Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
DEN HAAG

|Directie Integratie Europa
"" "
"
"" \* MERGEFORMAT Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag
N="Y" "Nederland" "" | |

|Datum |18 juli 005                         |Auteur|Mw. drs. B. M. Karel|
|Kenmer|DIE-248/2005                        |Telefo|070 348 48 76       |
|k     |                                    |on    |                    |
|Blad  |1/53                                |Fax   |070 348 40 86       |
|Bijlag|15                                  |E-ma|die-in@minbuza.nl        |
|e(n)  |                                    |il  |                         |
|Betref|Informatievoorziening aan de Tweede |                             |
|t     |Kamer over nieuwe                   |                             |
|      |Commissievoorstellen                |                             |
|C.c.  |                                    |                             |
|                                            |                            |
Zeer geachte Voorzitter,

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vijftien fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):


1. Communication from the Commission to the Council, the European Parliament, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions on accelerating the transition from analogue to digital broadcasting (niet in het Nederlands beschikbaar)
2. Voorstel voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1466/97 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid
- Voorstel voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten
3. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement tot vaststelling van een kaderprogramma met betrekking tot grondrechten en justitie voor de periode 2007-2013
4. Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het specifieke programma "Geweldbestrijding (Daphne) en drugspreventie en -voorlichting" voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma "Grondrechten en justitie"
5. Voorstel voor een Besluit van de Raad tot vaststelling van het specifieke programma "Grondrechten en burgerschap" voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma "Grondrechten en justitie"
6. Voorstel voor een Besluit van de Raad tot vaststelling van het specifieke programma "Strafrecht" voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma "Grondrechten en justitie"
7. Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het specifieke programma "Civiel recht" voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma "Grondrechten en justitie"
8. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement tot vaststelling van een kaderprogramma voor solidariteit en beheer van de migratiestromen voor de periode 2007-2013
9. Voorstel voor een Beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het Europees Vluchtelingenfonds voor de periode 2008-2013 als onderdeel van het algemene programma "Solidariteit en beheer van de migratiestromen"
10. Voorstel voor een Beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma "Solidariteit en beheer van de migratiestromen"
11. Voorstel voor een Beschikking van de Raad tot instelling van het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma "Solidariteit en beheer van de migratiestromen"
12. Voorstel voor een Beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het Europees Terugkeerfonds voor de periode 2008-2013
13. Communication from the Commission to the Council and the European Parliament Establishing a framework programme on "Security and Safeguarding Liberties" for the period 2007-2013 (niet in het Nederlands beschikbaar)
14. Proposal for a Council Decision: Establishing the specific Programme "Prevention, Preparedness and Consequence Management of Terrorism", for the Period 2007-2013 General Programme "Security and Safeguarding Liberties" (niet in het Nederlands beschikbaar)
15. Proposal for a Council Decision Establishing the specific Programme "Prevention of and fight against Crime" for the Period 2007-2013, General Programme "Security and Safeguarding Liberties" (niet in het Nederlands beschikbaar)

De Staatssecretaris voor Europese Zaken

Atzo Nicolaï
Fiche 1: Mededeling over digitale uitzending
Titel:
Communication from the Commission to the Council, the European Parliament, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions on accelerating the transition from analogue to digital broadcasting (Niet in het Nederlands beschikbaar.)


Datum Raadsdocument: 26 mei 2005
Nr Raadsdocument: 9411/05
Nr. Commissiedocument: COM(2005) 204 final Eerstverantwoordelijk ministerie: Economische Zaken i.o.m. OCW en FIN

Behandelingstraject in Brussel: RWG Telecommunicatie, VTE Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De vervanging van de huidige analoge omroepuitzendingen door digitale uitzendingen heeft grote voordelen in termen van efficiënt spectrumgebruik en transmissiemogelijkheden. Dit biedt de mogelijkheid tot het ontwikkelen van nieuwe diensten en kan leiden tot meer keuzemogelijkheden voor de consument en intensievere concurrentie. De mededeling focust vooral op de omschakeling van televisie en schetst het belang van binnen Europa niet al te ver uiteenlopende afschakelmomenten (beëindiging analoge etheruitzendingen). In dat kader stelt de Commissie voor om als uiterste afschakeldatum voor alle landen van de EU begin 2012 te hanteren. Landen die nog geen formele afschakeldatum hebben vastgesteld worden opgeroepen om uiterlijk eind 2005 een datum bekend te maken. Deze oproep gaat ook uit naar Nederland aangezien wij nog geen formele datum hebben vastgesteld. De Commissie analyseert de huidige situatie omtrent de omschakeling van analoge naar digitale uitzendingen en schetst de (Europese) belangen die hierbij spelen. Zij stelt voor om een gezamenlijke deadline vast te stellen voor het afschakelen van analoge televisie. De bevoegdheden ten aanzien van het beheer van het spectrum en daarmee het afschakelen van analoge televisie via de ether liggen bij de individuele lidstaten. De Commissie is van mening dat het spectrum dat vrij komt door de afschakeling van analoge uitzendingen zo flexibel mogelijk wordt ingezet. Daarbij stelt de Commissie dat het van belang is om een deel van het spectrum beschikbaar te houden voor pan-Europese diensten en toepassingen.

De Commissie geeft vier redenen voor/voordelen van Europese coördinatie van de afschakeldata:
- er anders geen "critical mass" gerealiseerd kan worden om nieuwe technologie in gebruik te nemen en nieuwe diensten aan te bieden;
- er anders geen beschikbaar spectrum is voor pan-Europese diensten;
- zonder omschakeling de markt voor digitale diensten gefragementeerd blijft; en
- analoge uitzendingen in het ene land kunnen in negatieve zin de uitrol van digitale uitzendingen in de omringende landen beïnvloeden.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: Negatief. De redenen die door Commissie worden gegeven, leiden niet eenduidig tot de conclusie dat de coördinatie noodzakelijk is. Het niet realiseren van "critical mass" en defragementatie van de markt voor content zal niet worden opgelost door een gemeenschappelijke afschakeldatum of -deadline omdat de taalbarrière één gemeenschappelijk interne digitale communicatiemarkt onmogelijk maakt. Het is wel voorstelbaar dat een gecoördineerde afschakeldatum positieve effecten heeft op de omvang van de Europese markt voor digitale ontvangsapparatuur. Hierbij spelen overigens ook andere factoren, zoals de mate waarin ontvangstapparatuur geschikt is voor verscheidene technologieën van digitale uitzending en de producten dus onderling substitueerbaar zijn. Het succes van pan-Europese diensten is in dit kader onzeker en de noodzaak om hiervoor spectrum te reserveren is dus twijfelachtig. Verder is de toegevoegde waarde van afschakeling niet alleen afhankelijk van de afschakeling in omringende lidstaten omdat het beschikbare spectrum gebruikt kan worden voor nieuwe nationale diensten. De bovengenoemde wederzijdse beïnvloeding tussen analoge en digitale uitzendingen pleit wel voor een zekere vorm van coördinatie. Proportionaliteit: Het gaat om een mededeling, dus n.v.t. Echter gelet op het geringe belang van niet al te ver uiteenlopende afschakeldata is het alleen verstandig om te streven naar afstemming op dit gebied, als dit niet betekent dat formele bevoegdheden worden over gedragen.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Aan de mededeling zijn geen kosten verbonden.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: Geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland is het ten dele eens met de geschetste belangen van coördinatie ten aanzien van de het afschakelmoment voor analoge televisie. Daarbij is het de verwachting dat de afschakeling van analoge televisie-uitzendingen via de ether in Nederland vòòr het door de Commissie genoemde uiteindelijke afschakelmoment (begin 2012) zal zijn gerealiseerd. Uit hoofde daarvan staat Nederland neutraal tegenover de mededeling zolang de uiteindelijke bevoegdheid tot het vaststellen van een afschakelmoment bij de individuele lidstaten blijft liggen. Hierover moet duidelijkheid worden geschapen. Nederland kan zich uithoofde daarvan vinden in genoemd afschakelmoment. Ten aanzien van het advies van de Commissie om het vrijkomende spectrum flexibel te re-alloceren hebben wij principieel geen bezwaar. Echter het vrijkomende spectrum is in 2002 reeds vergund (aan de commerciële multiplexbeheerder Digitenne). Dit betekent dat Nederland in de praktijk vrijwel geen spectrum kan re-alloceren. Fiche 2: Verordeningen over versterking toezicht begrotingssituaties en procedure buitensporige tekorten Titel:

- Voorstel voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1466/97 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid
- Voorstel voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten


Datum Raadsdocument: 22 april 2005 en 22 april 2005 Nr. Raadsdocument: 8192/05 en 8193/05
Nr. Commissiedocument: COM(2005)154, COM(2005)155 Eerstverantwoordelijk ministerie: Financiën i.o.m. SZW, BZ, EZ

Behandelingstraject in Brussel: Ad-hoc Groep SGP

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) geeft uitwerking aan artikelen 99 en 104 van het EG Verdrag en bestaat uit twee verordeningen (1466/97 en 1467/97) en een door de Europese Raad aangenomen resolutie (1998). Verordening 1466/97 bevat de zogenoemde preventieve kant van het Pact. Deze verordening legt onder andere de verplichting neer voor lidstaten om jaarlijks een stabiliteits- of convergentieprogramma te presenteren en biedt de Raad de mogelijkheid om een lidstaat een vroegtijdige waarschuwing te geven in het geval van een dreigende overschrijding van de 3%-grens uit het Verdrag. Verordening 1467/97 bevat de zogenoemde correctieve kant van het Pact en geeft een nadere uitwerking van de buitensporigtekortprocedure zoals vastgelegd in artikel 104 van het Verdrag. Deze verordening schetst onder andere de tijdstermijnen waarbinnen een lidstaat maatregelen moet nemen indien het EMU-tekort groter dan 3% is.

Op 20 maart 2005 heeft de Ecofin akkoord bereikt over de nadere invulling van het Stabiliteits- en Groeipact. Het rapport van de Ecofin Raad is op 22 maart 2005 bekrachtigd door de Europese Raad en zal worden toegevoegd aan het Stabiliteits- en Groeipact. Zoals gemeld aan de Tweede Kamer bij brief van 23 maart 2005, vormen de afspraken een balans tussen enerzijds meer budgettaire discipline in goede economische tijden en anderzijds de mogelijkheden om in het geval van tegenvallende economische omstandigheden de regels met enige flexibiliteit toe te passen. Het betrof hierbij overeenstemming op hoofdlijnen, die nader moest worden uitgewerkt door de zogenoemde Ad hoc groep SGP. Een belangrijke vraag daarbij was welke elementen van het rapport van de Ecofin Raad worden opgeschreven in de artikelen van verordeningen 1466 en 1467, die juridisch bindend zijn, en voor welke elementen zou kunnen worden volstaan met een vermelding in de zogenoemde Code-of-Conduct, die niet juridisch-bindend is, dan wel de preambules van de verordeningen.

De Ad hoc groep SGP heeft op 8 juni akkoord bereikt over de nieuwe verordeningen. De groep heeft ervoor gekozen om zo dicht mogelijk aan te sluiten bij het akkoord van de ministers, door vrijwel alle wezenlijke punten uit het Ecofin-rapport over te nemen in de verordeningen. Dat betekent dat de gehele passage uit het Ecofin-rapport over de relevante factoren is opgenomen in verordening 1467. De verordening bevat daarbij echter ook de voorwaarden die gelden voor het al dan niet rekening houden met de relevante factoren. Zo doen bij de beslissing of een buitensporig tekort bestaat, de relevante factoren slechts ter zake indien de overschrijding klein en tijdelijk is en mogen bij de beslissing over beëindiging van de procedure de relevante factoren niet in beschouwing worden genomen. In Verordening 1467 is eveneens de verplichting opgenomen voor een land met een buitensporig tekort om in de regel het conjunctuurgeschoonde saldo exclusief eenmalige maatregelen met minimaal 0,5% per jaar te verbeteren.

In Verordening 1466 zijn de versterkingen aan de preventieve kant van het Stabiliteits- en Groeipact opgenomen. Zo dienen lidstaten die nog niet hun middellange-termijn-doelstelling hebben bereikt in de regel te streven naar een verbetering van het conjunctuurgeschoonde saldo exclusief eenmalige maatregelen met 0,5% per jaar. In de verordeningen is opgenomen dat lidstaten in goede tijden een grotere inspanning dienen te leveren, terwijl de inspanning in economisch slechte tijden wat beperkter kan zijn. In de verordening is tevens opgenomen dat de middellange-termijn-doelstelling voor het conjunctuurgeschoonde saldo exclusief eenmalige maatregelen maximaal 1% mag bedragen voor landen met een lage schuld/hoge groei, terwijl de doelstelling voor hoge schuld/lage groei landen wordt aangescherpt tot begrotingsevenwicht of een overschot.

Met deze wijzigingen in de verordeningen is het Ecofin-rapport op adequate wijze vertaald in juridisch bindende teksten. Na het akkoord in de Ad hoc groep heeft de Raad op 13 juni een gemeenschappelijke positie aangenomen. Afhankelijk van de stemming in het Europese Parlement, dat bij verordening 1466 is betrokken via de samenwerkingsprocedure, kan de Raad de verordeningen nog voor de zomer aannemen.

Rechtsbasis van het voorstel: Wijziging Verordening 1466/97: artikel 99, lid 5, EG en wijziging Verordening 1467/97: artikel 104, lid 14, EG.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Samenwerkingsprocedure bij verordening 1466/97 en eenparigheid in de Raad met consultatieprocedure bij verordening 1467/97

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit: Positief, gezien de negatieve grensoverschrijdende effecten van hoge overheidstekorten zijn begrotingsregels op Europees niveau van groot belang voor het goed functioneren van de Economische en Monetaire Unie.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Zowel de bestaande als de nieuwe verordeningen specificeren de regels die gelden voor de overheid als geheel wat betreft het maximale EMU-tekort en de maximale EMU-schuldquote.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Luxemburg streeft ernaar nog onder zijn voorzitterschap overeenstemming te bereiken over de wijzigingen die naar mening van de Raad dienen te worden doorgevoerd in verordening 1466/97 en verordening 1467/97.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Verordeningen 1466/97 en 1467/97 vormen de kern van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Het SGP levert een belangrijke bijdrage aan het goed functioneren van de Economische en Monetaire Unie. Nederland heeft zich daarom altijd ingezet voor een strikte naleving van het SGP. Wat betreft de nieuwe afspraken was het streven om de balans die zich bevindt in het Ecofin-rapport - enerzijds een versterking van de discipline in economische goede tijden, anderzijds een vergrote flexibiliteit in slechte tijden - te doen terugkeren in de verordeningen. Dat was geen vanzelfsprekendheid omdat de vergrootte flexibiliteit bij tegenvallende economische omstandigheden veelal vraagt om wijziging van de bestaande artikelen van verordening 1467/97, daar waar de versterkingen in economisch goede tijden vooral aanvullingen betreffen in verordening 1466/97. Met de inkadering van de flexibiliteit in verordening 1467/97 en het opnemen van de inspanningsverplichting van 0,5% en de grens aan de middellange-termijn-doelstelling in 1466/97 is de balans behouden.

Fiche 3: Mededeling tot vaststelling van een kaderprogramma m.b.t. grondrechten en justitie 2007-2013 Titel:
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement tot vaststelling van een kaderprogramma met betrekking tot grondrechten en justitie voor de periode 2007-2013


Datum Raadsdocument: 2 mei 2005
Nr. Raadsdocument: 8210/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005) 122 final
Eerstverantwoordelijk ministerie: Justitie in nauwe samenwerking met BZK (Fundamental rights) i.o.m. zie de fiches voor de deelprogramma's

Behandelingstraject in Brussel: verschilt per deelprogramma
- Deelprogramma Daphne/drugs: Horizontale Drugswerkgroep, CATS, JBZ-Raad
- Deelprogramma Fundamental rights: Ad hoc Raadswerkgroep, CATS, JBZ-Raad
- Deelprogramma Criminal justice: JBZ-Radengroep, CATS, JBZ-Raad
- Deelprogramma Civil justice: Comité Burgerlijk Recht, JBZ-Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De Europese Commissie heeft in het kader van de Financiële Perspectieven voor de periode 2007-2013 voorstellen ingediend ter versterking van de Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Recht. Deze voorstellen bestaan uit drie Kaderprogramma's die zijn opgebouwd uit tien deelprogramma's.

Vier van die deelprogramma's vormen de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de totstandbrenging voor de periode 2007-2013 van een Kaderprogramma inzake Fundamentele Rechten en Recht besproken.

Deze vier deelprogramma's zijn:

- Decision of the European Parliament and of the Council establishing for the period 2007-2013 the specific programme "Fight against violence (Daphne) and drugs prevention and information" as part of the General programme "Fundamental Rights and Justice" ("Daphne/drugs");
- Proposal for a Council decision establishing for the period 2007-2013 the specific programme "Fundamental rights and citizenship" as part of the General programme "Fundamental rights and Justice" ("Fundamental rights");
- Proposal for a Council Decision establishing for the period 2007-2013 the specific programme "Criminal justice" as part of the General programme "Fundamental Rights and Justice" ("Criminal justice");
- Proposal for a Council Decision establishing for the period 2007-2013 the specific programme "Civil justice" as part of the General programme "Fundamental Rights and Justice" ("Civil justice").

