---
Kamervragen en antwoorden
---
Antwoord op vragen inzake de beleidsnota Defensie en nationale veiligheid en
de brief inzake het reservistenbeleid
8-7-2005 16:26:00
Hierbij bieden wij u mede namens de minister van Justitie en de
minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de antwoorden
aan op de schriftelijke vragen van de vaste commissies voor Defensie,
Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de
beleidsnota Defensie en nationale veiligheid (29 800 X, nr.84) en de
brief inzake het reservistenbeleid (29 800 X, nr.82).
DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Antwoorden op vragen inzake de beleidsnota Defensie en nationale
veiligheid (29 800 X, nr.84)
1. Kan de regering aangeven welke van de twee brieven (29 800X, nrs.
84 en 82) leidend is in het geheel?
Geen van de twee brieven is leidend. Er is wel sprake van een
samenhang tussen de twee brieven voor wat betreft de inzet van
reservisten voor taken op het gebied van de nationale veiligheid.
Derhalve werden beide brieven gelijktijdig aangeboden.
2. Mag uit de brief opgemaakt worden dat dit de vraag kant is van de
andere departementen? Mag uit de brief inzake het reservistenbeleid
worden opgemaakt dat dit het aanbod is vanuit de Defensieorganisatie?
Nee. De brief Defensie en nationale veiligheid beschrijft enerzijds de
huidige vormen van samenwerking met de civiele autoriteiten en benoemt
anderzijds enkele kansrijke gebieden voor toekomstige samenwerking. De
huidige vormen van samenwerking zijn het resultaat van een eerdere
afstemming van vraag en aanbod tussen Defensie en de betrokken
departementen. Voor de kansrijke gebieden geldt dat de ministeries van
Defensie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de komende
maanden de vraagkant onderzoeken en bezien op welke wijze Defensie
daaraan kan voldoen. Ook actualiseert Defensie dit jaar in overleg met
Justitie de nota Defensie en terrorisme (Kamerstuk 27925 nr 40, d.d.
18 januari 2002), waaruit aanvullende maatregelen kunnen voortvloeien.
De brief inzake het reservistenbeleid richt zich niet alleen op het
aanbod vanuit de defensieorganisatie. De brief geeft een
inventarisatie van de behoefte aan reservisten ter ondersteuning en
aflossing van (eenheden van) beroepspersoneel en beschrijft de wijze
waarop Defensie daaraan voldoet. Deze behoefte aan reservisten betreft
niet alleen de ondersteuning van civiele autoriteiten in Nederland,
maar ook de inzet van reservisten voor gastlandsteun, ceremoniële
taken en specialistische taken in het buitenland.
3. Kan de regering aangeven welke rol er voor reservisten weggelegd
kan zijn bij terroristische dreiging? Kan hierbij gebruik gemaakt
worden van beschikbare competenties bij reservisten?
Voor reservisten militaire taken (RMT) is een rol weggelegd bij de
bewaking en beveiliging van militaire en civiele objecten bij
terroristische dreigingen. De benodigde competenties worden in het
opleidings- en trainingstraject van reservisten militaire taken
ontwikkeld.
4. Wat is de stand van zaken van het overleg tussen de ministeries van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en Defensie over de
rol van Defensie als structurele veiligheidspartner?
Het overleg is inmiddels gestart onder regie van de beide
secretarissen-generaal. Diverse bilaterale werkgroepen zijn begonnen
met de uitwerking van de kansrijke samenwerkingsgebieden.
5. Zijn er al nieuwe samenwerkingsvormen in werking getreden?
Alle in de brief beschreven vormen van samenwerking zijn reeds van
kracht.
6. In welke mate zijn de uitkomsten van de rampenoefening Bonfire in
de verbeteringen van intensieve samenwerking tussen politie, brandweer
en Defensie reeds verwerkt en geconcretiseerd?
