Ministerie van Financiën

Uitkomsten adviesmatch gericht op maatregelen tegen provisiegedreven misselling

De Voorzitter van deTweede Kamer der Staten-GeneraalPlein 22511 CR DEN HAAG

DatumUw brief (Kenmerk)Ons kenmerk
FM 2005-01734
Onderwerp
Uitkomsten adviesmatch

Zoals toegezegd in het Algemeen Overleg d.d. 24 februari bericht ik u bij dezen over de uitkomsten van het overleg adviesmatch, gericht op het uitwerken van maatregelen tegen provisiegedreven misselling zoals ook beschreven in de brief van december 2004. Sindsdien heeft een aantal intensieve en constructieve bijeenkomsten plaatsgevonden met de stakeholders om de maatregelen uit deze brief te concretiseren en een inschatting te maken van de uitvoerbaarheid en de effecten van de maatregelen. De hierna volgende uitwerking wordt gedragen door alle stakeholders. Ik ben van mening dat het pakket maatregelen dat hierna wordt beschreven een evenwichtig en adequaat antwoord geeft op het probeem van provisiegedreven misselling. Hierna zal worden ingegaan op de uiterking van de twee maatregelen die eerder aan uw Kamer zijn gemeld; de aanpassing van de verhouding tussen afsluit- en doorlopende provisie en transparantie over advies- en verkoopkosten. Verhouding tussen afsluit- en doorlopende provisie Momenteel wordt voor een aantal producten afsluitprovisie betaald die gedeeltelijk bedoeld is als voorschot voor in de toekomst uit te voeren activiteiten. Doel van de maatregel is te zorgen dat de beloning en het moment van uitbetaling van de adviseur beter aansluit bij zijn inspanningen, zodat de initiële beloning lager wordt en de doorlopende beloning hoger. Als dit gecombineerd wordt met een gelijkmatige verrekening van de provisie gedurende de looptijd aan de klant heeft dit een aantal voordelen. Het vermindert de directe prikkel op het advies die uitgaat van de hogere afsluitprovisie en het beperkt de prikkel tot korte termijn provisiejagen (afsluiten van zoveel mogelijk contracten). De verschuiving van afsluit- naar doorlopende provisie verlaagt bovendien de overstapkosten voor de klant, vermindert prikkels om onnodig oversluiten te adviseren en beloont de adviseur ook voor nazorg. Dullemond Advies heeft in opdracht van NBVA, NVA, NVB, Verbond van Verzekeraars en VVHN onderzoek gedaan naar de inspanningsverdeling van het intermediair voor verschillende (categorieën) producten. Daaruit blijkt dat kijkend naar de verdeling van de inspanning van de adviseur in de tijd binnen de totale groep complexe producten drie categorieën producten kunnen worden onderscheiden. De eerste categorie (aandelenleaseproducten) heeft een gemiddelde inspanningsverdeling van 90% direct, 10% doorlopend. De tweede categorie (uitgestelde lijfrentes en koopsompolissen) heeft een verdeling van 70% direct en 30% doorlopend. De derde groep (hypotheken met bijverband, beleggingshypotheken en spaarverzekeringen) heeft een verdeling van 50% direct, 50% doorlopend. Het voorstel is om voor alle complexe producten één wettelijke maximumverhouding tussen de afsluitprovisie en doorlopende provisie vast te leggen van 50%- 50%, teneinde de uitvoering en handhaving van de maatregel te vereenvoudigen. De afsluitprovisie zal dus nooit meer kunnen bedragen dan de som van de doorlopende provisies. Er wordt dus geen maximum opgelegd aan de hoogte van de provisie. Deze wettelijke verplichting is volgens de sector nodig omdat de markt kampt met een first mover probleem; de marktpartijen die als eerste overgaan naar deze verhouding verliezen marktaandeel als een substantieel deel van de markt niet meegaat en hoge afsluitprovisies blijft hanteren. Een nieuw evenwicht (bij 50/50) is alleen stabiel als een voldoende grote populatie over gaat op deze verhouding. Daarvoor is het nodig deze verhouding wettelijk af te dwingen. Uit onderzoek van PricewaterhouseCoopers blijkt dat de overgang naar een verhouding van 50/50, waar de huidige praktijk over het algemeen een verhouding 100/0 kent, leidt tot aanzienlijke liquiditeitsproblemen bij het intermediair. Dit probleem kan op een aantal manieren worden verzacht:
- door een geleidelijke overgang naar de nieuwe verhouding in de wet op te nemen (naar 80/20 per 1-1-2007, 70/30 per 1-1-2008, 60/40 per 1-1-2009 en 50/50 op 31-12-2009). De koepels van intermediairs en aanbieders zullen hun achterban adviseren om vanaf 1 oktober 2005 al geleidelijk toe te werken naar een verhouding van 80/20;
- door in de wet op te nemen dat de uitbetalingsperiode van de doorlopende provisie gedurende de overgangsperiode wordt verkort naar 10 jaar, waardoor de doorlopende provisie tijdelijk hoger wordt;
- ook kunnen aanvullende bedrijfsfinancieringsfaciliteiten van aanbieders aan het intermediair beschikbaar komen, mits deze niet gekoppeld wordt aan individuele posten en er geen productiedwang van uit gaat. Overigens kunnen adviseurs ook een beroep doen op de markt voor bedrijfsfinanciering. Onder deze voorwaarden is een overgang naar de voorgestelde provisieverhouding mogelijk zonder dat grote delen van het intermediair in acute financiële problemen komen. Omdat er in de huidige afsluitprovisie een voorschot zit voor toekomstige activiteiten bestaat er momenteel in de praktijk terugboekingverplichtingen om teveel ontvangen afsluitprovisie terug te boeken naar de aanbieder bij voortijdige beëindiging van de polis als gevolg van onnatuurlijk verloop. Deze verplichting vervalt binnen 5 à 10 jaar. Het voorstel is deze verplichting om teveel ontvangen afsluitprovisie terug te boeken naar de aanbieder bij voortijdige beëindiging van de polis als gevolg van onnatuurlijk verloop binnen minimaal 5 jaar, wettelijk vast te leggen. Na de overgangsperiode kan deze periode verkort worden naar minimaal 3 jaar. Betoogd kan worden dat de grond voor deze regel wegvalt op het moment dat beloning en inspanningen van het intermediair samenvallen. Anderzijds kan de regel bijdragen aan het verminderen van provisiegedreven misselling in de overgangsperiode omdat "hit en run" advisering (waarbij gedurende enkele jaren hoge afsluitprovisies worden geïncasseerd en het kantoor vervolgens gesloten wordt) erdoor wordt tegengegaan. Transparantie
Door de hoogte van de advies- en verkoopkosten inzichtelijk te maken wordt de consument alert op het bestaan van deze kosten, zodat deze het advies kritischer zal bekijken. Dit maakt het tevens mogelijk de kosten van adviezen voor verschillende producten met elkaar te vergelijken. Het equivalent van de advies- en verkoopkosten bij het intermediair zijn de provisieinkomsten. Deze zijn terug te voeren op geldstromen van de aanbieder naar het intermediair en over het algemeen inzichtelijk te maken omdat er een directe link gelegd kan worden met de financiële administratie. De afbakening en afzondering van de advies- en verkoopkosten is voor de aanbieders echter problematischer gebleken. Volgens de aanbieders is geen sprake van in de kostenadministratie duidelijk identificeerbare geldstromen die direct geclassificeerd kunnen worden als advies- en verkoopkosten. In de praktijk geven aanbieders aan dat er ten aanzien van de uitvoerbaarheid twee belangrijke, gerelateerde problemen zijn;
- de kosteninformatie in de systemen is onvoldoende fijnmazig en verschilt sterk tussen aanbieders. Dat bemoeilijkt de classificatie van kosten in advies- en verkoopkosten en overige kosten;
- in de praktijk rekenen aanbieders (integrale) kosten niet direct toe aan individuele producten maar op zijn best aan productgroepen, zoals "hypotheken". Kosten worden dus niet op productniveau geadministreerd. Dat bemoeilijkt een (zinvolle) toerekening van kosten naar individuele producten. Het gevolg hiervan is dat er óf generieke verdeelsleutels en opslagen gebruikt moeten worden voor de classificatie en toerekening van kosten naar producten, waardoor de werkelijkheid slechts benaderd wordt en er geen differentiatie in kosten per product zichtbaar wordt, óf dat er gedetailleerde regelgeving moet komen waardoor de kosteninformatie veel fijnmaziger en op productniveau geadministreerd moet worden. In het eerste geval vrezen aanbieders ook manipulatie van de advies en verkoopkosten en voor de consument niet relevante informatie. In het tweede geval zijn er volgens aanbieders hoge kosten gemoeid met het uitbreiden van kosteninformatiesystemen. Uitgaande van deze schattingen kunnen de benodigde systeemaanpassingen