Het Kaderprogramma inzake Fundamentele Rechten en Recht kent de volgende doelstellingen:
1) Het bevorderen van de ontwikkeling van een Europese maatschappij gebaseerd op het Unie-burgerschap en met inachtneming van de fundamentele rechten zoals neergelegd in het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie; het bestrijden van anti-semitisme, racisme en vreemdelingenhaat en het versterken van het maatschappelijk middenveld op het gebied van grondrechten;
2) Het bijdragen aan het opzetten van een Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Recht door het bestrijden van geweld en door het verschaffen van informatie over en voorkomen van het gebruik van drugs;
3) Het bevorderen van justitiële samenwerking met als doel het bijdragen aan de instelling van een daadwerkelijke Ruimte van Recht in burgerlijke en handelszaken;
4) Het bevorderen van justitiële samenwerking met als doel het bijdragen aan de instelling van een daadwerkelijke Ruimte van Recht in strafrechtelijke zaken.

Rechtsbasis van het voorstel: verschilt per deelprogamma
- Deelprogramma Daphne/drugs: art. 152 EG-Verdrag
- Deelprogramma Fundamental rights: art. 308 EG-Verdrag
- Deelprogramma Criminal justice: art. 31 in samenhang met art. 34 lid 2 sub c EU-Verdrag
- Deelprogramma Civil justice: art. 61 sub c en art. 67 lid 2 EG-Verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: verschilt per deelprogramma
- Deelprogramma's Daphne/drugs en Civil justice: co-decisie, art. 251 EG-Verdrag
- Deelprogramma Fundamental rights: unanimiteit na raadpleging van het Europees Parlement
- Deelprogramma Criminal justice: eenparigheid van stemmen met adviesrecht voor het Europees Parlement

Instelling nieuw Comitologie-comité:
Ja, een adviserend comité voor alle deelprogramma's.

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief
Het voorstel ziet op de mogelijkheid om gelden toe te kennen aan initiatieven en projecten die binnen de JBZ kaders vallen en heeft een belangrijke meerwaarde bovenop nationaal gefinancierde activiteiten. Aan de subsidiariteit van het Kaderprogramma als geheel behoeft niet te worden getwijfeld. Of echter alle concreet genoemde acties ter verwezenlijking van deze doelstellingen ook daadwerkelijk toegevoegde waarde hebben dient nog te worden bezien. Proportionaliteit: positief
Aangezien de deelprogramma's in algemene bewoordingen de concrete acties ter uitvoering van de doelstellingen omschrijven, wordt vooralsnog voldoende ruimte gelaten aan de lidstaten.

Consequenties voor de EU-begroting:
De Commissie heeft aangegeven dat het Kaderprogramma inzake Fundamentele Rechten en Recht in totaal E543 miljoen omvat. De Commissie heeft thans E135,4 miljoen voorzien voor Daphne/drugs, E93,8 miljoen voor Fundamental rights, E196,2 miljoen voor Criminal justice en E106,5 miljoen voor Civil justice.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Acceptatie van het deelprogramma leidt ertoe dat een beroep kan worden gedaan op gelden, waarbij sprake is van een systeem van co-financiering. Op het moment dat hiervan gebruik wordt gemaakt kan dat nationaal personele en financiële gevolgen hebben. De cofinanciering zal altijd worden bekostigd binnen de bestaande departementale budgettaire kaders.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Teneinde de mogelijkheden van dit programma optimaal te kunnen benutten, zou gedacht kunnen worden aan het creëren van een gespecialiseerde centrale voorziening binnen de betrokken departementen. De toegevoegde waarde van deze voorziening dient te blijken uit een kosten-batenanalyse, welke zo snel mogelijk zal worden uitgevoerd na vaststelling van de Financiële Perspectieven. De (meer)kosten van deze voorziening worden door de betrokken departementen gedekt binnen de bestaande begrotingen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Het Kaderprogramma treedt in werking op 1 januari 2007.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland staat positief tegenover het onderhavige voorstel, dat voortborduurt op het Haags Programma. Rekening moet worden gehouden met de prioriteiten zoals neergelegd in het Haags Programma en overlap tussen de Kaderprogramma's en de daarbij behorende deelprogramma's moet worden voorkomen. Met betrekking tot mogelijke overlap kan met name worden gewezen op de relatie tussen het deelprogramma "Fight against violence (Daphne) and drugs prevention and information" en het deelprogramma "Prevention of and Fight against Crime" als onderdeel van het Kaderprogramma "Fundamental Rights and Justice". Binnen het deelprogramma "Daphne/Drugs" staat de volksgezondheidkant van de drugsproblematiek centraal, terwijl het deelprogramma "Prevention of and Fight against Crime" juist de strafrechtelijke kant van de drugsproblematiek omvat. Van belang is dat in de uitvoering van de acties met deze opsplitsing rekening wordt gehouden en onderzocht wordt hoe de acties op deze verschillende terreinen elkaar kunnen versterken.

Daarnaast dient te worden gewezen op het budget dat de Commissie in het Kaderprogramma heeft voorzien voor het toekomstig Grondrechtenbureau, het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving en Eurojust, te weten E164,9, E110,6 en E133,4 miljoen. Nadere uitwerking en verantwoording hiervan is gewenst.

Nederland zal op geëigende momenten moeten aangeven niet vooruit te zullen lopen op de algemene besluitvorming over de Financiële Perspectieven 2007-2013, en een algemeen voorbehoud moeten maken. Het Kabinetsstandpunt aangaande de Financiële Perspectieven 2007-2013 is leidend.

Zie verder de meer gedetailleerde standpuntbepaling in de fiches voor de deelprogramma's.

Fiche 4: Besluit tot vaststelling van het programma 'geweldbestrijding (Daphne) en drugspreventie en -voorlichting' Titel:
Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het specifieke programma "Geweldbestrijding (Daphne) en drugspreventie en -voorlichting" voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma "Grondrechten en justitie"


Datum Raadsdocument: 2 mei 2005
Nr. Raadsdocument: 8210/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005) 122 final
Eerstverantwoordelijk ministerie: Justitie in nauwe samenwerking met VWS i.o.m. BZ, BZK, FIN, EZ, SZW en DEF

Behandelingstraject in Brussel: Horizontale Drugswerkgroep, CATS, JBZ-Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De Europese Commissie heeft in het kader van de Financiële Perspectieven voor de periode 2007-2013 voorstellen ingediend ter versterking van de Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Recht. Deze voorstellen bestaan uit drie Kaderprogramma's die zijn opgebouwd uit tien deelprogramma's.

Het in dit fiche besproken deelprogramma vormt één van de vier samenhangende onderdelen van de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de totstandbrenging voor de periode 2007-2013 van een Kaderprogramma inzake Fundamentele Rechten en Recht.

De overige drie deelprogramma's zijn:

- Voorstel voor een Raadsbesluit voor de totstandbrenging voor de periode 2007-2013 van het specifieke programma "Fundamentele Rechten en Burgerschap";
- Voorstel voor een Raadsbesluit voor de totstandbrenging voor de periode 2007-2013 van het specifieke programma "Strafrecht";
- Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad voor de totstandbrenging voor de periode 2007-2013 van het specifieke programma "Burgerlijk Recht".

De vier deelprogramma's kennen de volgende doelstellingen:
1. Het bevorderen van de ontwikkeling van een Europese maatschappij gebaseerd op het Unie-burgerschap en met inachtneming van de fundamentele rechten zoals neergelegd in het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie; het bestrijden van anti-semitisme, racisme en vreemdelingenhaat en het versterken van het maatschappelijk middenveld op het gebied van grondrechten;
2. Het bijdragen aan het opzetten van een Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Recht door het bestrijden van geweld en door het verschaffen van informatie over en voorkomen van het gebruik van drugs;
3. Het bevorderen van justitiële samenwerking met als doel het bijdragen aan de instelling van een daadwerkelijke Ruimte van Recht in burgerlijke en handelszaken;
4. Het bevorderen van justitiële samenwerking met als doel het bijdragen aan de instelling van een daadwerkelijke Ruimte van Recht in strafrechtelijke zaken.

Samenhang tussen de verschillende deelprogramma's wordt gegarandeerd door de toepassing van gemeenschappelijke implementatie- en managementmethoden. Ook de evaluatie- en beoordelingssprocessen zullen gecoördineerd en volgens gemeenschappelijke criteria plaatsvinden. Het kaderprogramma bouwt voort op eerdere ervaringen en de lessen die zijn getrokken uit evaluaties. In die zin komen het kader- en de daaronder vallende deelprogramma's tegemoet aan de kerndoelstelling dat zowel het juridische als financiële instrumentarium van de EU diende te worden gerationaliseerd. Ook in managementtermen wordt met het voorliggende kaderprogramma een efficiencyslag gemaakt.

Hoewel te vatten onder het meer omvattende streven naar een Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Recht, verschillen de twee thema's in dit op artikel 152 EG-Verdrag gebaseerde specifieke programma "Strijd tegen geweld (Daphne) en drugspreventie en informatie" qua oorsprong en inhoud aanzienlijk van elkaar.

De voorstellen met betrekking tot het onderdeel over de "Strijd tegen geweld (Daphne)" baseren zich op de bepaling uit het Handvest met Fundamentele Rechten betreffende lichamelijke integriteit. Programmatisch lijkt het een voortzetting te vormen van het al bestaande en nu lopende Daphne-II programma. Concreet beoogt het programma geweld in al zijn vormen (seksueel, psychologisch en fysiek), hetzij in het private dan wel het publieke domein aan te pakken door slachtoffers en met name risicogroepen (kinderen, jonge mensen, vrouwen) te ondersteunen, het maatschappelijk middenveld actief op dit terrein bij te staan en aan te moedigen, de onder de Daphneprogramma's verkregen resultaten te verspreiden en de positieve uitkomsten van behandelingstrajecten voor slachtoffers te identificeren.

Het onderdeel dat betrekking heeft op de drugsproblematiek grijpt voornamelijk terug op Europese beleidsdocumenten, zoals de EU-Drugsstrategie 2005-2012 en het nog door de Raad vast te stellen EU- Actieplan Drugs 2005-2008. De strategie richt zich op informatie en onderzoek, vraagvermindering, aanbodvermindering en internationale samenwerking. Informatie, onderzoek en vraagvermindering zijn in dit programma opgenomen. De verspreiding van informatie, onderzoek ten behoeve van voorlichting, preventie en programma's gericht op de vermindering van de gezondheidsschade als gevolg van drugsgebruik vormen de belangrijkste speerpunten.

De logica van de door de Commissie gedane voorstellen duidt er op dat aanbodvermindering en internationale samenwerking volledig in andere programma's zijn ondergebracht (o.a. het specifieke programma "Preventie en bestrijding van criminaliteit" dat onderdeel vormt van het Kaderprogramma Veiligheid) en dus niet het onderwerp van het voorliggende specifieke programma zijn.

Concreet voorziet het deelprogramma "Strijd tegen geweld (Daphne) en drugspreventie en informatie" in specifieke acties van en door de Commissie (zoals allerhande studies, onderzoeken en analyses, de organisatie van seminars, conferenties en expert-meetings, publiekscampagnes, het maken en verspreiden van informatiemateriaal), het geven van financiële ondersteuning aan zowel projecten in het belang van de Gemeenschap zoals neergelegd in en onder de condities van jaarlijkse werkprogramma's, als ook projecten die door maatschappelijke organisaties worden uitgevoerd en de ondersteuning van de Europese Federatie van Vermiste en Seksueel Uitgebuite Kinderen, die de algemeen Europese doelstelling ten aanzien van kinderrechten en bescherming nastreeft. Bij de implementatie van dit deelprogramma voorziet de Commissie een rol voor het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving en het Europees Waarnemingscentrum voor Racisme en Xenofobie.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 152 EG.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: co-decisie.

Instelling nieuw Comitologie-comité: De Commissie zal voor de uitvoering worden bijgestaan door een Comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie. Van toepassing is de raadplegingsprocedure.

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief.
Het besluit dat aan dit specifieke programma ten grondslag ligt voorziet de mogelijkheid om gelden toe te kennen aan initiatieven en projecten die mede binnen de JBZ kaders vallen, en die specifiek ten doel hebben kennis en ervaring van lidstaten en de EU op de terreinen geweld en drugs te vergroten, en vormen van samenwerking via projecten te bewerkstelligen. Het financiële deelprogramma heeft derhalve een belangrijke meerwaarde bovenop nationaal gefinancierde activiteiten op dit terrein. Of echter alle concreet genoemde acties ter verwezenlijking van de doelstelling ook daadwerkelijk toegevoegde waarde hebben dient nog te worden bezien. Proportionaliteit: positief.
Daar het specifieke programma "Strijd tegen geweld (Daphne) en drugspreventie en publieksinformatie" in erg algemene bewoordingen de concrete acties ter uitvoering van de doelstellingen omschrijft, wordt vooralsnog voldoende ruimte gelaten aan de lidstaten. Dat het hier slechts algemene richtlijnen betreft volgt ook uit het feit dat voor de vorm van een kaderprogramma is gekozen.

Consequenties voor de EU-begroting:
De geraamde kosten van dit deelprogramma bedragen E138,2 miljoen voor de periode 2007-2013.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Acceptatie van het deelprogramma leidt ertoe dat een beroep kan worden gedaan op gelden, waarbij sprake is van een systeem van cofinanciering. Op het moment dat hiervan gebruik wordt gemaakt kan dat nationaal personele en financiële gevolgen hebben. De cofinanciering zal altijd worden bekostigd binnen de bestaande departementale budgettaire kaders.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Teneinde de mogelijkheden van dit programma optimaal te kunnen benutten, zou gedacht kunnen worden aan het creëren van een gespecialiseerde centrale voorziening binnen de betrokken departementen. De toegevoegde waarde van deze voorziening dient te blijken uit een kosten-batenanalyse, welke zo snel mogelijk zal worden uitgevoerd na vaststelling van de Financiële Perspectieven. De (meer)kosten van deze voorziening worden door de betrokken departementen gedekt binnen de bestaande begrotingen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:1 januari 2007

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland staat positief tegenover het onderhavige voorstel, dat voortborduurt op het Haags Programma en de daarbij ondergebrachte EU-Drugsstrategie. Het deelprogramma "Strijd tegen geweld (Daphne) en drugspreventie en informatie" heeft in het algemeen een toegevoegde waarde boven de nationaal gefinancierde activiteiten op dit terrein. Dit neemt niet weg dat Nederland vraagtekens zet bij de samenvoeging van beide programma's. Alvorens de inhoud van het voorstel aan de orde te stellen dient in eerste instantie het behandelingstraject te worden vastgesteld. Met name in het kader van dit behandelingstraject, maar ook in zijn algemeenheid dient ervoor te worden gewaakt dat overlap met de overige kaderprogramma's en daarbij behorende deelprogramma's wordt voorkomen en de integrale benadering van de problematiek wordt gewaarborgd. Verder dient het budget dat separaat van dit deelprogramma aan het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving, het Europees Waarnemingscentrum voor Racisme en Xenofobie wordt toegekend te worden verantwoord en uitgewerkt. Voorts moet op korte termijn een antwoord door de Commissie worden gegeven op de vraag in hoeverre artikel 152 EG-Verdrag volstaat als juridische basis voor het specifieke programma, aangezien in aanvulling op dit artikel op inhoudelijke gronden ook andere artikelen uit het EU-Verdrag in aanmerking komen. Nederland zal daarnaast op geëigende momenten moeten aangeven niet vooruit te willen lopen op de algemene besluitvorming over de Financiële Perspectieven 2007-2013, en een algemeen voorbehoud moeten maken. Het Kabinetsstandpunt aangaande de Financiële Perspectieven 2007-2013 is leidend.

Fiche 5: Besluit tot vaststelling van het programma 'Grondrechten en burgerschap' Titel:
Voorstel voor een Besluit van de Raad tot vaststelling van het specifieke programma "Grondrechten en burgerschap" voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma "Grondrechten en justitie"


Datum Raadsdocument: 2 mei 2005
Nr Raadsdocument: 8210/05
Nr. Commissiedocument: COM(2005) 122 final
Eerstverantwoordelijk ministerie: Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties i.o.m. BZ, EZ, FIN, JUS

Behandelingstraject in Brussel: ad hoc Raadswerkgroep, CATS, JBZ-Raad
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De Europese Commissie heeft in het kader van de Financiële Perspectieven voor de periode 2007-2013 voorstellen ingediend ter versterking van de Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Recht. Deze voorstellen bestaan uit drie Kaderprogramma's die zijn opgebouwd uit tien deelprogramma's.

Het in dit fiche besproken deelprogramma vormt één van de vier samenhangende onderdelen van de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de totstandbrenging voor de periode 2007-2013 van een Kaderprogramma inzake Fundamentele Rechten en Recht.

De overige drie deelprogramma's zijn:

- Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad voor de totstandbrenging voor de periode 2007-2013 van het specifieke programma "Bestrijding van geweld (Daphne) en drugspreventie en -informatie";
- Voorstel voor een Raadsbesluit voor de totstandbrenging voor de periode 2007-2013 van het specifieke programma "Strafrecht";
- Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad voor de totstandbrenging voor de periode 2007-2013 van het specifieke programma "Burgerlijk Recht".

De vier deelprogramma's kennen de volgende doelstellingen:


1) Het bevorderen van de ontwikkeling van een Europese maatschappij gebaseerd op het Unie-burgerschap en met inachtneming van de fundamentele rechten zoals neergelegd in het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie; het bestrijden van antisemitisme, racisme en vreemdelingenhaat en het versterken van het maatschappelijk middenveld op het gebied van grondrechten;
2) Het bijdragen aan het opzetten van een Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Recht door het bestrijden van geweld en door het verschaffen van informatie over en voorkomen van het gebruik van drugs;
3) Het bevorderen van justitiële samenwerking met als doel het bijdragen aan de instelling van een daadwerkelijke Ruimte van Recht in burgerlijke en handelszaken;
4) Het bevorderen van justitiële samenwerking met als doel het bijdragen aan de instelling van een daadwerkelijke Ruimte van Recht in strafrechtelijke zaken.

