PERSCOMMUNIQUE nr. 68/05
12 juli 2005
Arrest van het Hof van Justitie in zaak C-304/02
Commissie van de Europese Gemeenschappen / Franse Republiek
VOOR HET EERST VEROORDEELT HET HOF EEN LIDSTAAT TOT EEN
DWANGSOM EN TEGELIJKERTIJD TOT EEN FORFAITAIRE SOM WEGENS
ERNSTIGE EN VOORTDURENDE NIET-NAKOMING VAN HET
GEMEENSCHAPSRECHT
Frankrijk wordt veroordeeld tot een forfaitaire som van 20 000 000 EUR wegens niet-
nakoming van zijn communautaire verplichtingen op het gebied van de visserij én een
dwangsom van 57 761 250 EUR voor iedere zes maanden dat deze verplichtingen niet worden
nagekomen.
In 1991 heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen op verzoek van de
Commissie vastgesteld dat Frankrijk tussen 1984 en 1987 in strijd had gehandeld met het
gemeenschapsrecht door niet de controles te verrichten die moesten garanderen dat de
communautaire maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden werden nageleefd.1
Na inspecties in verschillende Franse havens in de loop van de daaropvolgende elf jaar
concludeerde de Commissie dat Frankrijk nog steeds niet volledig aan zijn verplichtingen
voldeed, door de aanbieding van ondermaatse vis te gedogen en een tolerante houding aan te
nemen bij de vervolging van overtredingen. Zij heeft het Hof van Justitie dan ook verzocht,
vast te stellen dat Frankrijk niet had voldaan aan zijn verplichting om zich te conformeren aan
het arrest uit 1991 en Frankrijk te veroordelen tot een dwangsom van 316 500 EUR per dag
vertraging bij de uitvoering van dat arrest.
Het voortduren van de niet-nakoming door Frankrijk
Het Hof stelt vast dat de referentiedatum voor de beoordeling van de niet-nakoming ligt in
augustus 2000, toen de in het aanvullende met redenen omklede advies van de Commissie
gestelde termijn verstreek, en dat voor de beoordeling van het verzoek van de Commissie tot
1 Arrest van 11 juni 1991, Commissie/Frankrijk (C-64/88, Jurispr. blz. I-2727).
oplegging van een dwangsom tevens moet worden bezien of de niet-nakoming heeft
voortgeduurd tot aan het onderzoek van de feiten door het Hof.
Het feit dat bij het verstrijken van de in het aanvullende met redenen omklede advies gestelde
termijn nog steeds een praktijk van aanbieding van ondermaatse vis bestond, terwijl de
nationale autoriteiten niet doeltreffend ingrepen, brengt de communautaire doelstellingen
van instandhouding en beheer van de visbestanden ernstig in gevaar. De vergelijkbaarheid en
de herhaling van deze situaties zijn de consequentie van het structureel tekortschieten van
de maatregelen van de Franse autoriteiten, die hebben nagelaten de effectieve, evenredige en
afschrikkende controles te verrichten waartoe de communautaire regeling verplicht. In
augustus 2000 had Frankrijk dus niet alle maatregelen genomen voor de uitvoering van het
arrest van 1991. Bovendien zijn er ten tijde van het onderzoek van de feiten door het Hof
blijkens de beschikbare informatie nog steeds belangrijke lacunes.
De verplichting om erop toe te zien dat overtredingen van de communautaire regeling
effectief, evenredig en afschrikkend worden bestraft, is op het gebied van de visserij van
levensbelang. Bij het verstrijken van de gestelde termijn registreerden de nationale
autoriteiten echter nog steeds niet de overtredingen die zij hadden moeten vaststellen en
maakten zij nog altijd geen proces-verbaal op. Zij zijn dus hun door de communautaire
regeling gestelde verplichting tot vervolging niet nagekomen. Tevens werden ten tijde van het
onderzoek van de feiten door het Hof niet alle overtredingen vervolgd en werd voor wel
vervolgde overtredingen niet altijd een afschrikkende sanctie opgelegd.
