Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister-president, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Koenders en De Vries over de naleving van het internationaal recht. Deze vragen werden ingezonden op 20 juni 2005 met kenmerk 2040516870.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot
Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de minister-president, op vragen van de leden Koenders en De Vries over de naleving van het internationaal recht.

Vraag 1
Hoe beoordeelt u de uitzonderlijke stap van oud-minister-president Van Agt om in Volkskrant een "J'accuse"-artikel te schrijven over het tekortschietende beleid van de Nederlandse regering ten aanzien van de Palestijnen en de gebrekkige kritiek van de Nederlandse regering op de staat Israël?

Vraag 2
Heeft u oud-minister-president Van Agt verzocht zijn positie nader uit te leggen?

Antwoord
In het artikel heeft de heer Van Agt zijn persoonlijke mening over het Israëlische-Palestijnse conflict en het Nederlandse beleid terzake weergegeven. De regering heeft geen aanleiding gezien hem daarover om een nadere toelichting te vragen.

Vraag 3
Kunt u gedetailleerd ingaan op de stellingname en de voorstellen van oud-minister-president Van Agt en uw visie daaromtrent?

Vraag 4
Deelt u het oordeel dat Israël door het voortzetten van de bouw van de afscheidingsmuur en door het bouwen van nederzettingen, waarbij Palestijns gebied volledig versnipperd raakt, het internationaal recht met voeten treedt?1 Vraag 5
Deelt u de mening dat zonder het naleven van internationaal-rechterlijke uitspraken ten aanzien van de afscheidingsmuur en de bouw van de nederzettingen het vredesproces geen kans van slagen heeft? Deelt u de visie, zoals onder meer verwoord door de oud-minister-president Van Agt, dat Nederland in het licht van artikel 90 van de Grondwet (bevordering internationale rechtsorde) de plicht heeft Israël aan te spreken op de voortgaande ernstige schendingen van de internationale rechtsorde?

Vraag 6
Welke stappen heeft u het afgelopen jaar ondernomen om bij Israël aan te dringen op naleving van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof over de bouw van de Israëlische afscheidingsmuur3.

Vraag 7
Op welke wijze heeft daarnaast de EU bij Israël aangedrongen op naleving van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof? Wat is de houding van de Verenigde Staten hierbij geweest in het afgelopen jaar?

Antwoord
De EU en Nederland zijn van mening dat de bouw van de afscheidingsbarrière, voorzover het tracé afwijkt van de bestandslijn van 1949 - de zogenaamde 'groene lijn' - en de bouw van nederzettingen in de bezette gebieden door Israël in strijd zijn met de relevante bepalingen van het internationaal recht. De barrière en de nederzettingen creëren een situatie die de stichting op termijn van een aaneengesloten, levensvatbare Palestijnse staat op de Westelijke Jordaanoever, en daarmee een duurzame vredesregeling tussen beide partijen, in gevaar kan brengen. Zoals eerder in de brief aan uw Kamer van 9 augustus 2004 is gesteld, zijn de EU en Nederland dienaangaande overigens van mening dat een oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict slechts langs politieke weg tot stand kan komen (Aanhangsel van de Handelingen, nr. 2084, vergaderjaar 2003-2004).

Nederland en de EU hebben Israël herhaaldelijk aangesproken over de voortzetting van de bouw van de barrière en van nederzettingenactiviteiten. Minister-president Balkenende heeft deze kwesties opgebracht in zijn gesprek met premier Sharon tijdens zijn bezoek aan Israël medio maart jl. De EU heeft er onder meer in de verklaring van de Raad van Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen van 25 april jl. bij Israël op aangedrongen de voortgaande bouw van de barrière en van nederzettingen op bezet Palestijns gebied te staken.

Ook de Verenigde Staten hebben Israël het afgelopen jaar bij monde van president Bush en Secretary of State Rice meerdere malen opgeroepen zich te onthouden van activiteiten die vooruitlopen op finale status onderhandelingen tussen Israël en de Palestijnen. De VS stellen zich evenals de EU op het standpunt dat de barrière een veiligheidsdoel moet dienen en geen politieke grens mag vormen, slechts van tijdelijke aard kan zijn en niet het vertrouwen van de Palestijnen in het Roadmap-proces mag ondermijnen.