Het programma 'Fundamentele rechten en burgerschap' beoogt nadere invulling te geven aan het gegeven dat de EU is gegrondvest op de beginselen democratie, vrijheid, rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden. Ook het Haagse Programma ter versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie (conclusies van de ER van 5 november 2004) bepaalt dat deze fundamentele rechten, zoals gewaarborgd door het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) en het Handvest van de grondrechten in het Grondwettelijk Verdrag, onverkort moeten worden geëerbiedigd. Daarnaast moet de Unie ervoor zorgen dat op al haar werkterreinen de fundamentele rechten actief worden uitgedragen. Voorts worden de instellingen van de Unie in dit Haagse programma aangemoedigd om, binnen het kader van hun bevoegdheden, een open, transparante en regelmatige dialoog met representatieve organisaties en het maatschappelijk middenveld te voeren en de deelneming van burgers aan het maatschappelijk leven te stimuleren en te vergemakkelijken. Speciale aandacht moet daarbij worden geschonken aan de bestrijding van antisemitisme, racisme en vreemdelingenhaat.

Het doel van het deelprogramma 'Fundamentele rechten en burgerschap' is om de twee bestaande voorbereidende maatregelen (het bevorderen van fundamentele rechten en het steunen van het maatschappelijk leven) verder te ontwikkelen en nieuwe doelstellingen te introduceren, zoals het tegengaan van racisme, xenofobie en antisemitisme en het bevorderen van een interreligieuze en multiculturele dialoog op EU-niveau. Daarbij wordt bijzondere aandacht besteed aan de rechten die voortvloeien uit het EU-burgerschap, namelijk de bevordering van democratische participatie.

Het deelprogramma 'Grondrechten en burgerschap' kent de volgende specifieke doelstellingen:


1. Het actief uitdragen van het Handvest Grondrechten en het informeren van personen over hun rechten en hen aan te moedigen om actief deel te nemen aan het democratische leven van de Unie;
2. Het beoordelen op regelmatige basis van de stand van zaken inzake fundamentele rechten in de EU en in de lidstaten, binnen het kader van het gemeenschapsrecht, waarbij het Handvest van de Grondrechten als richtsnoer wordt gebruikt en het waar nodig verkrijgen van opinies op specifieke vragen gerelateerd aan fundamentele rechten;
3. Het uitleggen (richting publiek) van de gevolgen van de invoeging van het Handvest van de Grondrechten in het Grondwettelijk Verdrag en van de toetreding van de EU tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM);
4. Het steunen van non-gouvernementele organisaties en andere organisaties uit het maatschappelijk leven ter verbetering van hun vermogen tot actieve deelname in het actief uitdragen van fundamentele rechten;
5. Het tegengaan van antisemitisme, racisme en xenofobie door het bevorderen van een betere verstandhouding en tolerantie in de hele Europese Unie;
6. Het bevorderen van vrede en fundamentele rechten voornamelijk door middel van een interreligieuze en culturele dialoog op EU-niveau.

Met het oog op de verwezenlijking van zijn doelstellingen zal het programma activiteiten ondersteunen zoals:
- onderzoek, publieksenquêtes, dataverzameling, conferenties, informatiemateriaal, netwerken van nationale experts;
- transnationale projecten in het belang van de EU door tenminste drie lidstaten opgesteld en onder de voorwaarden van de jaarlijkse werkprogramma's
- activiteiten van niet gouvernementele organisaties bij het nastreven van een doel in het belang van de EU in overeenstemming met de algemene doelen van dit deelprogramma en onder de voorwaarden van de jaarlijkse werkprogramma's

De doelstellingen van het deelprogramma en te ondersteunen activiteiten beogen complementair te zijn aan de doeleinden en werkzaamheden van het te vormen Grondrechtenbureau, tot vorming waarvan de Europese Raad heeft besloten in december 2003 en waarvoor de Commissie een voorstel zal indienen. Dat Bureau zal in elk geval een informatieverzamelende en -analyserende functie ten aanzien van grondrechten krijgen.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 308 EG

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad met unanimiteit, raadpleging Europees Parlement.

Instelling nieuw Comitologie-comité: Ja (artikel 10 van het voorstel). Dit comité zal volgens de raadplegingsprocedure (artikel 3 van Besluit 1999/468) worden geraadpleegd.

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief. Het voorstel beoogt gelden toe te kennen aan initiatieven en projecten die onder andere binnen de JBZ kaders vallen, niet zijn of kunnen worden gedekt door nationale actieprogramma's en waarmee een Europese meerwaarde kan worden gegenereerd. De voorgestelde te ondersteunen activiteiten zijn aldus complementair aan nationale activiteiten en trachten zoveel mogelijk de synergie te benutten tussen activiteiten op regionaal en internationaal niveau, zoals de Raad van Europa. Het financiële deelprogramma heeft derhalve een meerwaarde bovenop nationaal gefinancierde activiteiten op dit terrein. Proportionaliteit: gematigd positief. De ruime doelstellingen en voorgestelde activiteiten van het deelprogramma hebben de potentie om verder te reiken dan noodzakelijk is. Enige voorzichtigheid is daarom geboden, ook gelet op de bestaande competenties en expertise van de Raad van Europa op het gebied van bescherming van grondrechten. De proportionaliteitstoets is daarmee mede afhankelijk van de uitwerking van de voorstellen.

Consequenties voor de EU-begroting:
De kosten van het deelprogramma "Fundamental Rights and Citizenship" bedragen E 96,5 mln.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Acceptatie van het deelprogramma leidt ertoe dat een beroep kan worden gedaan op gelden, waarbij sprake is van een systeem van co-financiering. Op het moment dat hiervan gebruik wordt gemaakt, kan dat nationaal personele en financiële gevolgen hebben. De cofinanciering zal altijd worden bekostigd binnen de bestaande departementale budgettaire kaders.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Teneinde de mogelijkheden van dit programma optimaal te kunnen benutten, zou gedacht kunnen worden aan het creëren van een gespecialiseerde centrale voorziening binnen de betrokken departementen. De toegevoegde waarde van deze voorziening dient te blijken uit een kosten-batenanalyse, welke zo snel mogelijk zal worden uitgevoerd na vaststelling van de Financiële Perspectieven. De (meer)kosten van deze voorziening worden door de betrokken departementen gedekt binnen de bestaande begrotingen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland hecht veel waarde aan de preventie van schending van de gemeenschappelijke beginselen waarop de Unie is gegrondvest en waarvan fundamentele rechten een onderdeel uitmaken. De eerbiediging van mensenrechten en fundamentele vrijheden is niet alleen een belangrijk criterium voor toetreding tot de Unie; het is zaak dat de mensenrechten en fundamentele vrijheden Uniebreed worden gerespecteerd, de naleving ervan wordt bevorderd en het belang ervan actief wordt uitgedragen. Een dergelijke cultuur draagt ook bij aan het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten dat cruciaal is voor de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen als hoeksteen van de Europese samenwerking in strafzaken en civiele zaken zoals vastgelegd in het Haagse programma. Bovendien vergroot een effectievere naleving van de fundamentele rechten binnen de Unie de geloofwaardigheid van het externe mensenrechtenbeleid van de Unie. Onderhavig voorstel kan dan ook in beginsel worden toegejuicht.

Nederland hecht belang aan de samenhang van de verschillende deelprogramma's, de rechtsgrondslag van onderhavig deelprogramma en de relatie van het voorstel tot het te vormen Grondrechtenbureau. Taken en activiteiten zullen complementair dienen te zijn aan die van dat Bureau, die van nationale activiteiten en die van internationale organen, zoals de Raad van Europa waarvan alle EU lidstaten immers lid zijn. Daarom ook zal Nederland de territoriale reikwijdte van het programma willen beperken tot de grenzen van de EU. Overlap met andere (toekomstige) Europese Fondsen, zoals het Integratie Fonds, moet worden voorkomen.

Leidend bij de Nederlandse inzet ten aanzien van het budget voor het programma "Fundamental rights and citizenship" is het Nederlands kabinetsstandpunt ten aanzien van de nieuwe Financiële Perspectieven, waarbij uitgegaan wordt van een reëel constant totaalplafond (815 miljard euro in vastleggingen) voor de periode 2007-2013. Nederland zal op geëigende momenten aangeven niet vooruit te zullen lopen op de nieuwe Financiële Perspectieven, en een algemeen voorbehoud maken.

Fiche 6: Besluit tot vaststelling van programma "Strafrecht" 2007-2013 Titel:
Voorstel voor een Besluit van de Raad tot vaststelling van het specifieke programma "Strafrecht" voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma "Grondrechten en justitie"


Datum Raadsdocument: 2 mei 2005
Nr. Raadsdocument: 8210/05
Nr. Commissiedocument: COM(2005) 122 final
Eerstverantwoordelijk ministerie: Justitie i.o.m. BZK, FIN, BZ, EZ, VWS

Behandelingstraject in Brussel: JBZ-Radengroep, CATS, JBZ-Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De Europese Commissie heeft in het kader van de Financiële Perspectieven voor de periode 2007-2013 voorstellen ingediend ter versterking van de Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Recht. Deze voorstellen bestaan uit drie Kaderprogramma's die zijn opgebouwd uit tien deelprogramma's.

Het in dit fiche besproken deelprogramma vormt één van de vier samenhangende onderdelen van de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de totstandbrenging voor de periode 2007-2013 van een Kaderprogramma inzake Fundamentele Rechten en Recht.

De overige drie deelprogramma's zijn:

- Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad voor de totstandbrenging voor de periode 2007-2013 van het specifieke programma "Bestrijding van geweld (Daphne) en drugspreventie en -informatie";
- Voorstel voor een Raadsbesluit voor de totstandbrenging voor de periode 2007-2013 van het specifieke programma "Fundamentele Rechten en Burgerschap";
- Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad voor de totstandbrenging voor de periode 2007-2013 van het specifieke programma "Burgerlijk Recht".

De vier deelprogramma's kennen de volgende doelstellingen:


1) Het bevorderen van de ontwikkeling van een Europese maatschappij gebaseerd op het Unie-burgerschap en met inachtneming van de fundamentele rechten zoals neergelegd in het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie; het bestrijden van anti-semitisme, racisme en vreemdelingenhaat en het versterken van het maatschappelijk middenveld op het gebied van grondrechten;
2) Het bijdragen aan het opzetten van een Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Recht door het bestrijden van geweld en door het verschaffen van informatie over en voorkomen van het gebruik van drugs;
3) Het bevorderen van justitiële samenwerking met als doel het bijdragen aan de instelling van een daadwerkelijke Ruimte van Recht in burgerlijke en handelszaken;
4) Het bevorderen van justitiële samenwerking met als doel het bijdragen aan de instelling van een daadwerkelijke Ruimte van Recht in strafrechtelijke zaken.

Samengevat wil het deelprogramma "Criminal Justice" met name het wederzijds vertrouwen vergroten. Voor de realisering daarvan, overeenkomstig het Haags Programma, wordt aandacht gegeven aan het versterken van netwerken, het ondersteunen bij opleidingen, het ontwikkelen van evaluaties, het versterken van onderzoek en het faciliteren van projecten die doelen op modernisering van justitiële systemen. Ook dient de implementatie van het beginsel van wederzijdse erkenning te worden ondersteund, met name door het verbeteren van wederzijdse kennis over eerdere veroordelingen binnen de EU, specifiek door het opzetten van een geautomatiseerd systeem voor uitwisseling van veroordelingsgegevens.

De Commissie geeft in het voorstel voor het deelprogramma "Criminal Justice" aan zich te baseren op de doelen van het Haags Programma en stelt een aanpak voor die deze doelen beoogt te realiseren. In het voorstel worden algemene doelen en specifieke doelen genoemd.

Binnen het alomvattende streven naar een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, beoogt het deelprogramma in algemene zin:
- het bevorderen van justitiële samenwerking om bij te dragen aan de ruimte van recht gebaseerd op wederzijdse erkenning en wederzijds vertrouwen;
- het bevorderen van de aanpassing van bestaande justitiële systemen in de lidstaten van de Unie als ruimte zonder grenscontroles, met één munt en met vrijheid van beweging;
- het verbeteren van het dagelijks leven van personen en bedrijven door hen in staat te stellen hun rechten uit te uitoefenen binnen de gehele EU, met name door het aanmoedigen van toegang tot de rechtspleging;
- het verbeteren van contacten en de uitwisseling van informatie tussen justitiële, gerechtelijke en administratieve autoriteiten en de wetenschap, en het aanmoedigen van opleiding van gerechtelijke ambtenaren.

Het deelprogramma richt zich daarbij op de volgende specifieke doelen:
1. de aanmoediging van justitiële samenwerking in strafzaken door middel van: . het promoten van de wederzijdse erkenning van gerechtelijke beslissingen en uitspraken; . het wegwerken van obstakels die veroorzaakt worden door ongelijkwaardige systemen en het promoten van noodzakelijke harmonisatie van wetgeving; . een gedegen toepassing van het recht garanderen door het voorkomen van jurisdictiegeschillen; . het promoten van de rechten van de verdediging alsook sociale en juridische ondersteuning van slachtoffers.
2. het verbeteren van wederzijdse kennis van elkaars rechtssystemen en elkaars gerechtelijke systemen op het gebied van strafrecht en het promoten en het versterken van netwerken, wederzijdse samenwerking, uitwisseling en verspreiding van informatie, ervaring en "best practices".
3. het garanderen van de juiste implementatie, de correcte en concrete toepassing en de evaluatie van instrumenten van de Unie op het terrein van strafrechtelijke samenwerking.
4. het verbeteren van informatie over rechtssystemen in de Lidstaten en toegang tot de rechtspleging.
5. het promoten van scholing van rechterlijke ambtenaren en hun staf op het gebied van Unie- en Gemeenschapsrecht.
6. het evalueren van algemene voorwaarden die noodzakelijk zijn om wederzijds vertrouwen te ontwikkelen, met inbegrip van kwaliteit van de rechtspraak.
7. het ontwikkelen en implementeren van een Europees geautomatiseerd systeem voor uitwisseling van veroordelingsgegevens en het steunen van onderzoek ter ontwikkeling van andere soorten informatie-uitwisseling.

Om deze doelen te bereiken zal het deelprogramma de volgende activiteiten ondersteunen:
- specifieke acties van de Commissie, zoals onderzoek, uitvoering van projecten (zoals o.a. de oprichting van een geautomatiseerd systeem t.b.v. uitwisseling van veroordelingsgegevens, opiniepeilingen en statistieken), formulering en indicatie van gemeenschappelijke methodologieën, verzameling, ontwikkeling en verspreiding van gegevens en statistieken, cursussen, conferenties en expertmeetings, organisatie van publieke campagnes en evenementen, ontwikkeling en beheer van websites, ondersteuning van netwerken van experts en analyserende, monitorende en evaluerende activiteiten;
- transnationale projecten in het belang van de Unie door tenminste drie lidstaten opgesteld en onder de voorwaarden van de jaarlijkse werkprogramma's;
- ondersteuning van activiteiten van non-gouvernementele of andere organisaties bij het nastreven van een doel in het belang van de Unie in overeenstemming met de algemene doelen van dit deelprogramma en onder de voorwaarden van de jaarlijkse werkprogramma's;
- het toekennen van subsidie in verband met het permanente werkprogramma van het Europees Jusitieel Trainings Netwerk, belast met de ontwikkeling van een gemeenschappelijke interesse op het gebied van opleiding van gerechtelijke ambtenaren.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 31 in samenhang met art. 34 lid 2 sub c EU-Verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad met unanimiteit, adviesrecht Europees Parlement

Instelling nieuw Comitologie-comité: Adviserend comité.

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief
Het voorstel ziet op de mogelijkheid om gelden toe te kennen aan initiatieven en projecten die binnen de JBZ kaders vallen, en die specifiek ten doel hebben de verbetering van strafrechtelijke justitiële samenwerking te bewerkstelligen. Het deelprogramma heeft derhalve een belangrijke meerwaarde bovenop nationaal gefinancierde activiteiten op dit terrein. Aan de subsidiariteit van het deelprogramma als geheel behoeft niet te worden getwijfeld. Of echter alle concreet genoemde acties ter verwezenlijking van de doelstelling ook daadwerkelijk toegevoegde waarde hebben dient nog te worden bezien. Proportionaliteit: positief
Aangezien het deelprogramma "Criminal Justice" in algemene bewoordingen de concrete acties ter uitvoering van de doelstellingen omschrijft, wordt vooralsnog voldoende ruimte gelaten aan de lidstaten.

Consequenties voor de EU-begroting:
De geraamde kosten van het deelprogramma Criminal Justice bedragen E196,2 miljoen voor de periode 2007-2013.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Acceptatie van het deelprogramma leidt ertoe dat een beroep kan worden gedaan op gelden, waarbij sprake is van een systeem van cofinanciering. Op het moment dat hiervan gebruik wordt gemaakt kan dat nationaal personele en financiële gevolgen hebben. De cofinanciering zal altijd worden bekostigd binnen de bestaande departementale budgettaire kaders.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Teneinde de mogelijkheden van dit programma optimaal te kunnen benutten, zou gedacht kunnen worden aan het creëren van een gespecialiseerde centrale voorziening binnen de betrokken departementen. De toegevoegde waarde van deze voorziening dient te blijken uit een kosten-batenanalyse, welke zo snel mogelijk zal worden uitgevoerd na vaststelling van de Financiële Perspectieven. De (meer)kosten van deze voorziening worden door de betrokken departementen gedekt binnen de bestaande begrotingen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: 1 januari 2007

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland staat positief tegenover het onderhavige voorstel, dat voortborduurt op het Haags Programma. Het deelprogramma "Criminal Justice" heeft in het algemeen een toegevoegde waarde boven de nationaal gefinancierde activiteiten op dit terrein. Wel moet worden bezien of ook alle voorgestelde concrete acties een duidelijke meerwaarde met zich brengen. Belangrijk is verder dat gewezen wordt op het feit dat het deelprogramma op twee afzonderlijke punten afwijkt van het Haags Programma. Zo dient te worden gewezen op het feit dat het deelprogramma de ondersteuning van Eurojust en Europol niet als specifiek doel noemt. Verantwoording en nadere uitwerking van het genoemde budget voor Eurojust van 133,4 mln euro is wenselijk, alhoewel Nederland in beginsel positief staat tegenover voortzetting van de financiering van Eurojust uit de Uniebegroting. Bovendien dient erop te worden gewezen dat de harmonisatie van wetgeving in het deelprogramma niet is beperkt tot grensoverschrijdende ernstige criminaliteit, zoals in het Haags Programma wel het geval is.