De cumulatie van financiële sancties
Zowel de dwangsom als de forfaitaire som, die op grond van het Verdrag kunnen worden
opgelegd, hebben tot doel, een in gebreke gebleven lidstaat ertoe te brengen een niet-
nakomingsarrest uit te voeren en de effectieve toepassing van het gemeenschapsrecht te
verzekeren. Door de oplegging van een dwangsom kan een lidstaat ertoe worden gebracht, zo
snel mogelijk een einde te maken aan een niet-nakoming die anders wellicht zou blijven
voortduren, terwijl de oplegging van een forfaitaire som veeleer berust op de beoordeling van
de consequenties van de niet-nakoming van de verplichtingen van de lidstaat voor de
particuliere en publieke belangen, met name wanneer de niet-nakoming is blijven
voortbestaan lang na het arrest waarin zij oorspronkelijk is vastgesteld. Het Hof oordeelt dat
beide typen sancties dus tegelijkertijd kunnen worden toegepast, met name wanneer de
niet-nakoming zowel lange tijd heeft voortgeduurd als dreigt te blijven voortbestaan.
Het gebruik in het Verdrag2 van het voegwoord ,,of" als verbinding tussen de beide mogelijke
sancties moet, gezien de context waarin het wordt gebruikt en het door het Verdrag beoogde
doel, worden opgevat in cumulatieve zin. Het feit dat in eerdere zaken geen cumulatie van
maatregelen is uitgesproken, staat er niet aan in de weg dat dit later wel gebeurt, wanneer
cumulatie gezien de aard, de ernst en het voortduren van de niet-nakoming passend voorkomt.
Het feit dat de forfaitaire som niet door de Commissie is voorgesteld
Wat het argument betreft dat de Commissie de oplegging van een forfaitaire som niet heeft
voorgesteld, stelt het Hof vast dat het in het kader van de uitoefening van zijn rechtsprekende
taak dient te beoordelen in hoeverre de situatie in de lidstaat al dan niet in overeenstemming is
met het eerste arrest, of er nog steeds sprake is van ernstige niet-nakoming, alsook of
2 Artikel 228, lid 2, EG.
oplegging van een financiële sanctie opportuun is en welke sanctie in de omstandigheden
het meest geschikt is. Deze beoordeling valt buiten de politieke sfeer.
De in casu passende financiële sancties
Gelet op de duur en de ernst van de inbreuk, alsmede op de draagkracht van Frankrijk,
veroordeelt het Hof Frankrijk tot betaling van een dwangsom van 57 761 250 EUR voor elke
periode van zes maanden te rekenen vanaf heden zolang het arrest van 1991 nog niet volledig
is uitgevoerd. Dit bedrag komt overeen met de door de Commissie voorgestelde dwangsom,
berekend op halfjaarlijkse basis.
Bovendien is het Hof van oordeel, gelet op het feit dat de niet-nakoming is blijven
voortbestaan lang na het arrest waarin zij aanvankelijk is vastgesteld, en gezien de in geding
zijnde publieke en particuliere belangen, dat Frankrijk moet worden veroordeeld tot betaling
van een forfaitaire som van 20 000 000 EUR.
Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt.
Beschikbare talen: alle.
De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de internetpagina
van het Hof
http://curia.eu.int/jurisp/cgi-bin/form.pl?lang=nl
vanaf ongeveer 12.00 uur.
Voor nadere informatie wende men zich tot de heer Stefaan Van der Jeught.
Tel: 00 352 4303 2170 Fax: 00 352 4303 3656
Beelden van de uitspraak van het arrest zijn beschikbaar op "Europe by Satellite",
Europese Commissie, Directoraat-generaal Pers en Voorlichting, L-2920 Luxemburg
Tel: 00 352 4301 35177 Fax: 00 352 4301 35249,
of B-1049 Brussel, Tel: 00 32 2 2964106 Fax: 00 32 2 2965956
European Union