Nationale Ombudsman
Den Haag, 18 juli 2005
Beklag over Faro ramp te traag afgehandeld
Het Openbaar Ministerie heeft te traag gehandeld bij de behandeling
van een beklag over het niet instellen van strafrechtelijke vervolging
naar aanleiding van de vliegramp in Faro in 1992. Dit constateert de
Nationale ombudsman in een rapport dat op donderdag 14 juli jl. is
verschenen. Nabestaanden van een van de slachtoffers van de ramp
dienden hierover bij hem een klacht in.
De nabestaanden van één van de slachtoffers van de vliegramp in Faro
wendden zich in 1995 tot de officier van justitie met het verzoek over
te gaan tot strafvervolging. De officier komt in verschillende brieven
aan de nabestaanden tot de conclusie dat er geen strafrechtelijk
onderzoek ingesteld wordt naar de vliegramp.
De nabestaanden van het slachtoffer dienen dan in september 2000
beklag in bij het gerechtshof. De vertegenwoordiger van het Openbaar
Ministerie bij het hof, die het beklag in behandeling neemt, de
advocaat-generaal, vraagt de officier van justitie hierop diverse
malen om een advies en inlichtingen. In oktober 2001 verklaart het hof
het beklag van de familie niet gegrond, omdat de strafvervolging ten
aanzien van het enige in aanmerking komende delict, dood door schuld
is verjaard sinds 1998.
Procedure rond beklag
In 2004 wendden de nabestaanden zich tot de Nationale ombudsman over
de gang van zaken rond de advisering aan het hof over het beklag. De
Nationale ombudsman is niet bevoegd om onderzoek te doen naar de
inhoud van de beslissing van de officier van justitie tot het niet
vervolgen, maar kan wel een oordeel vellen over het optreden van het
Openbaar Ministerie in de procedure rondom het beklag. Hij constateert
dat de advisering van het Openbaar Ministerie aan het hof te veel tijd
in beslag heeft genomen. De betrokken advocaat-generaal en het
arrondissementsparket zijn niet voldoende voortvarend te werk gegaan.
Volgens de Nationale ombudsman dient het behandelen van een dergelijk
beklag voortvarend te gebeuren.
Voor de advocaat-generaal geldt dat deze ervan heeft kunnen afzien de
officier van justitie om advies en inlichtingen te vragen, omdat de
strafbare feiten al waren verjaard op het moment dat de familie haar
beklag indiende bij het hof. Het standpunt van de
hoofdadvocaat-generaal dat de zaak heeft stilgelegen wegens personele
omstandigheden, is volgens de ombudsman geen rechtvaardiging. Ook het
arrondissementsparket heeft niet voldoende voortvarend gehandeld, door
gedurende zeven maanden niet te reageren op drie verzoeken om
inlichtingen en advies van de advocaat-generaal. Ook hier geldt dat op
het moment dat de verzoeken gedaan werden al duidelijk was dat de zaak
verjaard was.
Ten overvloede merkt de Nationale ombudsman in zijn rapport op dat de
officier van justitie te Haarlem de familie in 1995 ten onrechte niet
heeft gewezen op de openstaande beklagprocedure bij het hof. Het is
dan ook niet juist om de familie te verwijten dat zij niet eerder
beklag heeft ingediend.
Noot voor de redactie,
Nationale Ombudsman