het Europees Sociaal Fonds ook voor Nederland behouden, gemeenten en maatschappelijke organisaties steunen dit initiatief. Ook in de toekomst moet het ESF blijven voorzien in programma´s voor het stimuleren van banen en opleidingen voor iedereen die sociaal uitgesloten is, en dat overal in de EU, zowel in de oude als in de zogenaamd nieuwe lidstaten. Fondsen, en met name het ESF, moeten worden gebruikt om bijvoorbeeld grote stedenproblematiek aan te pakken en innovatie te stimuleren."

Oomen-Ruijten en Van Nistelrooij vinden dat de financiële discussie over Europa in Nederland een inhoudelijk debat over de nieuwe Europese agenda heeft geblokkeerd. Ten opzichte van landen als Frankrijk, Duitsland en Zweden loopt Nederland nog steeds achter. Innovatieve ideeën en hoogwaardige kennis worden onvoldoende snel omgezet in productie. Ook het Nederlands innovatieplatform ondersteunt de visie van Van Nistelrooij en Oomen-Ruijten: "Het moet een tandje hoger: ook Nederland moet de kansen, met gebruikmaking van de Europese gelden waarmaken. Een Nederlandse toppositie is gezien het aanwezige potentieel en de onderzoekskwaliteit mogelijk, maar vergt een andere strategische benadering. Het Europese Parlement maakt de weg vrij en het is ook aan Nederland om de kansen ten volle te benutten!"