Persbericht
Misverstanden over terugkeerbeleid
12 juli 2005
De Groningse statenfracties van GroenLinks, PvdA, ChristenUnie en SP
hebben op 10 juli een gezamenlijke verklaring uit doen gaan waarin zij
oproepen tot een parlementair onderzoek naar de gang van zaken in de
vertrekcentra en de consequenties van het terugkeerbeleid. Helaas
wordt deze conclusie getrokken op basis van misverstanden. Dit blijkt
bij bestudering van de verklaring van deze statenfracties.
Zo wordt in de verklaring gesteld dat geen enkele vluchteling zonder
opvang op straat mag worden gezet. Allereerst verwarren de
statenfracties hier het begrip vluchteling met uitgeprocedeerde
asielzoeker. Vluchtelingen zijn personen die in Nederland mogen
blijven omdat ze in hun land van herkomst gevaar lopen. In het
vertrekcentrum Vlagtwedde daarentegen zitten uitgeprocedeerde
asielzoekers die geen gevaar lopen in hun land van herkomst. Zowel de
Immigratie- en Naturalisatiedienst als de onafhankelijke rechter is in
deze zaken tot de conclusie gekomen dat betrokkene geen bescherming in
Nederland nodig heeft en dus Nederland moet verlaten.
Daarnaast worden deze uitgeprocedeerde asielzoekers niet zomaar op
straat gezet. Deze uitgeprocedeerde asielzoekers zijn ingestroomd
onder de oude Vreemdelingenwet en vallen onder het Project Terugkeer
dat vorig jaar is gestart. Hierdoor kan men in totaal nog zestien
weken in de opvang aan hun terugkeer werken, terwijl in de oude
situatie de opvang van deze uitgeprocedeerde asielzoekers na de
definitieve uitspraak van de rechter zou worden beëindigd. Juist om te
voorkomen dat deze uitgeprocedeerde asielzoekers dan op straat staan
in de betreffende gemeente is het Project Terugkeer opgericht. De
Nederlandse overheid doet er in die periode van zestien weken alles
aan om deze groep uitgeprocedeerden te ondersteunen bij hun terugkeer
en met succes want in veel gevallen vertrekken deze uitgeprocedeerde
asielzoekers vrijwillig naar hun land van herkomst. Als na afloop van
de termijn in het vertrekcentrum de uitgeprocedeerde asielzoeker nog
niet zelfstandig is vertrokken, of is uitgezet, dan wordt bekeken of
uitzetting binnen redelijke termijn alsnog mogelijk is. Wanneer dat
het geval is zal gedwongen uitzetting plaatsvinden. Zonodig wordt de
vreemdeling in afwachting daarvan in vreemdelingenbewaring gesteld. Is
dat niet het geval, dan wordt het verblijf in het vertrekcentrum
beëindigd. Met de gemeenten is afgesproken dat ook zij aan deze groep
dan geen opvang meer verlenen.
Verder stellen de bovengenoemde statenfracties dat wie geen papieren
voor de terugkeer kan krijgen niet thuis hoort in de gevangenis. Dit
is echter ook het geval. De suggestie van de statenfracties dat wie
geen papieren kan krijgen in de gevangenis belandt is dus onjuist.
Alleen degenen die niet terug willen keren, maar wel terug kunnen
keren worden na hun verblijf in het vertrekcentrum in
vreemdelingenbewaring gesteld.
Gedurende het hele terugkeertraject kan de minister voor
Vreemdelingenzaken en Integratie in individuele gevallen besluiten om
uitgeprocedeerde asielzoekers die buiten hun schuld niet terug kunnen
naar hun land van herkomst en voldoen aan de daaraan gestelde
voorwaarden, alsnog een verblijfsvergunning te geven. De minister kan
ook bij schrijnende individuele gevallen, tijdens het traject van
terugkeer, alsnog besluiten een verblijfsvergunning te verlenen.
Ministerie van Justitie