De door Defensie tijdens de oefening Bonfire geconstateerde
verbeterpunten zijn bij het ministerie van BZK onder de aandacht
gebracht. Inmiddels is een interdepartementale werkgroep opgericht
onder leiding van BZK om te komen tot een gemeenschappelijk
oefenbeleid van Defensie met civiele hulpdiensten in het kader van
crisisbeheersing.
7. Kan de regering aangeven waar zij de kwalitatieve en kwantitatieve
capaciteit op heeft gebaseerd?
De kwantitatieve en kwalitatieve capaciteit voor de ondersteuning van
civiele autoriteiten is gebaseerd op behoeftestellingen door de
beleidsverantwoordelijke departementen, doorgaans op grond van
praktijkervaringen en/of scenarioanalyses. Zo zijn bij de uitwerking
van het eerder dit jaar afgesloten CMBA-convenant, diverse
scenarioanalyses uitgevoerd door de drie civiele
hulpverleningsdiensten politie, brandweer en de Geneeskundige Hulp bij
Ongevallen en Rampen (GHOR). Hierin zijn vraag en aanbod zowel
kwalitatief als kwantitatief op elkaar afgestemd.
8. Kan de regering concreet aangeven hoe zij de vulling gaat
garanderen van de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte?
In de brief maakt de regering onderscheid tussen de eigen taken van
Defensie en de steun en bijstand door Defensie. De eigen taken leggen
een permanent beslag op defensiemiddelen. In de Prinsjesdagbrief 2003
is rekening gehouden met de hiervoor benodigde capaciteit. Bij
beleidsintensiveringen treft de regering maatregelen om de beschikbare
capaciteit daarvoor aan te passen. Zo voorzag de terrorismebrief van
de ministers van Justitie en BZK onder andere in een uitbreiding van
de capaciteit van de Koninklijke Marechaussee voor
persoonsbeveiliging.
De door Defensie te leveren steun en bijstand aan civiele autoriteiten
is tot op heden meer incidenteel van aard. Bij de interdepartementale
afspraken hierover is rekening gehouden met de beperkte
beschikbaarheid van defensiecapaciteiten en de veelvuldige inzet
daarvan in het buitenland. Niet alle defensiecapaciteiten worden
gelijktijdig ingezet in het buitenland. Een groot deel is pas
teruggekeerd van een uitzending, staat gereed voor een uitzending of
is zich aan het voorbereiden op een uitzending. Hieruit kan Defensie
putten om civiele autoriteiten tijdelijk te ondersteunen.
9. In hoeverre kunnen kustwachttaken voor Nederland en voor de
Nederlandse Antillen en Aruba (kosten)effectiever worden uitgevoerd
met korvetten resp. patrouillevaartuigen in plaats van fregatten als
wachtschip? Welke besparingen kunnen daarmee worden gerealiseerd?
10. Heeft ook de terrorismedreiging gevolgen voor de inzet van de
Kustwacht Nederland?
De invulling van de kustwachttaken zal deel uitmaken van de Studie
Patrouilleschepen. Op 24 mei jl heeft de minister van Defensie de
vaste commissie voor Defensie (VCD) een briefing gegeven en een plan
van aanpak gepresenteerd voor de opzet van deze studie. Op 2 juni jl.
heeft de VCD daarmee ingestemd. Voor de behandeling van de begroting
2006 zal deze studie aan de Kamer worden aangeboden.
11. Wordt bij het beschermen van het luchtruim tegen terrorisme alleen
gelet op (aspirant)inzittenden van vliegtuigen die hier opstijgen of
landen of ook op inzittenden van vliegtuigen die hier slechts
overvliegen?
Bij het aanmerken van een civiel vliegtuig als terroristische dreiging
wordt rekening gehouden met alle relevante aspecten. De Regeling van
20 april 2005, nr. 5348913/505, houdende het verlenen van militaire
bijstand ten behoeve van de bewaking van het Nederlandse luchtruim en
de inzet van defensiemiddelen tegen terroristische dreigingen vanuit
de lucht ziet toe op civiele vliegtuigen die zich op zodanige wijze
gedragen dat het vermoeden rijst dat het vliegtuig mogelijk gebruikt
wordt als een middel voor het plegen van een terroristisch misdrijf.
