Persbericht
Ministerraad: Verruiming van de regels voor de strijd tegen namaak en
piraterij
11 juli 2005
De ministerraad is akkoord gegaan met een wetsvoorstel van minister
Donner van Justitie en minister Veerman van LNV, mede namens
staatssecretaris Van Gennip van Economische Zaken, dat de bestrijding
van namaak en piraterij zal verbeteren. Het wetvoorstel implementeert
een EG-richtlijn die de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten
harmoniseert, zodat inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten in het
algemeen en grootschalige namaak (counterfeit) en piraterij in het
bijzonder effectiever kunnen worden bestreden.
Onder intellectuele eigendomsrechten vallen rechten zoals
auteursrecht, octrooirecht, merkenrecht en kwekersrecht. Inbreuken op
deze rechten hebben steeds vaker een grensoverschrijdend karakter.
Verschillen in nationale handhavingsregelingen zijn schadelijk voor de
interne markt en bemoeilijken een doeltreffende bestrijding van
inbreuk. Inbreukmakers maken gebruik van die verschillen door hun
activiteiten te richten op landen waar de bestrijding ervan het minst
doeltreffend is. Maar ook de economie heeft te lijden onder inbreuken
op intellectuele-eigendomsrechten. Zij hinderen investeringen,
innovatie en creativiteit en doen afbreuk aan het vertrouwen van het
bedrijfsleven in de interne markt. De richtlijn richt zich op
procedures tot handhaving van die rechten voor de burgerlijk rechter.
De huidige Nederlandse wetgeving biedt de rechthebbende reeds een
uitgebreid en doeltreffend instrumentarium om op te treden tegen
inbreukmakers. Een aantal bepalingen uit de richtlijn behoeft geen
uitvoering omdat de Nederlandse wetgeving er reeds in voorziet. De
bepalingen die wel nadere uitvoering vergen, worden grotendeels in het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verwerkt en enkele bepalingen
in de afzonderlijke intellectuele-eigendomswetten.
De nieuwe maatregelen voorzien onder meer in een uitbreiding van de
mogelijkheden om bewijs te vorderen bij de wederpartij. Het wordt
mogelijk om zogenaamd bewijsbeslag te leggen op inbreukmakende
voorwerpen ter voorkoming dat het bewijs van de inbreuk vernietigd
wordt. Ook wordt het in het kader van de bescherming van bewijs
mogelijk om de deurwaarder de inbreukmakende zaken of de daarop
betrekking hebbende documenten te laten beschrijven of monsters te
laten nemen. Als aan de rechter toestemming voor deze maatregelen
wordt gevraagd, hoeft hij de inbreukmaker niet te horen, zodat deze
door de maatregel verrast zal kunnen worden. Tegen de inbreukmaker kan
in kort geding een verbod op de inbreuk gevorderd worden, eveneens
zonder dat hij gedagvaard en gehoord hoeft te worden.
Tussenpersonen die diensten verlenen ten behoeve van een inbreuk,
kunnen geboden worden de desbetreffende diensten te staken. De
mogelijkheden voor de houder van het intellectuele eigendomsrecht om
van de inbreukmaker en van derden die bij de inbreuk betrokken zijn,
informatie over de herkomst of de verdere distributie van de
inbreukmakende zaken op te eisen, worden verruimd. De verliezende
partij wordt in beginsel veroordeeld in alle kosten die de in het
gelijk gestelde partij heeft gemaakt in het kader van de
inbreukprocedure. Worden echter enkele van deze maatregelen ten
onrechte opgelegd, bijvoorbeeld omdat later in een bodemprocedure
blijkt dat er geen sprake was van inbreuk, dan zijn er voor de
gedupeerde gedaagde meer mogelijkheden om van de houder van het
intellectuele eigendomsrecht schadevergoeding te vorderen.
De bewindslieden zijn gemachtigd het wetsvoorstel voor advies aan de
Raad van State te zenden. De inhoud van het voorstel en van het advies
worden pas openbaar bij de indiening ervan bij de Tweede Kamer.
Ministerie van Justitie