Vraag 8
Welke inzet en welke positie heeft de EU op dit moment ten aanzien van het vredesproces in het Midden-Oosten?

Antwoord
De inzet van de EU en Nederland in het Midden-Oosten vredesproces is er op dit moment op gericht het overleg tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit over de voorgenomen Israëlische terugtrekking uit de Gazastrook (en delen van de noordelijke Westoever), medio augustus, te ondersteunen, en te bevorderen dat de terugtrekking op een geordende en vreedzame wijze zal plaatsvinden en zal leiden tot een economisch levensvatbare Gazastrook met open verbindingen met de buitenwereld.

De disengagement dient de opmaat te zijn tot een volledige, succesvolle implementatie van de Roadmap door beide partijen. Een lange interim-periode waarin de Westoever grotendeels onder Israëlische bezetting blijft en er tegelijkertijd wordt voortgegaan met de bouw van nederzettingen en de barrière zal een voedingsbodem vormen voor groeiende Palestijnse frustratie en kunnen leiden tot een nieuwe Palestijnse geweldsgolf.

De EU en Nederland zullen er verder bij Israël op blijven aandringen dat het op korte termijn maatregelen neemt ter verlichting van de levensomstandigheden van de Palestijnen, mede ter versterking van de positie van president Abbas. Voorts zal de Palestijnse president met internationale steun met krachtige hand verder uitvoering moeten geven aan de noodzakelijke versterking van de Palestijnse capaciteiten op veiligheids-, bestuurlijk en justitieel gebied.

Vraag 9
Op welke wijze zijn de afspraken over de associatieakkoorden met Israël het afgelopen jaar verder aangescherpt dan wel nader ingevuld, zodat producten uit Palestijns gebied niet als Israëlisch product in aanmerking komen voor handelsprefenties?4 Bent u bereid de EU-Associatieraad bijeen te roepen en de handelspreferenties op te schorten als Israël doorgaat - zoals nu het geval is - met de bouw van de nederzettingen? Zo neen, welke andere mogelijke maatregelen denkt u Israël op te kunnen leggen?

Antwoord
Zoals aangegeven in de brief aan uw Kamer van 14 januari 2005 (Kamerstuk 2004-2005, 21501-02, nr. 602, Tweede Kamer) zijn de Europese Commissie en Israël op 13 december jl. een technische regeling overeengekomen, waarin is afgesproken dat Israël op alle Israëlische oorsprongscertificaten en factuurverklaringen het adres en de postcode van herkomst van de betreffende producten vermeldt, zodat de EU-douanediensten op effectieve wijze handelspreferenties kunnen weigeren voor producten uit nederzettingen in de Bezette Gebieden. De Commissie heeft in een 'kennisgeving aan importeurs' (PB (EG) C20 d.d. 25 januari 2005, Bericht aan de importeurs 'invoer uit Israël in de Gemeenschap' nr. 2005/C20/02), deze sector op de hoogte gesteld van de technische regeling. De regeling is met ingang van 1 februari jl. geïmplementeerd. De Nederlandse douane-autoriteiten bevestigen dat Israël zich houdt aan het akkoord en conform de gemaakte afspraken met ingang van 1 februari jl. de productieplaats van de betreffende producten aangeeft op het oorsprongsbewijs.

De EU en Nederland zijn van mening dat de oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict langs politieke weg tot stand dient te komen. De EU en Nederland ondersteunen en faciliteren dit politieke proces en spreken beide partijen waar nodig aan op door hen voorgenomen of ondernomen acties die een duurzame vredesregeling in gevaar kunnen brengen Strafmaatregelen tegen één of beide partijen zouden de constructieve rol van de EU en/of Nederland in het proces kunnen ondermijnen en een negatieve invloed kunnen hebben op de totstandkoming van een vredesregeling. Op grond hiervan is de regering thans van mening dat het niet wenselijk is de schorsingsprocedure van het Associatieverdrag of andere maatregelen in te zetten als instrument in dit proces.


-----------------------
Zoals onder meer verwoord in "Een schreeuw om recht voor de Palestijnen", door de heer Van Agt in de Volkskrant, 15 juni jl.

Kamervragen 2040516650.

3 Aanhangsel Handelingen nr. 2084, vergaderjaar 2003-2004
4 Aanhangsel Handelingen nr. 75, vergaderjaar 2004-2005.


---- --