Het gaat om alle vliegtuigen, dus zowel met bestemming of vertrekpunt
Nederland, als overvliegend.
12. Kan de regering aangeven welke competenties benodigd zijn voor een
optimale invulling van de nationale veiligheid? Hoe houdt de regering
bij dat deze competenties ook daadwerkelijk beschikbaar zijn? Kan de
regering aangeven hoe zij de beschikbare competenties beschikbaar
stelt aan de civiele autoriteiten?
In principe zijn alle defensiecapaciteiten inzetbaar voor de nationale
veiligheid. Gebleken is dat de krijgsmacht door haar inzet in het
buitenland over specifieke kennis, vaardigheden en middelen beschikt
die van wezenlijk belang kunnen zijn bij de bestrijding van terrorisme
en crises in Nederland. In het antwoord op vraag 8 wordt ingegaan op
de wijze waarop Defensie de competenties beschikbaar stelt.
13. Zijn de genoemde twee taken voor reservisten allesomvattend? Zijn
er nog andere taken te noemen?
De genoemde taken voor reservisten zijn in principe allesomvattend.
Wel wordt jaarlijks de behoefte aan reservisten militaire taken (RMT)
en reservisten specifieke deskundigheid (RSD) geëvalueerd en zonodig
aangepast. Dit kan leiden tot nieuwe of gewijzigde taken voor
reservisten.
14. Is er bij de taakstelling van reservisten ook rekening gehouden
met de beschikbare competenties?
Ja. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Antwoorden op vragen inzake de brief over het reservistenbeleid (29
800 X, nr.82)
15. In hoeverre wordt de flexibiliteit bij het kunnen inzetten van
reservisten beperkt door een strikte indeling in Reservist Militaire
Taken (RMT) en Reservist Specifieke Deskundigheid (RSD)? Zijn er ook
reservisten die zich kwalificeren voor beide categorieën?
De indeling in reservist militaire taken (RMT) en reservist specifieke
deskundigheid (RSD) is een indeling naar taken. Het is dan ookzeer
goed mogelijk dat reservisten zich kwalificeren voor zowel RMT als RSD
en desgewenst voor beide taken worden ingezet.
16. Binnen welke termijnen zijn de 4600 reservisten uit de
behoeftestelling inzetbaar?
Reservisten zijn niet continu beschikbaar. Een reservist maakt bij
zijn of haar aanstelling en na overleg met zijn civiele en
maatschappelijke omgeving (werkgever, maatschap, gezin) kenbaar wat de
omvang en perioden van jaarlijkse beschikbaarheid voor Defensie zou
kunnen zijn. In die perioden is de reservist direct inzetbaar.
17. Wordt bij de samenwerking met het Platform Defensie Bedrijfsleven
(VNO/NCW /MKB) ook gekeken naar de mogelijkheden van Employer Support
naar het voorbeeld in bijvoorbeeld Engeland?
De samenwerking met het Platform Defensie Bedrijfsleven is
kleinschalig van opzet en leent zich derhalve niet voor een
vergelijking met Employer Support naar het voorbeeld van het Verenigd
Koninkrijk of Canada.
18. Kan de regering aangeven waar de nauwe samenwerking met het
Platform Defensie Bedrijfsleven uit bestaat en welke concrete doelen
hierbij gehaald dienen te worden?
Het Platform Defensie Bedrijfsleven (PDB) is een samenwerkingsverband
tussen Defensie en de werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB dat de
wederzijdse belangen van Defensie en het bedrijfsleven bevordert. Het
project Integrated Development of Entrepreneurial Activities(IDEA) is
hiervan een goed voorbeeld. De laatste twee jaar heeft het Platform
Defensie Bedrijfsleven zich ook beziggehouden met het stimuleren van
de belangstelling bij het bedrijfsleven om militair personeel dat de
krijgsmacht verlaat een baan aan te bieden. Verder is als gevolg van
het tekort aan technisch personeel bij zowel het bedrijfsleven als
Defensie sprake van een gezamenlijke betrokkenheid bij de ontwikkeling
van technische opleidingen. Daarnaast wordt bezien op welke wijze
Defensie zijn employability-opleidingen beter kan afstemmen op de
behoeften van de arbeidsmarkt. Ten slotte ondersteunt het Platform
Defensie Bedrijfsleven de werving van reservisten.