Nederland hecht ook aan ondersteuning van projecten ter verbetering van internationale samenwerking tussen politie- en justitiële autoriteiten en niet inzichtelijk is in hoeverre dit wordt afgedekt door onderhavig deelprogramma.

Alvorens de inhoud van het voorstel aan de orde te stellen dient in eerste instantie het behandelingstraject te worden vastgesteld. Met name in het kader van dit behandelingstraject, maar ook in zijn algemeenheid dient ervoor te worden gewaakt dat overlap met de overige Kaderprogramma's en daarbij behorende deelprogramma's wordt voorkomen.

Nederland zal daarnaast op geëigende momenten moeten aangeven niet vooruit te zullen lopen op de algemene besluitvorming over de Financiële Perspectieven 2007-2013, en een algemeen voorbehoud moeten maken. Het Kabinetsstandpunt aangaande de Financiële Perspectieven 2007-2013 is leidend.

Fiche 7: Besluit tot vaststelling van programma "Civiel recht" 2007-2013 Titel:
Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het specifieke programma "Civiel recht" voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma "Grondrechten en justitie"


Datum Raadsdocument: 2 mei 2005
Nr. Raadsdocument: 8210/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005) 122 final
Eerstverantwoordelijk ministerie: Justitie i.o.m. BZ, FIN, EZ

Behandelingstraject in Brussel: Comité Burgerlijk Recht, JBZ-Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De Europese Commissie heeft in het kader van de Financiële Perspectieven voor de periode 2007-2013 voorstellen ingediend ter versterking van de Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Recht. Deze voorstellen bestaan uit drie Kaderprogramma's die zijn opgebouwd uit tien deelprogramma's. Het in dit fiche besproken deelprogramma vormt één van de vier samenhangende onderdelen van de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de totstandbrenging voor de periode 2007-2013 van een Kaderprogramma inzake Fundamentele Rechten en Recht. De overige drie deelprogramma's zijn:

- Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad voor de totstandbrenging voor de periode 2007-2013 van het specifieke programma "Bestrijding van geweld (Daphne) en drugspreventie en -informatie";
- Voorstel voor een Raadsbesluit voor de totstandbrenging voor de periode 2007-2013 van het specifieke programma "Fundamentele Rechten en Burgerschap";
- Voorstel voor een Raadsbesluit voor de totstandbrenging voor de periode 2007-2013 van het specifieke programma "Strafrecht"; De vier deelprogramma's kennen de volgende doelstellingen:


1) Het bevorderen van de ontwikkeling van een Europese maatschappij gebaseerd op het Unie-burgerschap en met inachtneming van de fundamentele rechten zoals neergelegd in het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie; het bestrijden van anti-semitisme, racisme en vreemdelingenhaat en het versterken van het maatschappelijk middenveld op het gebied van grondrechten;
2) Het bijdragen aan het opzetten van een Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Recht door het bestrijden van geweld en door het verschaffen van informatie over en voorkomen van het gebruik van drugs;
3) Het bevorderen van justitiële samenwerking met als doel het bijdragen aan de instelling van een daadwerkelijke Ruimte van Recht in burgerlijke en handelszaken;
4) Het bevorderen van justitiële samenwerking met als doel het bijdragen aan de instelling van een daadwerkelijke Ruimte van Recht in strafrechtelijke zaken.

Het in dit fiche besproken deelprogramma beoogt een financiële basis te verschaffen voor de verwezenlijking van justitiële samenwerking op het terrein van het burgerlijk recht. Het programma vormt de voortzetting van eerdere programma's, laatstelijk neergelegd in Verordening (EG) nr. 743/2002. Het programma stelt zich ten doel te bevorderen dat de bestaande nationale rechtsstelsels worden aangepast aan de interne markt en de gemeenschappelijke munt, dat burgers en bedrijven hun rechten in de gehele EU kunnen uitoefenen en toegang hebben tot de rechter en dat de contacten tussen justitiële en bestuurlijke autoriteiten en juridische beroepsbeoefenaren worden verbeterd. Meer specifieke doeleinden zijn ondermeer het aanmoedigen van de wederzijdse erkenning van gerechtelijke beslissingen, het vermijden van jurisdictiegeschillen, het beoordelen van de voorwaarden die noodzakelijk zijn voor het ontwikkelen van wederzijds vertrouwen en het wegnemen van hindernissen die voortvloeien uit verschillen in burgerlijk (proces) recht en het bevorderen van toenadering van wetgeving. Het budget van dit deelprogramma zal worden aangewend voor de financiering van specifieke acties van de Commissie (zoals onderzoek, seminars en informatievoorziening), subsidiëring van specifieke projecten uit de lidstaten en ondersteuning van NGO's en andere organisaties. Daarnaast zijn uitgaven voorzien voor aanvullende maatregelen, ondermeer ten aanzien van de voorbereiding, implementatie en evaluatie van projecten, programma's en wetgeving.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 61 (c) en 67 lid 2 EG

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: co-decisie

Instelling nieuw Comitologie-comité: ja, raadplegingsprocedure als bedoeld in artikel 3 van het comitologiebesluit (besluit van de Raad van 28 juni 1999, nr. 1999/468/EG)

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief, het deelprogramma ziet op de mogelijkheid om gelden toe te kennen aan initiatieven en projecten die binnen de JBZ-kaders vallen, met als specifiek doel de samenwerking tussen de lidstaten op het terrein van het burgerlijk recht (uitvoering Haags programma). Het financiële deelprogramma heeft derhalve toegevoegde waarde naast nationaal gefinancierde activiteiten op dit terrein. Of echter alle genoemde acties ter verwezenlijking van deze doelstellingen ook daadwerkelijk toegevoegde waarde hebben dient nog te worden bezien. Proportionaliteit: positief, mits de formulering van de doelstellingen van het deelprogramma zodanig worden aangepast dat zij overeenkomen met de acties die worden aangekondigd in het Haags Programma (zie ook onder Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling).

Consequenties voor de EU-begroting:
E109,3 miljoen voor de periode 1 januari 2007 t/m 31 december 2013.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Acceptatie van het deelprogramma leidt ertoe dat een beroep kan worden gedaan op EU-gelden, waarbij sprake is van een systeem van cofinanciering. Op het moment dat hiervan gebruik wordt gemaakt kan dat nationaal personele en financiële gevolgen hebben. De cofinanciering zal altijd worden bekostigd binnen de bestaande departementale budgettaire kaders.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Teneinde de mogelijkheden van dit programma optimaal te kunnen benutten, zou gedacht kunnen worden aan het creëren van een gespecialiseerde centrale voorziening binnen de betrokken departementen. De toegevoegde waarde van deze voorziening dient te blijken uit een kosten-batenanalyse, welke zo snel mogelijk zal worden uitgevoerd na vaststelling van de Financiële Perspectieven. De (meer)kosten van deze voorziening worden door de betrokken departementen gedekt binnen de bestaande begrotingen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: 1 januari 2007

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland stelt zich op het standpunt dat de algemene doelstelling in dit programma beantwoordt aan de wens die in het Haags Programma is geuit om de samenwerking in grensoverschrijdende burgerrechtelijke aangelegenheden te verbeteren. Nederland steunt het voorstel om financiële middelen vrij te maken om deze doelstelling in de komende jaren te realiseren. Het is echter niet de bedoeling dat aan de Commissie budgettaire ruimte wordt geboden voor onderwerpen waarover niet is besloten dat zij zich ermee bezig zal houden. Dit laatste geldt bijvoorbeeld voor maatregelen die strekken tot harmonisatie van het materiële burgerlijk (proces) recht, voor zover deze geen verband houden met de uitvoering van het beginsel van wederzijdse erkenning. Ook dient aandacht te worden besteed aan de afbakening van activiteiten van de Unie met die van andere internationale organisaties. Tot slot vindt Nederland dat er een duidelijke scheiding moet blijven bestaan tussen het civielrechtelijke en het strafrechtelijke deelprogramma.

Nederland zal op geëigende momenten aangeven niet vooruit te zullen lopen op de algemene besluitvorming over de Financiële Perspectieven 2007-2013, en een algemeen voorbehoud maken. Het kabinetsstandpunt aangaande de Financiële Perspectieven 2007-2013 is leidend.

Fiche 8: Mededeling tot vaststelling van kaderprogramma voor solidariteit en beheer van de migratiestromen 2007-2013 Titel:
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement tot vaststelling van een kaderprogramma voor solidariteit en beheer van de migratiestromen voor de periode 2007-2013


Datum Raadsdocument: 3 mei 2005
Nr. Raadsdocument: 8690/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005) 123 final
Eerstverantwoordelijk ministerie: Justitie i.o.m. BZK, FIN, EZ, BZ, DEF, SZW, VNG

Behandelingstraject in Brussel:
Raadswerkgroep Asiel, Raadswerkgroep Migratie-Toelating, Raadswerkgroep Migratie-Verwijdering, Raadswerkgroep Grenzen (voor elk van de deelprogramma's); SCIFA (voor de coördinatie van de vier deelprogramma's van het Kaderprogramma solidariteit en het beheer van migratiestromen), JBZ-Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De Europese Commissie heeft in het kader van de Financiële Perspectieven voor de periode 2007-2013 voorstellen ingediend ter versterking van de Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Recht. Deze voorstellen bestaan uit drie kaderprogramma's, die zijn opgebouwd uit tien deelprogramma's. Vier van die deelprogramma's vormen de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de totstandbrenging voor de periode 2007-2013 van een kaderprogramma met betrekking tot solidariteit en het beheer van migratiestromen.

Deze vier deelprogramma's zijn:

- Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad voor de totstandbrenging van het Europees Vluchtelingenfonds voor de periode 2008-2013 ("EVF");
- Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad voor de totstandbrenging van het Buitengrensfonds voor de periode 2007-2013 ("Buitengrensfonds");
- Voorstel voor een Raadsbesluit voor de totstandbrenging van het Europees Fonds voor de Integratie van Onderdanen van Derde Landen voor de periode 2007-2013 ("Integratiefonds");
- Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad voor de totstandbrenging van het Europees Terugkeerfonds voor de periode 2008-2013 ("Terugkeerfonds").

Het Kaderprogramma met betrekking tot solidariteit en het beheer van migratiestromen kent de volgende doelstellingen:
1. Het efficiënt beheren van de personenstromen aan de buitengrenzen, met het oog op het garanderen, enerzijds, van een hoog niveau van bescherming aan de buitengrenzen voor de interne veiligheid van de lidstaten, en, anderzijds, een gemakkelijke overgang van de grens door bona fide reizigers;
2. Het bevorderen van het ontwikkelen van een geïntegreerd terugkeerbeleid, bestaande uit het analyseren en het vaststellen van de potentiële groep onderdanen van derde landen die terug dienen te keren, de wettelijke en logistieke beperkingen in de lidstaat en de situatie in het land van terugkeer, en het ontwikkelen van specifieke en doelgerichte acties passend bij de taak;
3. Het ontwikkelen van een gemeenschappelijke aanpak inzake de rechten en plichten van immigranten en het bevorderen van het ontwikkelen en implementeren van programma's en activiteiten ter verwelkoming van nieuwkomers, ter bevordering van actief burgerschap voor alle onderdanen van derde landen en ter verbetering van de capaciteit van publieke en private dienstverleners om nieuwkomers te helpen bij integratie en ter ondersteuning van de maatschappij in het proces van aanpassen aan diversiteit;
4. Het zoveel mogelijk minimaliseren van mogelijke verschillen in de praktijk van ontvangst en toelating tussen de lidstaten.

In het Kaderprogramma met betrekking tot solidariteit en het beheer van migratiestromen is de samenwerking met derde landen niet opgenomen. Deze samenwerking zal onder Heading 4 (The EU as a Global Partner, het buitenlands beleid van de EU) van het voorgestelde financiële raamwerk worden opgenomen.

Budgettair karakter:
De deelprogramma's beslaan verschillende periode's en kennen verschillende verdeelsleutels De financiering geschiedt in de vorm van toelagen (grants); mede-financiering moet non-profit zijn en kan voortkomen uit zowel publieke als private bronnen. Toelagen zijn aanvullend (50%, met enkele uitzonderingen tot max. 75%) en beslaan een periode van max. 3 jaar.

Implementatie:
De voorstellen gaan uit van zowel een meerjarenprogrammering als een jaarlijkse programmastelling.

Rechtsbasis van het voorstel: verschilt per deelprogramma
- Deelprogramma EVF: art. 63, lid 2, onderdeel b EG-Verdrag
- Deelprogramma Integratiefonds: art. 63, lid 3, onderdeel a EG-Verdrag
- Deelprogramma Terugkeerfonds: art. 63, lid 3, onderdeel b EG-Verdrag
- Deelprogramma Buitengrensfonds: art. 62, lid 2, onderdeel a EG-Verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: verschilt per deelprogramma
- Deelprogramma's EVF, Terugkeerfonds, Buitengrensfonds: besluit van de Raad en EP op basis van co-decisie, artikel 251 EG-verdrag
- Deelprogramma Integratiefonds: besluit van de Raad op basis van eenparige besluitvorming, artikel 67 van het EG-Verdrag

Rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat het Europees Parlement de behandeling van het instrument waarop het geen medebeslissingsrecht heeft loskoppelt van de overige besluiten. Dat schaadt mogelijk de samenhang van het Kaderprogramma.

Instelling nieuw Comitologie-comité:
Ja, Nederland stemt in met de voortzetting van een gemengd comité, zoals onder EVF-II, dat een gemeenschappelijk comité 'solidariteit en beheer van migratiestromen' voor de vier fondsen wordt.

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit:
Positief voor alle fondsen, m.u.v. het integratiefonds (gematigd positief). Er wordt naar meer evenwicht in de financiële inspanningen van de lidstaten gestreefd. Dat komt de solidariteit tussen de lidstaten ten goede, zoals beoogd in het Haags Programma. Ook positief is dat met de decentralisatie naar de lidstaten van het beheer van de fondsen beslissingen dichter bij de uitvoerders van projecten worden genomen. Voor veel potentiële aanvragers van Europese projectcofinanciering wordt daarmee de drempel tot een aanvraag aanzienlijk verlaagd. Proportionaliteit:
Positief voor alle fondsen: de voorstellen scheppen een gemeenschappelijk kader, waarmee lidstaten de te financieren projecten kunnen selecteren en uitvoeren met inachtneming van beleid dat is overeengekomen met de Commissie. Voor het integratiefonds geldt dat de toets alleen positief is indien de lidstaten voldoende invloed kunnen hebben op de selectiecriteria.

Consequenties voor de EU-begroting:
De Commissie heeft aangegeven dat het Kaderprogramma solidariteit en beheer van migratiestromen in totaal E 5,866 miljard omvat. De Commissie heeft thans E 1,184 miljard voorzien voor EVF, E 2,152 miljard voor het Buitengrensfonds, E 759 miljoen voor het Terugkeerfonds en E 1,771 miljard voor het Integratiefonds. De aan de lidstaten toebedeelde bedragen zullen niet verplaatsbaar zijn van het ene naar het andere fonds.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Acceptatie van ieder deelprogramma leidt ertoe dat een beroep kan worden gedaan op gelden, waarbij sprake is van een systeem van cofinanciering. Op het moment dat hiervan gebruik wordt gemaakt kan dat nationaal personele en financiële gevolgen hebben. Voor zover ten laste komend van de departementale begroting, zal de cofinanciering altijd worden bekostigd binnen de bestaande departementale budgettaire kaders.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Teneinde de mogelijkheden van dit programma optimaal te kunnen benutten, zou gedacht kunnen worden aan het creëren van een gespecialiseerde centrale voorziening binnen de betrokken departementen. De daarvoor benodigde middelen komen beschikbaar uit de technische bijstand, zoals voorzien in elk van de voorstellen. De toegevoegde waarde van deze voorziening dient te blijken uit een kosten-batenanalyse, welke zo snel mogelijk zal worden uitgevoerd na vaststelling van de Financiële Perspectieven. De (meer)kosten van deze voorziening worden door de betrokken departementen gedekt binnen de bestaande begrotingen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: De Buitengrens- en Integratiefondsen treden in werking op 1 januari 2007. Het nieuwe EVF en het Terugkeerfonds op 1 januari 2008. Het huidige EVF-II is bekort tot 31 december 2007. Voor het Terugkeerfonds zijn voorbereidende maatregelen voorzien voor de periode 2005-2006 (waardoor een lacune lijkt op te treden in 2007). Nederland is op grond van de ervaringen met het EVF-I en -II bezorgd over de haalbaarheid van deze datum. Nationale implementatie zal voor een belangrijk deel afhankelijk zijn van communautaire uitvoeringsbesluiten. Nederland pleit ervoor dat de Commissie een zorgvuldige inschatting maakt van haar eigen administratieve lasten in dit verband en daarvoor voldoende middelen vrijmaakt.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Met deze voorstellen worden alle huidige instrumenten op het terrein van asiel, migratie, grenzen en integratie vervangen volgens het model van het huidige Europees VluchtelingenFonds. Dat gaat gepaard met een enorme budgetverhoging, naar de lidstaten gedecentraliseerd beheer en een voorspelbare verdeling (via verdeelsleutel) van de fondsen over de lidstaten, met uitzondering van een deel communautaire acties dat in ieder fonds is voorzien. Nederland is van mening dat de lastenverdeling die wordt nagestreefd op basis van objectieve (voor ieder fonds, specifieke) criteria dient te geschieden.

