VVD




1e Kamer - Nieuws

5 jul 2005 - VVD accoord met Wetsvoorstel Lumpsumbekostiging in het Primair Onderwijs Inbreng Prof. Dr H.M. Dupuis 4/5 juli 2005

De Eerste Kamer is 5 juli zonder stemming accoord gegaan met wetsvoorstel 29 736, Lumpsumbekostiging Primair Onderwijs. Het wetsvoorstel houdt in dat voortaan scholen (d.w.z. schoolbesturen) niet meer voor alle uitgaven behoeven te declareren, maar in één keer alle gelden voor personeelskosten, materiële kosten en beleid krijgen, volgens bepaalde standaarden. Vooral voor de zogenaamde 'eenpitters', één zelfstandige school met een bestuur, is het niet eenvoudig alle administratieve perikelen die deze lumpsumbekostiging met zich meebrengt, het hoofd te bieden. Hierover is in het voorlopig verslag al uitgebreid gesproken. In haar inbreng geeft senator Heleen Dupuis namens de VVD-fractie commentaar in grote lijnen op het wetsvoorstel en een enkel detail.

Bijlage:

Inbreng VVD-fractie inzake wetsvoorstel 29 736, Lumpsumbekostiging Primair Onderwijs, 4/5 juli 2005. Prof. Dr H.M. Dupuis

MdV,
De VVD-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de nieuwe financieringsvorm voor het primair onderwijs. In beginsel is een grotere vrijheid voor de scholen om hun uitgaven zelf te bepalen in onze ogen een goede zaak. Het vergroot de autonomie van de scholen, want geeft scholen ruimte om zelf hun budget in te richten. Wel blijft het natuurlijk zo dat de arbeidskosten de bestedingen tamelijk dwingend bepalen. We moeten er dan ook niet al te grote verwachtingen van hebben: de vrijheid is beperkt. Daarnaast heeft de fractie nog een aantal vragen aan de minister. Voor een deel zijn deze ook door andere fracties gesteld. Er bestaat onder de woordvoerders op dit dossier in deze Kamer een tamelijk grote consensus. Vragen die in onze fractie (ook) leven zijn de volgende. Om te beginnen willen wij weten of en in hoeverre de lumpsumbekostiging feitelijk een bezuiniging betekent. Dat vinden wij namelijk onaanvaardbaar. We kunnen het nergens lezen, maar willen toch graag van de minister daarover een helder antwoord. Als er iets niet mag gebeuren is dat op het primair onderwijs wordt bezuinigd. Naast deze principiële kwestie zijn er voorts meer op de uitvoering gerichte vragen. Zo hebben wij in het voorlopig verslag, samen met de andere fracties, geïnformeerd naar de relatie van schoolbesturen tot de individuele scholen. Het gaat dan om de vraag of de besturen, die vaak meerdere scholen onder zich hebben, bereid zullen zijn de wensen van de scholen te volgen. In de systematiek van de wet is immers geregeld, dat de besturen degenen zijn die verantwoordelijk zijn voor de besteding van de gelden. Hoe ziet de minister de relatie tussen het management van een individuele school en het schoolbestuur? Met name kan hier een probleem ontstaan, als de besturen van de scholen onvoldoende kwaliteit hebben om te komen tot een juiste belangenbehartiging van de diverse scholen. Vandaar dat de diverse woordvoerders, en ook wij, graag meer wilden weten over inhoud van de nota 'good governance'. Het gaat hierbij dus niet alleen om de technische capaciteiten van schoolbesturen om lumpsumbesteding goed aan te wenden, maar om hun capaciteiten om de juiste afwegingen te maken tussen de belangen van de diverse scholen waarvoor men verantwoordelijk is. Hoe kan een school tegenover zijn bestuur zijn eigen belangen behartigen? Welke middelen staan een school daarbij ten dienste? De minister noemt in haar memorie van antwoord de medezeggenschapsraden. Kan de minister nog eens toelichten hoe zij dat voor zich ziet? Een andere vraag: heeft ook de inspectie hier een rol? Verder vragen wij ons af, hoe de minister van plan is van schoolbesturen transparantie af te dwingen. En dan denken wij aan tenminste twee soorten transparantie: die van de totstandkoming van het bestuur zelf, en transparantie op het punt van de besluitvorming binnen de besturen. In onze fractie was voorts enige zorg over de kwalificatie van schoolbesturen met behulp van kleuren. Eerlijk gezegd lijkt het wat kinderachtig. Is dit systeem voorzien voor de lange termijn, of alleen van kracht in de inloopfase? Hoe lang blijft zo'n rode kwalificatie een school achtervolgen? Ook hebben wij nog een vraag met betrekking tot de positie van openbare scholen. In een artikel over de lumpsumbekostiging in Didaktief, van 21 juni 2005, lezen wij dat bij openbare scholen eventuele gespaarde gelden teruggaan naar de gemeenteraad. Dat lijkt ons een aansporing om vooral maar alles uit te geven. Is reservevorming voor scholen niet juist van groot belang? Overigens is het een instructief artikel, omdat het duidelijk maakt hoe divers de manieren zijn waarop scholen met de lumpsum omgaan. Ook worden aardige voorbeelden gegeven van afspraken tussen schoolbestuur en school management. Een heel andere vraag is, wat er gebeurt als scholen te kort komen? Hoe snel kan de financiering inspelen op nieuwe ontwikkelingen binnen scholen (bij voorbeeld aantallen leerlingen met of zonder gewicht etc.)? Is er een soort 'rampenfonds' voorzien voor onverwachte gebeurtenissen die de school - buiten of door eigen schuld - in financiële problemen brengen?

MdV, de VVD-fractie is blij met een grotere autonomie voor scholen, en juist ook voor scholen in het primair onderwijs. Voor zover wij ongerust zijn op een aantal uitvoeringspunten, hopen wij dat de minister in staat zal zijn die ongerustheid weg te nemen.