19. Kan de regering aangegeven hoe zij de invulling van de bij de
CIMIC-taken benodigde competenties gaat realiseren en borgen? Welke
competenties zijn uit de evaluaties van recente uitzendingen gekomen,
die gemist werden?
Cimic-deskundigen worden aangesteld op grond van hun specifieke
deskundigheid op één van de vijf deelgebieden: bestuurlijke zaken,
civiele infrastructuur, economische en commerciële activiteiten,
humanitaire hulpverlening en culturele aangelegenheden. Deze
deskundigen worden geselecteerd op grond van een competentieprofiel.
Cimic-deskundigen krijgen een korte, algemene Cimic-opleiding, een
militaire basiscursus op de KMA en een Missie Gerichte Opleiding
(MGO). Daarmee beschikken de Cimic-deskundigen over de benodigde
militaire vaardigheden om te kunnen worden ingezet bij
crisisbeheersingsoperaties. Op het ogenblik worden alle opleidingen
voor reservisten aan de KMA geëvalueerd en wordt nagegaan op welke
wijze deze opleidingen verder kunnen worden verbeterd. Het afgelopen
jaar zijn bij de uitzending naar Irak een dierenarts, specialisten met
kennis van baileybruggen, een landbouwdeskundige, een
veeteeltdeskundige, een elektriciteitsdeskundige en een
waterdeskundige ingezet. De behoefte aan specifieke deskundigen is
echter sterk afhankelijk van de missie. Derhalve is sprake van een
brede pool aan deskundigen. Uit evaluaties van recente uitzendingen
zijn geen competenties naar voren gekomen die door Defensie gemist
werden.
20. Zijn er nog verschillen tussen de rechtspositie van militairen en
reservisten bij inzet? Zo ja, waar bestaan deze uit?
Nee. Voor reservisten geldt dat de militaire rechtspositie van
toepassing is wanneer zij worden ingezet. Daarbij wordt geen
onderscheid gemaakt tussen beroepsmilitairen en reservisten.
21. Waarom is ervan afgezien compenserende regelingen te treffen ten
gunste van civiele werkgevers met werknemers met een
reservistenstatus? Is deze optie bestudeerd? Wat zouden de financiële
consequenties zijn wanneer compensatie wordt geboden bij het oproepen
van kleine of grote aantallen reservisten die bij civiele werkgevers
in dienst zijn? Wat betekent één en ander voor de beschikbaarheid van
dergelijke werknemers?
Het compenseren van werkgevers voor de tijd dat werknemers met een
reservistenstatus wegens opleiding, oefening of inzet afwezig zijn,
zou de kosten verbonden aan de inzet van reservisten ongeveer
verdubbelen. Defensie zou in dat geval zowel de betrokken werknemer
als zijn werkgever moeten betalen voor de tijd dat de reservist bij
Defensie in dienst is. Voor deze optie is dan ook niet gekozen.
Reservisten stellen zich vrijwillig beschikbaar en doen dit na overleg
en instemming van hun civiele omgeving (zowel werkgever als gezin).
Gelet op de aantallen reservisten die thans beschikbaar zijn, kan
ruimschoots in de behoefte van Defensie worden voorzien.
22. Worden de huidige arbeidsovereenkomsten, waarin de verplichte
reservistenstatus na beëindiging contract nog vermeld staat, gewijzigd
of vervangen?
Nee, de verplichting voor het huidige beroepspersoneel om na ontslag
nog een periode beschikbaar te blijven als reservepersoneel wordt in
beginsel gehandhaafd. Zij kunnen echter zelf bepalen of zij na ontslag
als reservist inzetbaar willen zijn.