Opmerkelijke verbeteringen t.o.v. de huidige instrumenten (met uitzondering van EVF-II, waarin dit al wordt toegepast) zijn de invoering van meerjarenprogramma's en de financiering van meerjarige projecten. Nederland verwelkomt de voorstellen van de Commissie en beoordeelt de toewijzing van middelen aan deze aspecten van JBZ-samenwerking als positief (het komt ook overeen met hetgeen in het Haags Programma is opgenomen), onder het algemene voorbehoud dat daarbij uitgegaan wordt van het Kabinetsstandpunt van een reëel constant totaalplafond voor de Financiële Perspectieven van E815 miljard.

Nederland vindt het belangrijk dat een zorgvuldige afbakening en coördinatie plaatsvindt tussen de verschillende financiële instrumenten waarover de Unie beschikt of zal beschikken op het gebied van asiel-, migratie- en integratiebeleid.

Beheer van de fondsen:
Nederland vindt de wijze van beheer van de financiële programma's belangrijk en stelt zich de vraag of deze programma's op flexibele wijze kunnen worden ingezet bij toekomstige ontwikkelingen. Een gespecialiseerde centrale voorziening voor het beheer van alle vier de fondsen moet mogelijk zijn. Nederland moet tevens kritisch zijn op de methoden waarop de verdeelsleutels tot stand komen, alsook op de hoogte van het percentage dat beschikbaar is gesteld voor technische bijstand en de richtsnoeren met het daarbij behorend gemengd comité van de commissie.

Nederland zal op geëigende momenten moeten aangeven niet vooruit te zullen lopen op de algemene besluitvorming over de Financiële Perspectieven 2007-2013, en een algemeen voorbehoud moeten maken. Het kabinetsstandpunt terzake is leidend.

Fiche 9: Beschikking tot instelling van Europees Vluchtelingenfonds 2008-2013 Titel:
Voorstel voor een Beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het Europees Vluchtelingenfonds voor de periode 2008-2013 als onderdeel van het algemene programma "Solidariteit en beheer van de migratiestromen"


Datum Raadsdocument: 3 mei 2005
Nr. Raadsdocument: 8690/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005) 123 def.
Eerstverantwoordelijk ministerie: Justitie i.o.m. BZ, FIN, VNG

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Asiel, Strategisch Comité voor Immigratie, Grenzen en Asiel (SCIFA), JBZ-Raad.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De Europese Commissie heeft in het kader van de Financiële Perspectieven voor de periode 2007-2013 voorstellen ingediend ter versterking van de Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Recht. Deze voorstellen bestaan uit drie kaderprogramma's die zijn opgebouwd uit tien deelprogramma's.

Het in dit fiche besproken deelprogramma vormt één van de vier samenhangende onderdelen van de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de totstandbrenging voor de periode 2007-2013 van een Kaderprogramma inzake Solidariteit en het beheer van Migratiestromen.

De overige drie deelprogramma's zijn:

- Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad voor de totstandbrenging van het Buitengrensfonds voor de periode 2007-2013;
- Voorstel voor een Raadsbesluit voor de totstandbrenging van het Europees Fonds voor de Integratie van Onderdanen van Derde Landen;
- Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad voor de totstandbrenging van het Europees Terugkeerfonds voor de periode 2007-2013.

Het kaderprogramma inzake Solidariteit en het Beheer van Migratiestromen kent de volgende doelstellingen:
- Het efficiënt beheren van de personenstromen aan de buitengrenzen, met het oog op het garanderen, enerzijds, van een hoog niveau van bescherming aan de buitengrenzen voor de interne veiligheid van de lidstaten, en, anderzijds, een gemakkelijke overgang van de grens door bona fide reizigers;
- Het bevorderen van het ontwikkelen van een geïntegreerd terugkeerbeleid, bestaande uit het analyseren en het vaststellen van de potentiële groep onderdanen van derde landen die terug dienen te keren, de wettelijke en logistieke beperkingen in de lidstaat en de situatie in het land van terugkeer, en het ontwikkelen van specifieke en doelgerichte acties passend bij de taak;
- Het ontwikkelen van een gemeenschappelijke aanpak inzake de rechten en plichten van immigranten en het bevorderen van het ontwikkelen en implementeren van programma's en activiteiten ter verwelkoming van nieuwkomers, ter bevordering van actief burgerschap voor alle onderdanen van derde landen en ter verbetering van de capaciteit van publieke en private dienstverleners om nieuwkomers te helpen bij integratie en ter ondersteuning van de maatschappij in het proces van aanpassen aan diversiteit;
- Het zoveel mogelijk minimaliseren van mogelijke verschillen in de praktijk van ontvangst en toelating tussen de lidstaten.

In het Kaderprogramma inzake Solidariteit en het Beheer van Migratiestromen is de samenwerking met derde landen niet opgenomen. Deze samenwerking zal onder Heading 4 (The EU as a Global Partner, het buitenlands beleid van de Unie) van het voorgestelde financiële raamwerk worden opgenomen.

Bij beschikking van de Raad 2004/904/EG is het Europees Vluchtelingenfonds ingesteld voor de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2010 (EVF-II). De ontwerp-beschikking komt met ingang van 1 januari 2008 in de plaats van het EVF-II en verlengt de looptijd hiervan tot 31 december 2013. Doelstelling van het EVF-II is de inspanningen van de lidstaten op het gebied van de opvang van vluchtelingen en ontheemden te steunen en aan te moedigen en de gevolgen van de opvang te dragen door medefinanciering van maatregelen op het gebied van: a) voorzieningen voor opvang en asielprocedures;
b) integratie van toegelaten vluchtelingen en personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming en die langdurig zijn toegelaten; en
c) de vrijwillige terugkeer van vluchtelingen en personen die in aanmerking komen voor subsidiaire of tijdelijke bescherming en van asielzoekers op wier aanvraag nog niet is beslist.

Het huidige EVF-II heeft ook betrekking op de terugkeer van afgewezen asielzoekers. Dit verandert vanaf 2008, wanneer de terugkeer van deze groep in het Terugkeerfonds wordt ondergebracht. De terugkeercomponent van het EVF-II wordt dan beperkt tot bovengenoemde groepen. De coördinatie zal moeten worden verzekerd tussen het EVF en de andere financiële instrumenten, zoals het Europees Integratiefonds, het Fonds voor Buitengrenzen en het Terugkeerfonds. Daarbij zal moeten worden gezorgd voor een sluitende afbakening tussen de individuele Fondsen. In het geval van het EVF-III zal eventuele overlap met het Terugkeerfonds moeten worden voorkomen.

Het EVF kent meerjarenprogramma's met een looptijd van drie jaar, waarvan de eerste loopt van 2005-2007. Om die reden begint de looptijd van de ontwerp-beschikking in 2008 en wordt er een derde meerjarenprogramma toegevoegd (2011-2013).

Het beheers- en controlesysteem van het EVF-II zal worden toegepast voor het volledige kaderprogramma 'Solidariteit en migratiebeheer'.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 63, lid 2, onder b, EG-Verdrag.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: co-decisie

Instelling nieuw Comitologie-comité:
Ja, Nederland stemt in met de voortzetting van een gemengd comité, zoals onder EVF-II, dat een gemeenschappelijk comité 'solidariteit en beheer van migratiestromen' voor de vier fondsen wordt.

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief, aangezien evenwicht in de financiële inspanningen om de lidstaten te ontlasten bij de opbouw van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel alleen door communautair optreden kan worden bereikt Proportionaliteit: positief, aangezien de lidstaten de te financieren projecten selecteren en een controlerende rol van de Commissie op de besteding van EU-fondsen aangewezen is.

Consequenties voor de EU-begroting:
E 1,184 miljard voor de periode 1 januari 2007 t/m 31 december 2013.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Acceptatie van het deelprogramma leidt ertoe dat een beroep kan worden gedaan op gelden, waarbij sprake is van een systeem van cofinanciering. Op het moment dat hiervan gebruik wordt gemaakt kan dat nationaal personele en financiële gevolgen hebben. De cofinanciering zal altijd worden bekostigd binnen de bestaande departementale budgettaire kaders.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Teneinde de mogelijkheden van dit programma optimaal te kunnen benutten, zou gedacht kunnen worden aan het creëren van een gespecialiseerde centrale voorziening binnen de betrokken departementen. De toegevoegde waarde van deze voorziening dient te blijken uit een kosten-batenanalyse, welke zo snel mogelijk zal worden uitgevoerd na vaststelling van de Financiële Perspectieven. De (meer)kosten van deze voorziening worden door de betrokken departementen gedekt binnen de bestaande begrotingen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Inwerkingtreding 1 januari 2008. Nederland is op grond van de ervaringen met het EVF-I en EVF-II bezorgd over de haalbaarheid van deze datum. Nationale implementatie zal voor een belangrijk deel afhankelijk zijn van de communautaire uitvoeringsbesluiten. Nederland pleit ervoor dat de Europese Commissie een zorgvuldige inschatting maakt van haar eigen administratieve lasten in dit verband en daarvoor voldoende middelen vrijmaakt.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland verwelkomt de verlenging van het EVF-II tot 31 december 2013. Nederland stemt er ook mee in dat de terugkeer van asielzoekers van wie de aanvraag is afgewezen vanaf 2008 niet meer onder het EVF-II, maar onder het Terugkeerfonds valt. Nederland zal op geëigende momenten aangeven niet vooruit te zullen lopen op de algemene besluitvorming over de Financiële Perspectieven 2007-2013, en een algemeen voorbehoud maken. Het kabinetsstandpunt aangaande de Financiële Perspectieven 2007-2013 is leidend.

Fiche 10: Beschikking tot instelling van Buitengrenzenfonds 2007-2013 Titel:
Voorstel voor een Beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma "Solidariteit en beheer van de migratiestromen"


Datum Raadsdocument: 3 mei 2005
Nr. Raadsdocument: 8690/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005) 123 def.
Eerstverantwoordelijk ministerie: Justitie i.o.m. FIN, BZ, EZ BZK, DEF, VNG

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Grenzen, SCIFA, JBZ-Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De Europese Commissie heeft in het kader van de Financiële Perspectieven voor de periode 2007-2013 voorstellen ingediend ter versterking van de Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Recht. Deze voorstellen bestaan uit drie kaderprogramma's die zijn opgebouwd uit tien deelprogramma's.

Het in dit fiche besproken deelprogramma inzake het Fonds Buitengrenzen vormt één van de vier samenhangende onderdelen van de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de totstandbrenging voor de periode 2007-2013 van een Kaderprogramma inzake Solidariteit en het beheer van Migratiestromen. De overige drie deelprogramma's zijn:

1. Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad voor de totstandbrenging van het Europees Vluchtelingenfonds voor de periode 2008-2013;
2. Voorstel voor een Raadsbesluit voor de totstandbrenging van het Europees Fonds voor de Integratie van Onderdanen van Derde Landen;
3. Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad voor de totstandbrenging van het Europees Terugkeerfonds voor de periode 2007-2013. Het kaderprogramma inzake Solidariteit en het Beheer van Migratiestromen kent de volgende doelstellingen:
- Het efficiënt beheren van de personenstromen aan de buitengrenzen, met het oog op het garanderen, enerzijds, van een hoog niveau van bescherming aan de buitengrenzen voor de interne veiligheid van de lidstaten, en, anderzijds, een gemakkelijke overgang van de grens door bona fide reizigers;
- Het bevorderen van het ontwikkelen van een geïntegreerd terugkeerbeleid, bestaande uit het analyseren en het vaststellen van de potentiële groep onderdanen van derde landen die terug dienen te keren, de wettelijke en logistieke beperkingen in de lidstaat en de situatie in het land van terugkeer, en het ontwikkelen van specifieke en doelgerichte acties passend bij de taak;
- Het ontwikkelen van een gemeenschappelijke aanpak inzake de rechten en plichten van immigranten en het bevorderen van het ontwikkelen en implementeren van programma's en activiteiten ter verwelkoming van nieuwkomers, ter bevordering van actief burgerschap voor alle onderdanen van derde landen en ter verbetering van de capaciteit van publieke en private dienstverleners om nieuwkomers te helpen bij integratie en ter ondersteuning van de maatschappij in het proces van aanpassen aan diversiteit;
- Het zoveel mogelijk minimaliseren van mogelijke verschillen in de praktijk van ontvangst en toelating tussen de lidstaten.

In het Kaderprogramma inzake Solidariteit en het Beheer van Migratiestromen is de samenwerking met derde landen niet opgenomen. Deze samenwerking zal onder Heading 4 van het voorgestelde financiële raamwerk worden opgenomen.

De coördinatie zal moeten worden verzekerd tussen het Buitengrenzen Fonds (BF) en de andere financiële instrumenten, zoals het Europees Integratiefonds, het Europees Vluchtelingen Fonds en het Terugkeerfonds. Daarbij zal moeten worden gezorgd voor een sluitende afbakening tussen de individuele Fondsen. De lidstaten hebben zich verplicht het Schengen-acquis toe te passen en te komen tot een gemeenschappelijk geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de Unie. Daarnaast hebben zij de verplichting om de stromen mensen aan de buitengrenzen in goede banen te leiden en tevens een hoog niveau van bescherming aan de buitengrenzen te realiseren. Daarbij moeten zij enerzijds zorg dragen voor een vlotte doorstroming van reizigers die te goeder trouw zijn en anderzijds illegale immigratie zien te voorkomen. Daarbij moet speciale aandacht worden besteed aan de land- en zeebuitengrenzen en de consulaten van de lidstaten in derde landen.

Het BF zal een bijdrage leveren aan de volgende doelen:
- Het verbeteren van de efficiëntie en effectiviteit van de grenscontroles met het oog op het verminderen van illegale binnenkomst in de EU en het verbeteren van de veiligheid van de interne ruimte van vrij verkeer;
- Het vergemakkelijken voor reguliere reizigers van binnenkomst in de EU in overeenstemming met het Schengen acquis;
- Het bereiken van een uniforme toepassing van EU wetgeving in de lidstaten;
- Het verbeteren van de efficiëntie van de uitgifte van visa en de implementatie van andere controles aan de grens.

Uit het BF zullen ook acties gerelateerd aan een gemeenschappelijk visumbeleid worden gefinancierd. Een efficiënt visumbeleid kan namelijk worden gezien als een integraal gedeelte van een gemeenschappelijk geïntegreerd systeem van beheer van de buitengrenzen, zoals ook wordt voorgesteld in het Haagse Programma.

Twee bestaande financiële instrumenten zullen in het BF worden geïntegreerd: de "Schengen faciliteit" en de "Kaliningrad faciliteit".

Het fonds levert een bijdrage bij de implementatie door de lidstaten van de Schengenregels aan de buitengrenzen. Hierdoor kunnen lidstaten alleen een beroep op het fonds doen voorzover zij gebonden zijn aan deze regels. De lidstaten die per 1 mei 2004 zijn toegetreden tot de Europese Unie zijn vanaf deze datum gehouden aan de regels met betrekking tot het Schengenacquis. Echter het opheffen van de controle aan de binnengrenzen tussen deze lidstaten en/of een andere lidstaat, die het Schengenacquis al wel volledig toepast, zal pas geëffectueerd worden na een beslissing van de Raad daarover. Hieruit volgt dat de nieuwe lidstaten gehouden zijn aan de Schengen regels, waardoor zij een beroep kunnen doen op het fonds. Voor het toekennen van gelden worden objectieve criteria voorgesteld. Daarbij wordt rekening gehouden met verschillende elementen die bijdragen aan lastenverzwaring voor grensbewaking. In de verordening wordt onderscheid gemaakt tussen constante factoren, zoals de lengte van de land en/of zeegrens, het aantal grensdoorlaatposten en het aantal consulaten enerzijds en anderzijds variabele factoren zoals het aantal reizigers dat de grens overschrijdt, het aantal geweigerde vreemdelingen aan de grens, het aantal aangehouden vreemdelingen en het aantal visumaanvragen. Het Risico Analyse Centrum (RAC) kan door middel van haar analyses een bijdrage leveren aan het vaststellen van deze criteria.

Budgettair karakter BF :
In beginsel is een bedrag van E 2,152 miljard beschikbaar voor het Fonds. Het Fonds komt niet in de plaats van nationale middelen voor de financiering van grensbewaking. Maximaal 2% van het voor het fonds beschikbare bedrag zal worden gebruikt voor financiering van transnationale en gemeenschappelijke projecten. Dit deel van het fonds wordt beheerd door de Europese Commissie. Het resterende deel van het jaarlijks te besteden bedrag wordt als volgt opgedeeld:
- 40 % op basis van objectieve factoren die de uitgangspositie van lidstaten met betrekking tot grensbewaking en visumbeleid bepalen over het afgelopen jaar;
- 60 % op basis van het totaal aantal personen dat te maken heeft met de gevolgen van beslissingen van lidstaten op basis van EU wet en regelgeving. Jaarlijks zal een weging plaats vinden van de criteria. Hierbij kan het Agentschap voor buitengrensbewaking kan behulpzaam zijn. Financiering via het fonds zal plaatsvinden in de vorm van cofinanciering tot maximaal 50% (onder voorwaarden te verhogen tot 60%). Indien een lidstaten onder het Cohesie Fonds valt is cofinanciering tot 75% mogelijk. De overige benodigde middelen dienen uit publieke en private bronnen zonder winstoogmerk te komen. Financiering op basis van het fonds is mogelijk voor de duur van maximaal voor 3 jaar Voor technische assistentie mag een lidstaat 0,20 % van het vaste jaarbedrag gebruiken (art. 17).