voor de sector als geheel aanzienlijk zijn. Concluderend kan gesteld worden dat de transparantie van advies- en verkoopkosten voor aanbieders lastig uitvoerbaar en kostbaar is. In plaats van transparantie over de advies- en verkoopkosten zal er een wettelijke verplichting tot beloningstransparantie per 1-10-2009 ingevoerd worden. Beloningstransparantie impliceert dat niet alleen de beloning van het intermediair in het geding is, maar dat ook breder gekeken zal worden. Beloningstransparantie is naar verwachting eenvoudiger uitvoerbaar dan het opsplitsen van alle kosten in advies- en verkoopkosten en overige kosten. Een overgangsperiode is verdedigbaar gezien de mate waarin de maatregelen naar verwachting ingrijpen in de bedrijfsvoering en de marktwerking in de sector. Een eerste overweging bij het vaststellen van een overgangstermijn is dat beloningstransparantie in potentie sterke effecten heeft op de werking van de adviesmarkt en de beloning van de adviseur. Deze effecten zullen beter opgevangen kunnen worden naarmate de beloning van het intermediair beter aansluit bij de inspanningen die zij leveren; de aanpassingen van de beloningsstructuur en - hoogte onder invloed van de grotere concurrentie als gevolg van transparantie zijn dan immers minder omvangrijk. Overigens is het aannemelijk dat de wetenschap dat beloningstransparantie wordt ingevoerd zijn schaduw vooruit zal werpen. Adviseurs zijn uiteraard vrij om eerder over te gaan op beloningstransparantie, en kunnen daarmee in de overgangsperiode een mededingingsvoordeel behalen ten opzichte van hun concurrenten. Het is dan ook te verwachten dat het aantal adviseurs dat transparant is over de beloning, in lijn met de recente ontwikkelingen, verder zal toenemen in de overgangsperiode. Daar komt bij dat adviseurs uit hoofde van de Wet financiele dienstverlening vanaf eind 2005 al verplicht worden om transparant te zijn over de beloningsvorm. Een tweede punt van overweging bij het vaststellen van de overgangstermijn is dat ook de Wet financiele dienstverlening eind 2005 van kracht wordt, waardoor er de komende jaren al veel in beweging is in de sector, en kosten gemaakt moeten worden om aan de nieuwe regels te voldoen. Een laatste argument voor de invoeringstermijn is dat aanbieders en intermediair de tijd krijgen om beloningstransparantie te implementeren in hun systemen. Dankzij deze invoeringstermijn kan aangesloten worden bij reguliere investeringscycli, waardoor de administratieve lasten en nalevingskosten sterk beperkt worden ten opzichte van onmiddellijke invoering van beloningstransparantie. De wettelijke verplichting tot beloningstransparantie zal wel reeds opgenomen worden in wet- en regelgeving (lagere regels bij de Wet financieel toezicht (Wft)). Bij de inwerkingtreding van de Wft zal er duidelijkheid bestaan over de reikwijdte en precieze vormgeving van deze beloningstransparantie, opdat de sector in staat gesteld kan worden om zich voor te bereiden. Na afloop van de overgangsperiode zal geëvalueerd worden wat de effectiviteit is van de hiervoor beschreven maatregelen. Als deze evaluatie daartoe aanleiding geeft kan besloten worden de wettelijke maximumverhouding tussen afsluit- en doorlopende provisie te laten vervallen. Verdere planning en procedure
De hiervoor beschreven maatregelen zullen uitgewerkt worden in (lagere regels en beleidsregels bij) de Wet financieel toezicht. Daarbij zal ook een bedrijfseffectentoets en administratieve lastenberekening van de maatregelen worden gemaakt. De stakeholders zullen intensief betrokken worden door middel van de reguliere consultaties. De Minister van Financiën,
G. Zalm

Kamerstukken II 2003-2004 29 629, nr. 3.
Kamerstukken II 2003-2004 29 629, nr. 2.
De Autoriteit Financiële Markten (AFM), het Verbond van Verzekeraars (Verbond), de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), de Nederlandse vereniging van assurantieadviseurs en financiële dienstverleners (NVA), de Vereniging van onafhankelijke financiële en assurantieadviseurs (NBVA), de Vereniging van Hypotheekadviseurs Nederland (VvHN), de Stichting Keurmerk Hypotheekbemiddeling (SKHB), de Consumentenbond en de Vereniging Eigen Huis (VEH).