23. Op basis van welk salaris wordt de hoogte van een
arbeidsongeschiktheidsuitkering bepaald, indien een reservist tijdens
de tijdelijke aanstelling bij Defensie arbeidsongeschikt raakt en in
zijn reguliere functie een hoger salaris heeft in vergelijking met
zijn militaire salaris?Het geheel van de uitkeringen in verband met
arbeidsongeschiktheid is altijd gerelateerd aan het inkomen dat
betrokkene in zijn civiele arbeidsrelatie heeft genoten of had kunnen
genieten in het jaar voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid.
24. Waarom is ervoor gekozen om bij internationale
crisisbeheersingsoperaties reservisten alleen in te zetten voor
specialistische taken? Wat zijn de voor- en nadelen van deze
beperking?
Defensie hanteert het uitgangspunt van kwalitatief hoogwaardige
operationele eenheden en de volledige vulling hiervan met
beroepspersoneel. Daarom is besloten tot opheffing van de
reserve-eenheden, met uitzondering van het Korps Nationale reserve
voor nationale taken. Wel worden reservisten op individuele basis
ingezet bij internationale crisisbeheersingsoperaties. Reservisten
militaire taken zijn onvoldoende opgeleid en getraind om hun taken te
verrichten onder de operationele omstandigheden van uitzendingen.
Reservisten specifieke deskundigheid worden alleen ingezet voor
specialistische taken waarvoor geen of onvoldoende parate capaciteit
in de krijgsmacht aanwezig is. Deze reservisten volgen voorafgaand aan
uitzending verplicht de Missie Gerichte Opleiding. Zo worden de
risicos bij uitzendingen geminimaliseerd.
25. Waarom wordt gekozen voor de vrijblijvendheid in relatie tot het
beschikbaar stellen van de reservist door zijn werkgever? Is de
regering ervan overtuigd dat zij met de huidige behoeftestelling, de
toegezegde 3000 reservisten voor de duur van zes weken kan leveren? Er
is geen sprake van vrijblijvendheid met betrekking tot het beschikbaar
stellen van de reservist door zijn werkgever. Bij aanstelling worden
hierover afspraken gemaakt.
De beschikbaarheid van 3000 militairen wordt gegarandeerd voor de
ondersteuning van civiele autoriteiten bij rampen en incidenten. Het
merendeel van deze 3000 militairen is beroepsmilitair. In aanvulling
op en ter aflossing van de beroepsmilitairen worden reservisten
ingezet. Er is geen enkele twijfel over de beschikbaarheid van het
benodigde aantal militairen.
26. Hoeveel reservisten staan er nu nog in het bestand? Worden alle
huidige reservisten behouden, indien zij zelf die wens kenbaar
maken?Het huidige reservistenbestand omvat 68.000 reservisten (43.000
Koninklijke landmacht, 15.100 Koninklijke marine, 7.100 Koninklijke
luchtmacht en 2.800 Koninklijke marechaussee). Alleen degenen die in
de toekomstige defensieorganisatie een bijdrage als reservist
specifieke deskundigheid en/of reservist militaire taken kunnen en
willen leveren, blijven behouden.
27. Waarin gaat de toekomstige materieelvoorziening voor reservisten
afwijken van de materieelvoorzieningen in de tijd van de
MOB-complexen? Is het materieel alleen beschikbaar voor de reservisten
of wordt het ook ingezet voor reguliere Defensietaken?
Eenheden van Defensie worden uitgerust om hun reguliere taken te
kunnen uitvoeren. De persoonlijke uitrusting van reservisten is
inmiddels gelijkgetrokken met die van de beroepsmilitair. In de
toekomst zal bij elk verwervingstraject bekeken worden of dit ook
gevolgen moet hebben voor de materieelbehoefte van reservisten.
Daarmee wordt zeker gesteld dat de reservisten afdoende uitgerust zijn
voor de hun opgedragen taken.
Ministerie van Defensie