Implementatie:
Het voorstel kiest voor een twee meerjaarlijkse programmering via een jaarlijkse programmastelling.

Relatie met het Agentschap voor buitengrensbewaking: Het Fonds zal alleen acties ondersteunen van lidstaten op nationaal niveau, die een bijdrage leveren aan de Gemeenschapsdoelen en niet aan acties die samenwerking tussen Lidstaten tot doel hebben in het kader van het beheer van de buitengrenzen.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 62, lid 2, onderdeel a EG-Verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Co-decisie.

Instelling nieuw Comitologie-comité:
Nederland stemt in met de voortzetting van een gemengd comité, zoals onder EVF-II, dat een gemeenschappelijk comité 'Solidariteit en beheer van migratiestromen' wordt.

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief, evenwicht in de financiële bijdrage aan de lidstaten die een objectief vast te stellen zwaardere verantwoordelijkheid hebben wat betreft de bewaking van hun buitengrenzen. Daarbij is tevens van belang dat activiteiten op het gebied van grensbewaking en visumverlening een bredere werking hebben dan alleen de nationale belangen. Immers toelating tot het grondgebied van een Schengenlidstaat betekent het vrij verkeer in alle Schengenlidstaten. Proportionaliteit: positief. Enerzijds worden algemene regels vastgesteld waarbij bepaald wordt wat voor soort projecten onder welke voorwaarden voor cofinanciering in aanmerking komen. Anderzijds blijft het aan de lidstaten om projecten voor te stellen en uit te voeren.

Consequenties voor de EU-begroting:
E 2,152 miljard voor de periode 1 januari 2007 t/m 31 december 2013.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Acceptatie van het deelprogramma leidt ertoe dat een beroep kan worden gedaan op gelden, waarbij sprake is van een systeem van co-financiering. Op het moment dat hiervan gebruik wordt gemaakt kan dat nationaal personele en financiële gevolgen hebben. De cofinanciering zal altijd worden bekostigd binnen de bestaande departementale budgettaire kaders.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Teneinde de mogelijkheden van dit programma optimaal te kunnen benutten, zou gedacht kunnen worden aan het creëren van een gespecialiseerde centrale voorziening binnen de betrokken departementen. De toegevoegde waarde van deze voorziening dient te blijken uit een kosten-batenanalyse, welke zo snel mogelijk zal worden uitgevoerd na vaststelling van de Financiële Perspectieven. De (meer)kosten van deze voorziening worden door de betrokken departementen gedekt binnen de bestaande begrotingen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Het Fonds treedt in werking vanaf 1 januari 2007. Nederland is op grond van de ervaringen met het EVF-I en -II bezorgd over de haalbaarheid van deze datum. Nationale implementatie zal voor een belangrijk deel afhankelijk zijn van communautaire uitvoeringsbesluiten. Nederland pleit ervoor dat de Commissie een zorgvuldige inschatting maakt van haar eigen administratieve lasten in dit verband en daarvoor voldoende middelen vrijmaakt.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland verwelkomt de oprichting van het BF voor de periode 2007-2013. Nederland is van mening dat de lastenverdeling die wordt nagestreefd op basis van objectieve criteria dient te geschieden. Uitgangspunt voor toewijzing van middelen uit het fonds moet zijn dat er een meerwaarde moet zijn die verder gaat dan alleen de betreffende lidstaat en dat de bijdrage niet in plaats van nationale financiering wordt aangewend.

De invoering van meerjarenprogramma's en het bieden van de mogelijkheid om meerjarige projecten onder het BF te subsidiëren zijn een duidelijke verbetering ten opzichte van het ARGO fonds.

De coördinatie zal moeten worden verzekerd tussen het BF en de andere financiële instrumenten, zoals het Europees Integratiefonds, het Europees Vluchtelingen Fonds en het Terugkeerfonds. Daarbij zal moeten worden gezorgd voor een sluitende afbakening tussen de individuele Fondsen.

Nederland zal daarnaast op geëigende momenten moeten aangeven niet vooruit te willen lopen op de algemene besluitvorming over de Financiële Perspectieven 2007-2013, en een algemeen voorbehoud moeten maken. Het Kabinetsstandpunt aangaande de Financiële Perspectieven 2007-2013 is leidend.

Fiche 11: Beschikking tot instelling van Europees Fonds voor integratie onderdanen derde landen 2007-2013 Titel: Voorstel voor een Beschikking van de Raad tot instelling van het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma "Solidariteit en beheer van de migratiestromen"


Datum Raadsdocument: 3 mei 2005
Nr. Raadsdocument: 8690/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005) 123 final
Eerstverantwoordelijk ministerie: Justitie i.o.m. FIN, BZ, EZ, SZW en VNG

Behandelingstraject in Brussel:
Raadswerkgroep Migratie - Toelating, SCIFA, JBZ-Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De Europese Commissie heeft in het kader van de Financiële Perspectieven voor de periode 2007-2013 voorstellen ingediend ter versterking van de Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Recht. Deze voorstellen bestaan uit drie Kaderprogramma's die zijn opgebouwd uit tien deelprogramma's.

Het in dit fiche besproken deelprogramma vormt één van de vier samenhangende onderdelen van de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de totstandbrenging voor de periode 2007-2013 van een Kaderprogramma inzake Solidariteit en het beheer van Migratiestromen.

De overige drie deelprogramma's zijn:

- Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad voor de totstandbrenging van het Europees Vluchtelingenfonds voor de periode 2008-2013;
- Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad voor de totstandbrenging van het Buitengrensfonds voor de periode 2007-2013;
- Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad voor de totstandbrenging van het Europees Terugkeerfonds voor de periode 2007-2013.

Het Kaderprogramma inzake Solidariteit en het Beheer van Migratiestromen kent de volgende doelstellingen:


- Het efficiënt beheren van de personenstromen aan de buitengrenzen, met het oog op het garanderen, enerzijds, van een hoog niveau van bescherming aan de buitengrenzen voor de interne veiligheid van de lidstaten, en anderzijds, een gemakkelijke overgang van de grens door bona fide reizigers;
- Het bevorderen van het ontwikkelen van een geïntegreerd terugkeerbeleid, bestaande uit het analyseren en het vaststellen van de potentiële groep onderdanen van derde landen die terug dienen te keren, de wettelijke en logistieke beperkingen in de lidstaat en de situatie in het land van terugkeer, en het ontwikkelen van specifieke en doelgerichte acties passend bij de taak;
- Het ontwikkelen van een gemeenschappelijke aanpak inzake de rechten en plichten van immigranten en het bevorderen van het ontwikkelen en implementeren van programma's en activiteiten ter verwelkoming van nieuwkomers, ter bevordering van actief burgerschap voor alle onderdanen van derde landen en ter verbetering van de capaciteit van publieke en private dienstverleners om nieuwkomers te helpen bij integratie en ter ondersteuning van de maatschappij in het proces van aanpassen aan diversiteit;
- Het zoveel mogelijk minimaliseren van mogelijke verschillen in de praktijk van ontvangst en toelating tussen de lidstaten.

De vier specifieke deelprogramma's kunnen alleen goed begrepen worden binnen de context van het betreffende kaderprogramma. Het Europees IntegratieFonds (EIF) gaat vergezeld van een inhoudelijke toelichting ('explanatory memorandum'). Deze toelichting bevestigt dat migratie vanuit derdelanden naar de Unie een dagelijkse realiteit is en dat immigratie een belangrijke rol blijft spelen in de economische en sociale ontwikkeling van de EU. Het geeft voorts aan dat succesvolle integratie van immigranten zowel een zaak van sociale cohesie is als een voorwaarde voor economische effectiviteit.

Daaropvolgend, in het licht van de nieuwe Lissabon agenda, is het van groot belang dat integratie van gevestigde en toekomstige immigranten verzekerd is. Het bevorderen van integratie van derdelanders in de Unie wordt duidelijk aangegeven in het Haags Programma. De Commissie ziet de reeds aangenomen en te implementeren richtlijnen over het verzekeren van de rechten van langdurig verblijvenden, gezinshereniging en de bestrijding van discriminatie, racisme en xenofobie als de ruggengraat van Unie-integratiebeleid.

Voor de toekomst ziet de Commissie dat integratie een integrale benadering nodig heeft volgend op de door de JBZ-Raad van 19 november 2004 vastgestelde gemeenschappelijke basisbeginselen voor integratie. Het gegeven dat deze basisbeginselen het belang van effectieve integratiestrategieën onderstrepen en dat integratiebeleid van de ene lidstaat een andere lidstaat kan beïnvloeden ligt ten grondslag aan het idee van de Commissie om te komen tot een Europees integratiefonds. Het succes van de (tijdelijke) INTI budgetlijn draagt hieraan bij.

Het fonds dient ter medefinanciering van:

- de maatregelen van lidstaten om derdelanders van verschillende komaf in staat te stellen zich te vestigen en actief deel te laten nemen aan alle aspecten van de Europese samenlevingen;
- de ontwikkeling van nationale integratiestrategieën voor derdelanders, welke de gemeenschappelijke basisbeginselen zoals vastgesteld door de JBZ-Raad van 19 november 2004 in acht nemen; en
- technische assistentie op initiatief van de lidstaat of de Europese Commissie.

Het fonds zal een bijdrage leveren aan het verwezenlijken van zes specifieke doelen en daarbij behorende mogelijke acties (eligible actions) welke in het kort betrekking hebben op: toelatingsprogramma's, introductieprogramma's en activiteiten, civiele, culturele en politieke participatie, capaciteitsopbouw van dienstverleningsinstellingen (service providers) van de lidstaten, diversiteit en burgerschap en monitoring en evaluatie.

Volgens artikel 6 van het voorstel zijn legaal verblijvende derdelanders de doelgroep van het fonds. Als definitie van derdelanders geldt daarbij: elke persoon die geen burger van de Unie is volgens artikel 17 (1) EG-Verdrag. De legale verblijfstitel is door nationaal recht bepaald en kan toezien op redenen van diverse aard (werk, gezinshereniging e.d.). Ook derdelanders die zich bevinden op het grondgebied van een derdeland en in afwachting zijn van een verblijfsvergunning om legaal te mogen verblijven in een lidstaat vallen onder de doelgroep. Uitgezonderd worden derdelanders of staatlozen die de subsidiaire beschermde status van vluchteling hebben volgends Richtlijn 2004/83/EC van 29 april 2004.

Het voorstel geeft aan dat het EIF in overeenstemming zou moeten zijn met de gemeenschappelijke basisbeginselen en een aanvullend karakter moet hebben ten aanzien van het Europees Sociaal Fonds (ESF), welke voorziet in integratie van migranten op de arbeidsmarkt en of sociale insluiting. De coördinatie zal moeten worden verzekerd tussen het EIF en de andere financiële instrumenten, zoals het Europees Vluchtelingenfonds, het Fonds voor Buitengrenzen en het TerugkeerFonds en het PROGRESS programma.

Voor de door de lidstaten op te stellen meerjarenprogramma's zal de Europese Commissie strategische richtsnoeren opstellen.

Het fonds komt niet in de plaats van nationale middelen voor de financiering van integratie, maar vult deze aan. Naast nationale financiering kan maximaal 7% van het voor het Fonds beschikbare geld gebruikt worden voor de financiering van transnationale en gemeenschappelijke projecten. Dit deel van het Fonds wordt rechtstreeks beheerd door de Commissie. Daarnaast wordt voorgesteld jaarlijks een vast bedrag in te zetten voor de (oude) lidstaten (E 300.000). Voor de per 1 mei 2004 toegetreden lidstaten en voor de lidstaten die in de periode 2007-2013 zullen toetreden, zal dit bedrag hoger zijn (E 500.000). Het resterende bedrag zal volgens de voorgestelde verdeelsleutel als volgt verdeeld worden: ten eerste 40% op basis van van het gemiddeld totaal aantal in de lidstaat legaal verblijvende derdelanders over de afgelopen 3 jaar (genoemd: stock data); en ten tweede 60% op basis van het aantal derdelanders die van een lidstaat een legale status hebben verkregen over de afgelopen 3 jaar (genoemd: flow data). Van de "flows" component zijn bepaalde groepen derdelanders uitgezonderd, zoals studenten, onderzoekers en seizoensarbeiders en personen die het doel van hun verblijfsvergunning wijzigen of die hun verblijfsvergunning verlengen. Voorts zijn vluchtelingen en subsidiair beschermden van zowel de "stock" als "flow" component uitgezonderd, voor zover zij onder het Europees Vluchtelingenfonds vallen. Voor technische assistentie mag de Commissie 0,20% en de lidstaten maximaal 4% + E30.000 van het vaste jaarbedrag gebruiken.

Het fonds geeft aan dat de co-financiering geldt voor maximaal drie jaar en in de vorm van een subsidie. Co-financiering moet non-profit zijn en is mogelijk voor publieke en private bronnen. In aanvulling daarop mag de co-finaciering niet meer dan 50% van de totale kosten bevatten.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 63, lid 3, onderdeel a EG- Verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad met unanimiteit, raadpleging Europees Parlement.

Instelling nieuw Comitologie-comité:
Nederland stemt in met de voortzetting van een gemengd comité, zoals onder EVF-II, dat een gemeenschappelijk comité 'solidariteit en beheer van migratiestromen' wordt.

Subsidiariteit en proportionaliteit: Subsidiariteit: gematigd positief. Integratiebeleid is een nationale aangelegenheid, waarbij ruimte is voor de ontwikkeling van integratiebeleid binnen een samenhangend kader van de Europese Unie naast samenwerking en uitwisseling van kennis en ervaringen. De vastgestelde gemeenschappelijke basisbeginselen voor integratie zijn hier een voorbeeld van. Een Europees Integratiefonds kan deze uitwisseling van kennis en ervaringen op basis van deze beginselen bevorderen. Het Fonds dient derhalve voldoende rekening te houden met het verschillende integratiebeleid tussen de lidstaten, waaronder de verschillende doelgroepen van integratie welke niet perse derdelanders zijn. Proportionaliteit: positief, mits de lidstaten voldoende invloed kunnen hebben op de selectiecriteria van deze projecten.

Consequenties voor de EU-begroting:
De Commissie heeft thans E 1,771 miljard voorzien voor het Europees Integratiefonds.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Acceptatie van ieder deelprogramma leidt ertoe dat een beroep kan worden gedaan op gelden, waarbij sprake is van een systeem van cofinanciering. Op het moment dat hiervan gebruik wordt gemaakt kan dat nationaal personele en financiële gevolgen hebben. De cofinanciering zal altijd worden bekostigd binnen de bestaande departementale budgettaire kaders.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Teneinde de mogelijkheden van dit programma optimaal te kunnen benutten, zou gedacht kunnen worden aan het creëren van een gespecialiseerde centrale voorziening binnen de betrokken departementen. De toegevoegde waarde van deze voorziening dient te blijken uit een kosten-batenanalyse, welke zo snel mogelijk zal worden uitgevoerd na vaststelling van de Financiële Perspectieven. De (meer)kosten van deze voorziening worden door de betrokken departementen gedekt binnen de bestaande begrotingen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Het EIF treedt in werking vanaf 1 januari 2007. Nederland is op grond van de ervaringen met het EVF-I en -II bezorgd over de haalbaarheid van deze datum. Nationale implementatie zal voor een belangrijk deel afhankelijk zijn van communautaire uitvoeringsbesluiten. Nederland pleit ervoor dat de Europese Commissie een zorgvuldige inschatting maakt van haar eigen administratieve lasten in dit verband en daarvoor voldoende middelen vrijmaakt.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland verwelkomt de oprichting van het EIF voor de periode 2007-2013. Het is een positieve ontwikkeling dat de Commissie een aanzienlijk bedrag voor integratie heeft voorgesteld. Dat is een bevestiging van het succes van de tijdelijke en veel lagere INTI-budgetlijn (initiated pilot projects on integration) onder Heading 3 van de huidige financiële perspectieven welke eind 2006 zal aflopen.

Door de oprichting van het EIF wordt recht gedaan aan de versnelde integratieontwikkelingen binnen de Unie. Voorwaarde is wel dat het fonds aansluit bij de tijdens het Nederlands EU-voorzitterschap vastgestelde gemeenschappelijke basisbeginselen. Een aanzet hiertoe is gegeven, maar deze moet kritisch bekeken worden. Ook van belang is een evenwichtige samenhang met de drie overige solidariteitsfondsen en andere Europese Fondsen, zoals het Europees Sociaal Fonds en Progresss. In aansluiting daarop moeten de lidstaten de bevoegdheid hebben te bepalen waar en aan welke doelgroep(en) het geld kan worden uitgegeven. Nederland zal zich inzetten voor een EIF dat voor een zo breed mogelijke doelgroep van integratie inzetbaar is. Nederland heeft vragen bij de gekozen rechtsbasis voor het EIF.

Nederland vindt de wijze van beheer van de financiële programma's belangrijk en of deze programma's op flexibele wijze kunnen worden ingezet bij toekomstige ontwikkelingen. Nederland is tevens kritisch ten aanzien van de verdeelsleutel en de hoogte van het percentage dat beschikbaar is gesteld voor technische bijstand en de richtsnoeren met daarbij behorend beheerscomité van de commissie.

De invoering van meerjarenprogramma's en het bieden van de mogelijkheid om meerjarige projecten onder het EIF te subsidiëren zijn, zoals geleerd van het EVF-I, een duidelijke verbetering.

Nederland acht het van belang dat met betrekking tot de voorstellen voor monitoring en evaluatie van de programma's zowel mogelijk wordt aangesloten bij de thans beschikbare statistische informatie.

Nederland zal op geëigende momenten moeten aangeven niet vooruit te zullen lopen op de algemene besluitvorming over de Financiële Perspectieven 2007-2013, en een algemeen voorbehoud moeten maken. Het kabinetsstandpunt aangaande de Financiële Perspectieven 2007-2013 is leidend.

