Rechtbank Roermond
Gevangenisstraf voor opzettelijke vrijheidsberoving en hennepteelt
Roermond, 18 juli 2005 - De rechtbank Roermond heeft op 6 juli 2005
een 26-jarige man uit Roermond veroordeeld voor het opzettelijk
beroven van de vrijheid van een 61-jarige plaatsgenoot en voor het
tezamen en in vereniging telen van hennep. De verdachte is veroordeeld
tot een gevangenisstraf van 24 maanden, onder aftrek van het
voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaar.
De rechtbank acht bewezen dat de Roermondenaar, zijn vader en een
Pool, het slachtoffer van zijn vrijheid hebben beroofd en beroofd
gehouden door hem vast te pakken, te slaan, tegen een
verwarmingselement te duwen, tegen zijn wil vast te tapen en in de
auto van de vader van de verdachte te laten plaatsnemen en naar de
woning van de ex-vrouw van het slachtoffer te rijden.
Verdachte en zijn vader hadden een garageruimte gehuurd van het
slachtoffer en daarin een hennepplantage ingericht. Op een gegeven
moment veroorzaakt die hennepplantage naar het oordeel van de
verhuurder te veel stankoverlast. De zoon van het slachtoffer bezoekt
de vader van verdachte met het verzoek de hennepplantage te
ontmantelen. Naar aanleiding van dat gesprek is de zoon van het
slachtoffer zo bang dat hij onderduikt. Enige dagen later wordt de
hennepplantage in de garage van het slachtoffer ontmanteld. De zoon
van het slachtoffer meldt dit aan de huurders, die aangeven dat dat
niet in hun opdracht is gebeurd. De huurders zijn boos omdat hun
hennepplantage is geript en willen verhaal halen bij de zoon van het
slachtoffer. Daartoe laten zij twee Polen posten bij het huis van het
slachtoffer, waar ook de zoon woont.
Op 6 oktober 2004 komt het slachtoffer thuis. Eén van de Polen,
medeverdachte in deze zaak, meldt dit bij de huurders. Deze komen naar
de woning toe en willen van het slachtoffer weten waar zijn zoon
verblijft. Verdachten beroven daarbij het slachtoffer van zijn
vrijheid.
Ondervragingsrecht
De verdediging heeft aangevoerd dat het ondervragingsrecht is
geschonden, omdat zij onvoldoende de gelegenheid heeft gehad het
slachtoffer te kunnen horen. Het verhoor van het slachtoffer vond
namelijk plaats bij het slachtoffer thuis in aanwezigheid van de
rechter-commissaris en de griffier. Dit omdat het slachtoffer en zijn
zoon door de hiervoor omschreven gebeurtenissen zijn getraumatiseerd.
Bij het slachtoffer is door de behandelend psycholoog een
posttraumatisch stresssyndroom vastgesteld. Een verhoor ter
terechtzitting, in het kabinet van de rechter-commissaris en in
aanwezigheid van de raadslieden van verdachten wordt door het
slachtoffer geassocieerd met de verdachten, waardoor het slachtoffer
zal dichtklappen, aldus de psycholoog. Vandaar dat het verhoor bij het
slachtoffer thuis plaatsvond. Tijdens dit verhoor stond de
rechter-commissaris in telefonische verbinding met de raadslieden. De
rechtbank is van oordeel dat de verdediging, afgezet tegen de
gezondheidstoestand van het slachtoffer, voldoende in de gelegenheid
is geweest om de getuige te ondervragen, zodat van schending van het
ondervragingsrecht geen sprake is.
De verdediging heeft voorts nog aangevoerd dat de verklaringen van het
slachtoffer onbetrouwbaar zijn, gezien de grote verschillen in zijn
verklaringen met betrekking tot de in zijn garage aangetroffen
hennepkwekerij. De leugenachtigheid van de verklaringen over de
hennepkwekerij infecteert ook zijn verklaringen over de
wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank acht het juist dat
het slachtoffer op meerdere momenten tegenstrijdig verklaart. De
tegenstrijdigheden hebben steeds maar op een deel van zijn verklaring
betrekking, namelijk omtrent de in zijn woning aangetroffen
hennepkwekerij. De rechtbank neemt aan dat het slachtoffer dat doet om
zijn rol bij de in zijn woning aangetroffen hennepkwekerij verborgen
te houden voor justitie en politie.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij van het
slachtoffer gedeeltelijk toe. De rechtbank bepaalt dat verdachte en
diens mededaders als voorschot een bedrag van ⬠2.000,- dienen te
betalen. Ook de ex-vrouw van het slachtoffer heeft een vordering
benadeelde partij gedaan. Deze vordering wordt echter door de
rechtbank afgewezen, omdat de schade niet in een rechtstreeks verband
staat met de tenlastegelegde feiten.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw de tijd die
verdachte ingevolge schorsingsvoorwaarde van de voorlopige hechtenis
onder elektronisch toezicht heeft gestaan af te trekken van het
voorarrest. De rechtbank overweegt daartoe dat artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht niet in die mogelijkheid voorziet.
LJ Nummer
AT8796
Bron: Rechtbank Roermond
Datum actualiteit: 18 juli 2005 Naar boven