Fiche 12: Beschikking tot instelling van Europees Terugkeerfonds voor de periode 2007-2013 Titel:
Voorstel voor een Beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het Europees Terugkeerfonds voor de periode 2007-2013


Datum Raadsdocument: 3 mei 2005
Nr. Raadsdocument: 8690/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005) 123 final
Eerstverantwoordelijk ministerie: Justitie i.o.m. FIN, BZ, EZ, DEF, SZW, VNG

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Migratie - Verwijdering, SCIFA, JBZ-Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De Europese Commissie heeft in het kader van de Financiële Perspectieven voor de periode 2007-2013 voorstellen ingediend ter versterking van de Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Recht. Deze voorstellen bestaan uit drie Kaderprogramma's die zijn opgebouwd uit tien deelprogramma's.

Het in dit fiche besproken deelprogramma vormt één van de vier samenhangende onderdelen van de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de totstandbrenging voor de periode 2007-2013 van een Kaderprogramma inzake Solidariteit en het beheer van Migratiestromen.

De overige drie deelprogramma's zijn:

1. Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad voor de totstandbrenging van het Europees Vluchtelingenfonds voor de periode 2008-2013;
2. Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad voor de totstandbrenging van het Buitengrensfonds voor de periode 2007-2013;
3. Voorstel voor een Raadsbesluit voor de totstandbrenging van het Europees Fonds voor de Integratie van Onderdanen van Derde Landen.

Het Kaderprogramma inzake Solidariteit en het Beheer van Migratiestromen kent de volgende doelstellingen:
- Het efficiënt beheren van de personenstromen aan de buitengrenzen, met het oog op het garanderen, enerzijds, van een hoog niveau van bescherming aan de buitengrenzen voor de interne veiligheid van de lidstaten, en, anderzijds, een gemakkelijke overgang van de grens door bona fide reizigers;
- Het bevorderen van het ontwikkelen van een geïntegreerd terugkeerbeleid, bestaande uit het analyseren en het vaststellen van de potentiële groep onderdanen van derde landen die terug dienen te keren, de wettelijke en logistieke beperkingen in de lidstaat en de situatie in het land van terugkeer, en het ontwikkelen van specifieke en doelgerichte acties passend bij de taak;
- Het ontwikkelen van een gemeenschappelijke aanpak inzake de rechten en plichten van immigranten en het bevorderen van het ontwikkelen en implementeren van programma's en activiteiten ter verwelkoming van nieuwkomers, ter bevordering van actief burgerschap voor alle onderdanen van derde landen en ter verbetering van de capaciteit van publieke en private dienstverleners om nieuwkomers te helpen bij integratie en ter ondersteuning van de maatschappij in het proces van aanpassen aan diversiteit;
- Het zoveel mogelijk minimaliseren van mogelijke verschillen in de praktijk van ontvangst en toelating tussen de lidstaten.

Het Europees TerugkeerFonds (ETF) gaat uit van de gedachte dat ook op het terrein van het terugkeerbeleid gezamenlijk optreden van lidstaten de effectiviteit van het beleid kan vergroten. Daar bij geldt als achtergrond dat de Commissie thans ook werkt aan voorstellen tot harmonisering op het terrein van terugkeerprocedures .

Doelstellingen Fonds:
. De introductie van en verbetering van de organisatie en uitvoering van zogenoemd "geïntegreerde terugkeerbeheer" door lidstaten . Verbetering van de samenwerking van lidstaten op het terrein van "geïntegreerde terugkeerbeheer" . Bevordering van een effectieve en uniform toepassing van toekomstige gezamenlijke normen in terugkeer procedures.

De Europese Commissie staat een doelgroep gerichte benadering voor, gebaseerd op het aantal terugkeerders (zowel vrijwillig als gedwongen terugkeerders). De Commissie heeft daarbij een breed spectrum aan acties en maatregelen op projectmatige basis voor ogen.

Doelgroep: Tot de doelgroep van de ETF behoren alle derdelanders die niet rechtmatig verblijven in een lidstaat. Het gaat zowel om regulier immigranten als (ex-) asielszoekers wier verblijfsaanvraag is afgewezen of wiens verblijfsrecht is ingetrokken, beëindigd of niet is verlengd.

Mogelijke acties: Het voorstel bevat een gedetailleerde opsomming van acties en maatregelen op nationaal niveau die ondersteund kunnen worden vanuit het ETF. Daartoe behoren bijvoorbeeld: acties ter verkrijging van reisdocumenten, consulaire samenwerking, kosten van escortering, reiskosten, medische kosten, facilitering van vrijwillige terugkeer, training en scholing van functionarissen van lidstaten, en herintegratiebijdragen bij vrijwillige terugkeer.

Gemeenschapsacties: Maximaal 7% van het voor het Fonds beschikbare geld wordt gebruikt voor de financiering van transnationale en gemeenschappelijke projecten. Dit deel van het Fonds wordt rechtstreeks beheerd door de Europese Commissie. Daartoe behoren bijvoorbeeld: acties die zich richten op gemeenschappelijke samenwerking ter implementatie van gemeenschapsrecht, transnationale bewustwordingscampagnes, verspreiding van kennis en best practices tussen lidstaten, proefprojecten voor innovatieve samenwerking tussen lidstaten en de ontwikkeling van gemeenschappelijke statistische instrumenten en indicatoren.

Verhouding andere Europese fondsen: programmering moet ook coördinatie verzekeren van het ETF met andere bestaande financiële instrumenten zoals het Europees VluchtelingenFonds, het Fonds voor Buitengrenzen en het TerugkeerFonds.

Budgettair karakter ETF: Vooruitlopend op de instelling van het ETF wordt in de gemeenschapsbegrotingen voor de jaren 2005 en 2006 ten behoeve van voorbereidende maatregelen twee maal E 15 miljoen beschikbaar gesteld voor terugkeerprojecten. Er is geen financiering voorzien voor 2007. Tussen 2008-2013 is in beginsel een bedrag van E 759 miljoen beschikbaar voor het ETF. Het ETF komt niet in de plaats van nationale middelen die bestemd zijn voor terugkeer.

Nationale, transnationale en gemeenschapsfinanciering is mogelijk onder het ETF. Er wordt jaarlijks een vast bedrag toegekend aan de lidstaten: E 300.000 voor oude lidstaten en E 500.000 voor de per 1 mei toegetreden lidstaten en de nog toe te treden lidstaten. Het resterende bedrag zal volgens voorgestelde verdeelsleutel, welke een combinatie is van stock en flow data, verdeeld worden. Deze verdeelsleutel beoogt de relatieve "terugkeerbelasting" van lidstaten tot uitdrukking te brengen:
- 70% op basis van van het gemiddeld totaal aantal in de lidstaat illegaal verblijvende derdelanders over de afgelopen 3 jaar, die een negatieve beschikking hebben gehad (genoemd: stock data);
- 30% op basis van het gemiddelde aantal derdelanders dat daadwerkelijk gedwongen of vrijwillig is teruggekeerd in de afgelopen drie jaar (genoemd: flow data).

Uitgezonderd van de doelgroep voor de verdeelsleutel zijn toegangsgeweigerden en Dublin-claimanten. Deze groepen keren immers niet nadat zij toegang hebben gekregen tot een lidstaat terug naar een land van oorsprong of doorgang. Cijfers worden ontleend aan meest recente cijfers van Eurostat, of indien geen Europese cijfers beschikbaar zijn, nationale data.

Financiering (artikel 15):

- in de vorm van een toelage (grants);

- mede-financiering moet non-profit zijn en is mogelijk voor publieke en private bronnen
- aanvullend, niet meer dan 50% van de totale kosten (twee uitzonderingen)
- maximaal voor 3 jaar.

Voor technische assistentie mag een lidstaat 0,20% van het vaste jaarbedrag gebruiken (art. 16, 17).

Implementatie:
Het voorstel kiest voor twee meerjaarlijkse programmeringen via een jaarlijkse programmastelling, waarvoor de Commissie strategische richtsnoeren opstelt met prioriteiten.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 63, lid 3, onderdeel b EG-Verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: co-decisie

Instelling nieuw Comitologie-comité:
Nederland stemt in met de voortzetting van een gemengd comité, zoals onder EVF-II, dat een gemeenschappelijk comité 'solidariteit en beheer van migratiestromen' wordt.

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief, het uitgangspunt blijft dat lidstaten verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling en uitvoering van het terugkeerbeleid. Nationale maatregelen gerelateerd aan het geïntegreerd terugkeerbeheer (in overeenstemming met gemeenschappelijke normen voor terugkeer) worden echter gefinancierd uit het Terugkeerfonds, ook gelet op de gevolgen van deze maatregelen voor andere lidstaten. Proportionaliteit: positief, het fonds geeft een gemeenschappelijk kader. Lidstaten kunnen vervolgens de te financieren projecten selecteren en uitvoeren met inachtneming van beleid dat is overeengekomen met de Commissie.

Consequenties voor de EU-begroting:
De Commissie heeft E 759 miljoen voorzien voor het ETF.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Acceptatie van het deelprogramma leidt ertoe dat een beroep kan worden gedaan op gelden, waarbij sprake is van een systeem van cofinanciering. Op het moment dat hiervan gebruik wordt gemaakt kan dat nationaal personele en financiële gevolgen hebben. De cofinanciering voor zover ten laste van departementale begrotingen, zal altijd worden bekostigd binnen de bestaande departementale budgettaire kaders.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Teneinde de mogelijkheden van dit programma optimaal te kunnen benutten, zou gedacht kunnen worden aan het creëren van een gespecialiseerde centrale voorziening binnen de betrokken departementen. De toegevoegde waarde van deze voorziening dient te blijken uit een kosten-batenanalyse, welke zo snel mogelijk zal worden uitgevoerd na vaststelling van de Financiële Perspectieven. De (meer)kosten van deze voorziening worden door de betrokken departementen gedekt binnen de bestaande begrotingen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: De beschikking treedt in werking vanaf 1 januari 2007. Nederland is op grond van de ervaringen met het EVF-I en -II bezorgd over de haalbaarheid van deze datum. Nationale implementatie zal voor een belangrijk deel afhankelijk zijn van communautaire uitvoeringsbesluiten. Nederland pleit ervoor dat de Commissie een zorgvuldige inschatting maakt van haar eigen administratieve lasten in dit verband en daarvoor voldoende middelen vrijmaakt.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:
Vormen van gefaciliteerde terugkeer en capaciteitsopbouw voor migratiebeheer, die o.m. zullen worden bevorderd met behulp van het ETF, kunnen bijdragen aan de ontwikkeling in landen van herkomst. Een deel van de belangrijke landen van herkomst van migratie zijn eveneens ontwikkelingslanden. Gezien het gevoelige karakter van het onderwerp terugkeer en de waarde die de Europese Unie aan dit onderwerp hecht, is het van belang dit onderwerp op een zorgvuldige en tegelijk vasthoudende wijze met derde landen te bespreken.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland verwelkomt de oprichting van het ETF voor de periode 2007-2013.Voorwaarde is dat het fonds meerwaarde biedt voor de huidige terugkeerpraktijk in de lidstaten. Nederland is wat betreft het flexibele deel van de verdeling voorstander van een verdeelsleutel gebaseerd op objectieve en heldere criteria zoals case load. Dit vloeit voort uit het feit dat Nederland grote aantallen terugkeerders heeft. Daarbij dient de "kwaliteit" van de terugkeer voorop te staan. Dit klemt te meer daar waar het gaat om gedwongen terugkeer. Kwaliteitswaarborgen (zoals die zullen worden neergelegd in de toekomstige Richtlijn minimumnormen terugkeer) dienen conditioneel te zijn voor het toekennen van financiering. Voorts dient duurzaamheid van de terugkeer waar mogelijk in acht te worden genomen. Het heeft geen zin terugkeer te financieren, wanneer de terug te keren persoon binnen afzienbare tijd opnieuw illegaal in de Unie verblijft. Nederland wil graag de mogelijkheid hebben het bestaande Programmasecretariaat EVF uit te bouwen tot een centrale voorziening voor de vier fondsen. Er zijn dan duidelijke synergievoordelen te behalen. Nederland zal op geëigende momenten moeten aangeven niet vooruit te zullen lopen op de algemene besluitvorming over de Financiële Perspectieven 2007-2013, en een algemeen voorbehoud moeten maken. Het kabinetsstandpunt aangaande de Financiële Perspectieven 2007-2013 is leidend.

Fiche 13: Mededeling over kaderprogramma veiligheid en bescherming vrijheden 2007-2013 Titel:
Communication from the Commission to the Council and the European Parliament Establishing a framework programme on "Security and Safeguarding Liberties" for the period 2007-2013 (niet in het Nederlands beschikbaar)


Datum Raadsdocument: 2 mei 2005
Nr. Raadsdocument: 8205/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005)124 final
Eerstverantwoordelijk ministerie: Justitie en BZK en zie de fiches voor de deelprogramma's.

Behandelingstraject in Brussel: verschilt per deelprogramma
-Deelprogramma Prevention: JBZ-Radengroep, CATS, JBZ-Raad
-Deelprogramma Fight against crime: JBZ-Radengroep, CATS, JBZ-Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De Europese Commissie heeft in het kader van de Financiële Perspectieven voor de periode 2007-2013 voorstellen ingediend ter versterking van de Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Recht. Deze voorstellen bestaan uit drie Kaderprogramma's die zijn opgebouwd uit tien deelprogramma's. Twee van die deelprogramma's vormen het Kaderprogramma inzake Veiligheid en Bescherming van Vrijheden voor de periode 2007-2013. Deze twee deelprogramma's zijn:

- Voorstel voor een Raadsbesluit voor de totstandbrenging van het specifieke Programma "Prevention, Preparedness and Consequence Management of Terrorism" voor de periode 2007-2013
- Voorstel voor een Raadsbesluit voor de totstandbrenging van het specifieke Programma "Prevention of and Fight against Crime" voor de periode 2007-2013

Dit Kaderprogramma kent de volgende doelstellingen:
- Het bevorderen en ontwikkelen van coördinatie, samenwerking en wederzijds begrip tussen nationale (rechtshandhavings)autoriteiten en EU-organen. Met name door het verbeteren van de beschikbaarheid, uitwisseling en beheer van informatie en inlichtingen voor rechtshandhaving, aangevuld met adequate en transparante maatregelen op het gebied van gegevenbescherming;
- Het bevorderen en ontwikkelen van publiek-private partnerschappen en strategieën inzake het voorkomen van misdaad, statistieken en criminologie, en inzake de bescherming van slachtoffers en getuigen van misdaad;
- Het bevorderen, ondersteunen en evalueren van uitwisseling van kennis, ervaring en standaarden voor de bescherming van vitale infrastructuur en de ontwikkeling, implementatie en bevordering van een effectief en geïntegreerd EU-crisisbeheer.

Het deelprogramma "Prevention, Preparedness and Consequence Management of Terrorism" gaat in op maatregelen die tot doel hebben terroristische aanslagen te voorkomen en mogelijke gevolgen te verminderen. Dit wordt vooral nagestreefd door het opstellen van gemeenschappelijke risico- en dreigingsanalyses, evaluaties, ontwikkeling van gemeenschappelijke veiligheidsnormen en het aanmoedigen van de ontwikkeling van een EU-brede coördinatie en samenwerking met betrekking tot de beveiliging van de vitale infrastructuur. Het gaat hierbij om maatregelen die noodzakelijk zijn om de EU als een ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Recht te beschermen tegen terroristische aanslagen en dreigingen en de consequenties die daarmee samenhangen.

Het algemene doel van dit programma is bij te dragen in de ontwikkeling van ander beleid van de Unie op het terrein van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, bescherming van het milieu, gezondheid, transport, onderzoek en technologische ontwikkeling en economische en sociale cohesie.

Het programma zal maatregelen stimuleren, bevorderen en ontwikkelen op het terrein van preventie, voorbereiding en het management van de gevolgen van terroristische aanslagen en het ondersteunen van het uitwisselen van kennis, ervaring en technologie, de ontwikkeling van relevante methodologie en rampenplannen. Ook het verzekeren van real-time input van bepaalde expertise met betrekking tot terroristische zaken binnen crisismanagement, snelle reactie en civiele beschermingsmechanismen komen aan de orde.

Het deelprogramma "Prevention of and Fight against Crime" heeft als algemene doelstelling een bijdrage te leveren aan een hoog niveau van veiligheid voor de burgers door preventie en bestrijding van criminaliteit, al dan niet in georganiseerd verband, in het bijzonder terrorisme, mensenhandel en misdrijven tegen kinderen, illegale drugshandel en illegale wapenhandel, corruptie en fraude. Het bouwt voort op de Conclusies van Tampere, het Haags Programma, de terrorismeverklaringen van 2001 en 2004 en de EU-drugsstrategie 2005-2012. Transnationale criminaliteit kan onvoldoende door lidstaten worden aangepakt; de doelstellingen kunnen beter op Unie-niveau worden bereikt.

Het programma bestaat uit drie thema's: rechtshandhaving, misdaadpreventie en criminologie en bescherming van getuigen en slachtoffers.

Binnen de algemene doelstelling richt dit programma zich specifiek op:
1. het promoten en ontwikkelen van coördinatie, samenwerking en wederzijds begrip tussen wethandhavers, andere nationale autoriteiten en gerelateerde EU organen;
2. stimuleren, promoten en ontwikkelen van horizontale methoden en instrumenten nodig voor strategische preventie en bestrijding van criminaliteit zoals publiek-private samenwerking, best practices in preventie, vergelijkbare statistieken en toegepaste criminologie;
3. promoten en ontwikkelen van best practices voor de bescherming van slachtoffers en getuigen.

Rechtsbasis van het voorstel: verschilt per deelprogramma

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad met unanimiteit, raadpleging Europees Parlement.

Instelling nieuw Comitologie-comité: ja, adviserend comité.

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief
Het voorstel ziet op de mogelijkheid om gelden toe te kennen aan initiatieven en projecten die binnen de JBZ kaders vallen en heeft een belangrijke meerwaarde bovenop nationaal gefinancierde activiteiten. Aan de subsidiariteit van het Kaderprogramma als geheel behoeft niet te worden getwijfeld. Of echter alle concreet genoemde acties ter verwezenlijking van deze doelstellingen ook daadwerkelijk toegevoegde waarde hebben dient nog te worden bezien. Proportionaliteit: positief
Aangezien de deelprogramma's in algemene bewoordingen de concrete acties ter uitvoering van de doelstellingen omschrijven, wordt vooralsnog voldoende ruimte gelaten aan de lidstaten.

Consequenties voor de EU-begroting:
Het Kaderprogramma inzake Veiligheid en Bescherming van Vrijheden voor de periode 2007-2013 is begroot op E786 miljoen. De Commissie heeft daarbij E 137,4 miljoen voorzien voor het deelprogramma "Prevention, Preparedness and Consequence Management of Terrorism" en E 597,6 miljoen voor het deelprogramma "Prevention of and Fight against crime".

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Acceptatie van het deelprogramma leidt ertoe dat een beroep kan worden gedaan op gelden, waarbij sprake is van een systeem van cofinanciering. Op het moment dat hiervan gebruik wordt gemaakt kan dat nationaal personele en financiële gevolgen hebben. De cofinanciering zal altijd worden bekostigd binnen de bestaande departementale budgettaire kaders.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Teneinde de mogelijkheden van dit programma optimaal te kunnen benutten, zou gedacht kunnen worden aan het creëren van een gespecialiseerde centrale voorziening binnen de betrokken departementen. De toegevoegde waarde van deze voorziening dient te blijken uit een kosten-batenanalyse, welke zo snel mogelijk zal worden uitgevoerd na vaststelling van de Financiële Perspectieven. De (meer)kosten van deze voorziening worden door de betrokken departementen gedekt binnen de bestaande begrotingen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: 1 januari 2007-31 december 2013

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Het Kaderprogramma "Security and Safeguarding Liberties" is vooral gericht op preventie en bestrijding van terrorisme en preventie en bestrijding van georganiseerde criminaliteit. Andere kerndoelen van het onderdeel "veiligheid" genoemd in het Haags Programma zijn opgesplitst en tevens terug te vinden in het Kaderprogramma "Fundamental Rights and Justice". Door hiervoor te kiezen komt de samenhang die in het Haags Programma is betracht en de onderlinge versterking van maatregelen in gevaar. De financiële impuls die door deze programma's gegeven wordt aan de versterking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht dient ook in de in de programma's omschreven doelen aan te sluiten bij de prioriteiten van het Haags Programma en het daaruit voortvloeiende Actieplan. Zo is er geen expliciete verwijzing naar informatie-uitwisseling als algeheel thema en wordt verbetering van informatie-uitwisseling verspreid over de verschillende deelprogramma's. Verder kan worden gewezen op het feit dat de drugsproblematiek niet alleen centraal staat binnen het deelprogramma "Prevention of and Fight against Crime" maar ook binnen het deelprogramma "Fight against violence (Daphne) and drugs prevention and information" dat ondergebracht is bij het Kaderprogramma "Fundamental Rights and Justice". Belangrijk is de vraag hoe een wederzijdse versterking van verschillende deelprogramma's gerealiseerd kan worden. Bovendien is het van belang om eventuele overlap tussen de verschillende Kader- en deelprogramma's te voorkomen. Daarnaast dient te worden gewezen op het budget wat de Commissie in het Kaderprogramma heeft voorzien voor Europol en CEPOL (Europese Politieacademie), te weten E 554,4 en E 64,4 miljoen. Nadere uitwerking en verantwoording hiervan is gewenst. Nederland zal op geëigende momenten aangeven niet vooruit te zullen lopen op de algemene besluitvorming over de Financiële Perspectieven 2007-2013, en een algemeen voorbehoud maken. Het kabinetsstandpunt aangaande de Financiële Perspectieven 2007-2013 is leidend. Zie verder de algemene standpuntbepaling in de fiches voor de deelprogramma's.

Fiche 14: Besluit over preventie, voorbereiding en management van de gevolgen van terrorisme 2007-2013 Titel:
Proposal for a Council Decision: Establishing the specific Programme "Prevention, Preparedness and Consequence Management of Terrorism", for the Period 2007-2013 General Programme "Security and Safeguarding Liberties" (niet in het Nederlands beschikbaar)


Datum Raadsdocument: 2 mei 2005
Nr. Raadsdocument: 8205/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005) 124
Eerstverantwoordelijk ministerie: Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties i.o.m. JUS, BZ, FIN, LNV, EZ, DEF, V&W en VWS

Behandelingstraject in Brussel: JBZ-Radengroep, CATS, JBZ-Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De Europese Commissie heeft in het kader van de Financiële Perspectieven voor de periode 2007-2013 voorstellen ingediend ter versterking van de Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Recht. Deze voorstellen bestaan uit drie Kaderprogramma's die zijn opgebouwd uit tien deelprogramma's.

Het in dit fiche besproken deelprogramma vormt één van de twee samenhangende onderdelen van de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de totstandbrenging voor de periode 2007-2013 van een Kaderprogramma inzake Veiligheid en Bescherming van Vrijheden.

Het andere deelprogramma is:

- Voorstel voor een Raadsbesluit voor de totstandbrenging van het specifieke programma "Preventie en bestrijding van criminaliteit" voor de periode 2007-2013.

Het Kaderprogramma inzake Veiligheid en Bescherming van Vrijheden kent de volgende doelstellingen:
- Het verbeteren van de beschikbaarheid, uitwisseling en beheer van informatie en inlichtingen voor rechtshandhaving, aangevuld met adequate en transparante maatregelen op het gebied van gegevenbescherming;
- Het bevorderen en ontwikkelen van publiek-private partnerschappen en strategieën inzake het voorkomen van misdaad, statistieken en criminologie, en inzake de bescherming van slachtoffers en getuigen van misdaad;
- Het bevorderen, ondersteunen en evalueren van uitwisseling van kennis, ervaring en standaarden voor de bescherming van vitale infrastructuur en de ontwikkeling, implementatie en bevordering van een effectief en geïntegreerd EU-crisisbeheer.

Het deelprogramma "Preventie, voorbereiding en management van de gevolgen van terrorisme voor de periode 2007-2013" gaat in op maatregelen die het doel hebben risico's van terroristische aanslagen te voorkomen en/of de gevolgen te verminderen. Dit wordt vooral nagestreefd door het opstellen van gemeenschappelijke risico- en dreigingsanalyses, evaluaties, ontwikkeling van gemeenschappelijke veiligheidsnormen en het aanmoedigen van de ontwikkeling van een EU-brede coördinatie en samenwerking met betrekking tot de beveiliging van de vitale infrastructuur. Het gaat hierbij om maatregelen die noodzakelijk zijn om de EU als een ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Rechtvaardigheid te beschermen tegen terroristische aanslagen en dreigingen en de consequenties die daarmee samenhangen. Het algemene doel van het programma is bij te dragen aan de ontwikkeling van EU-beleid op andere terreinen, zoals politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, bescherming van het milieu, de gezondheid, transport, onderzoek en technologische ontwikkeling en economische en sociale cohesie. Het programma zal maatregelen stimuleren, bevorderen en ontwikkelen op het terrein van preventie, voorbereiding en het management van de gevolgen van terroristische aanslagen en het ondersteunen van het uitwisselen van kennis, ervaring en technologie, de ontwikkeling van relevante methodologie en rampenplannen. Ook het verzekeren van real-time input van bepaalde expertise met betrekking tot terroristische zaken binnen crisismanagement, snelle reactie en civiele beschermingsmechanismen komen aan de orde. Het programma voorziet in financiële steun voor projecten van de Europese Commissie met een Europese dimensie, transnationale projecten en nationale projecten. De nationale projecten dienen transnationale en/of EU-projecten voor te bereiden, deze aan te vullen, bij te dragen aan de ontwikkeling van innovatieve methoden en/of technologieën met het oog deze door te spelen naar de (kandidaat)lidstaten. Verder dienen de projecten aanzienlijk bij te dragen aan de bescherming van de Unie en de EU-burgers tegen terroristische aanvallen die plaats kunnen vinden binnen de EU. Daarnaast kan financiële ondersteuning met name worden gegeven aan:
- Acties met betrekking tot operationele samenwerking en coördinatie
- Analyses, monitoring, evaluaties, controles en inspecties
- Ontwikkeling van overdracht van technologie en methodes, met name als het gaat om uitwisseling van informatie en interoperabiliteit
- Training en uitwisseling van staf en experts
- Activiteiten die bijdragen aan het bewustzijn van EU burgers.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 308 EG en artikel 203 Euratom

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad met unanimiteit, raadpleging Europees Parlement

Instelling nieuw Comitologie-comité: De Commissie wordt bijgestaan door een adviserend comité.

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: Gematigd positief: Het programma stelt te willen focussen op die gebieden waar een toegevoegde waarde op Europees niveau verwacht wordt. EU-acties en transnationale acties kunnen in dit kader voordeel opleveren. Er dient voor gewaakt te worden dat de activiteiten complementair zijn aan de nationale programma's en bestaande Europese samenwerkingsverbanden tussen instellingen en instituties. Proportionaliteit: Gematigd positief. De acties uit het voorstel zijn in erg algemene bewoordingenomschreven. Op deze manier wordt vooralsnog voldoende ruimte gelaten aan de lidstaten.

Consequenties voor de EU-begroting:
Het algemene bedrag ten behoeve van het Programma Veiligheid en bescherming van Vrijheden is 786 miljoen euro voor de periode 2007-2013. Hiervan is 137,4 miljoen euro bestemd voor onderhavig besluit. Het besluit bevat geen zaken die vallen onder het "Snelle reactie instrument in geval van grote rampen" Het programma kan andere gemeenschapsbronnen delen en operaties die gefinancierd worden door het programma krijgen dit niet uit een ander programma. De budgettaire bronnen die zijn toegewezen aan acties die in dit programma worden voorzien, zullen in de jaarlijkse bestedingen van het algemene budget van de EU worden opgenomen. De beschikbare jaarlijkse bestedingen zullen door het budget comité binnen de financiële perspectieven worden goedgekeurd.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Concrete voorstellen zijn nog niet gedaan. De consequenties op financieel, personeel en administratief terrein zijn derhalve niet aan te geven. In het algemeen kan wel worden opgemerkt, dat vooral na de aanslagen van New York en Madrid, een verhoogde interesse voor het onderwerp internationale bijstand bij rampen is waar te nemen. Op enig moment zal dit leiden tot consequenties voor de rijksoverheid en decentrale overheden. De reikwijdte daarvan zal zoveel mogelijk moeten aansluiten bij het Nederlandse beleidskader. Acceptatie van het deelprogramma leidt ertoe dat een beroep kan worden gedaan op gelden, waarbij sprake is van een systeem van cofinanciering. Op het moment dat hiervan gebruik wordt gemaakt, kan dat nationaal personele en financiële gevolgen hebben. De cofinanciering zal altijd worden bekostigd binnen de bestaande departementale budgettaire kaders.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Teneinde de mogelijkheden van dit programma optimaal te kunnen benutten, zou gedacht kunnen worden aan het creëren van een gespecialiseerde centrale voorziening binnen de betrokken departementen. De toegevoegde waarde van deze voorziening dient te blijken uit een kosten-batenanalyse, welke zo snel mogelijk zal worden uitgevoerd na vaststelling van de Financiële Perspectieven. De (meer)kosten van deze voorziening worden door de betrokken departementen gedekt binnen de bestaande begrotingen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:1 januari 2007.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland staat positief tegenover dit specifieke deelprogramma dat in belangrijke mate is gebaseerd op het Haags Programma. Nederland is voorstander van het starten van transnationale projecten met betrekking tot Preventie, voorbereiding en management van de gevolgen van terrorisme. Ook ondersteunt Nederland het dat de bescherming van vitale infrastructuur als belangrijk onderdeel is opgenomen in deze programma's en dat EU fondsen hieromtrent beschikbaar komen. Bezien moet worden welke van de voorgestelde acties een duidelijke meerwaarde met zich mee brengen.

Overlap tussen de verschillende kaderprogramma's en de daarbij behorende deelprogramma's dient daarbij te worden voorkomen. In dit kader dient ook te worden gewezen op Commissiemededeling COM (2004) 702 waarin een voorstel wordt uitgewerkt om een EPCIP (European Programme Critical Infrastructure Protection) en een CIWIN (Critical Infrastructure Warning Information Nentwork) vorm te geven, en de duidelijke samenhang tussen dit deelprogramma en het EPCIP. Nederland vindt het van belang dat aansluiting wordt gezocht bij de ervaringen en/of ontwikkelde technologie uit PASR (Preperatory Action Security Research) en dat aansluiting wordt gezocht bij het Zevende Kaderprogramma (thema Security).

Naast het voorgaande dient te worden gewezen op het budget wat in het overkoepelende kaderprogramma aan Europol en CEPOL (Europese Politieacademie) is toebedeeld, te weten 554,4 mln euro respectievelijk 64,4 mln euro. Zo moet worden gewezen op het feit dat het deelprogramma de ondersteuning van Europol en CEPOL niet als specifiek doel noemt. Verantwoording en nadere uitwerking van het genoemde budget voor Europol en CEPOL is noodzakelijk.

Nederland zal op geëigende momenten aangeven niet vooruit te zullen lopen op de algemene besluitvorming over de Financiële Perspectieven 2007-2013, en een algemeen voorbehoud maken. Het kabinetsstandpunt aangaande de Financiële Perspectieven 2007-2013 is leidend.

Fiche 15: Besluit over programma preventie en bestrijding van criminaliteit 2007-2013 Titel:
Proposal for a Council Decision Establishing the specific Programme "Prevention of and Fight against Crime" for the Period 2007-2013, General Programme "Security and Safeguarding Liberties" (niet in het Nederlands beschikbaar)


Datum Raadsdocument: 2 mei 2005
Nr Raadsdocument: 8205/05
Nr. Commissiedocument: COM(2005) 124 final
Eerstverantwoordelijk ministerie: Justitie i.o.m. BZK, FIN, BZ, EZ

Behandelingstraject in Brussel: JBZ-Radengroep, CATS, JBZ-Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De Europese Commissie heeft in het kader van de Financiële Perspectieven voor de periode 2007-2013 voorstellen ingediend ter versterking van de Ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Recht. Deze voorstellen bestaan uit drie Kaderprogramma's die zijn opgebouwd uit tien deelprogramma's. Het in dit fiche besproken deelprogramma vormt één van de twee samenhangende onderdelen van de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de totstandbrenging voor de periode 2007-2013 van een Kaderprogramma inzake Veiligheid en Bescherming van Vrijheden. Het overige deelprogramma is:

- Voorstel voor een Raadsbesluit voor de totstandbrenging van het specifieke programma "Preventie, voorbereiding en management van de gevolgen, van terrorisme" voor de periode 2007-2013.

Het Kaderprogramma inzake Veiligheid en Bescherming van Vrijheden kent de volgende doelstellingen:
- Het verbeteren van de beschikbaarheid, uitwisseling en beheer van informatie en inlichtingen voor rechtshandhaving, aangevuld met adequate en transparante maatregelen op het gebied van gegevenbescherming;
- Het bevorderen en ontwikkelen van publiek-private partnerschappen en strategieën inzake het voorkomen van misdaad, statistieken en criminologie, en inzake de bescherming van slachtoffers en getuigen van misdaad;
- Het bevorderen, ondersteunen en evalueren van uitwisseling van kennis, ervaring en standaarden voor de bescherming van vitale infrastructuur en de ontwikkeling, implementatie en bevordering van een effectief en geïntegreerd EU-crisisbeheer.

De Commissie geeft in het ontwerpbesluit voor het deelprogramma "Preventie en bestrijding van criminaliteit" aan dat het voortbouwt op de conclusies van Tampere 1999, het Haags Programma, de terrorismeverklaringen van 2001 en 2004 en de EU-Drugsstrategie 2004. Transnationale criminaliteit kan onvoldoende door lidstaten worden aangepakt, de doelstellingen kunnen beter op Unie-niveau worden bereikt.

Het algemene doel van dit programma is een bijdrage te leveren aan een hoog niveau van veiligheid voor de burgers door preventie en bestrijding van criminaliteit, al dan niet in georganiseerd verband, in het bijzonder terrorisme, mensenhandel en misdrijven tegen kinderen, illegale drugshandel en illegale wapenhandel, corruptie en fraude. Het programma bestaat uit drie thema's: rechtshandhaving, misdaadpreventie en criminologie en bescherming van getuigen en slachtoffers. Binnen de algemene doelstelling richt het programma zich specifiek op:
- het promoten en ontwikkelen van coördinatie, samenwerking en wederzijds begrip tussen wethandhavers, andere nationale autoriteiten en gerelateerde EU organen
- stimuleren, promoten en ontwikkelen van horizontale methoden en instrumenten nodig voor strategische preventie en bestrijding van criminaliteit zoals publiek-private samenwerking, best practices in preventie, vergelijkbare statistieken en toegepaste criminologie
- promoten en ontwikkelen van best practices voor de bescherming van slachtoffers en getuigen. Het programma zal zich niet bezighouden met justitiële samenwerking, echter kan het programma zich ook richten op samenwerking tussen recht- en wethandhavers.

In het onderhavige deelprogramma zijn in het kader van de uitwerking van deze doelstellingen de volgende acties voorzien:
- Projecten op Europees, transnationaal en nationaal niveau welke bijdragen aan de preventie en bestrijding van criminaliteit
- Subsidiëring van private non-profit-organisaties die een bijdrage leveren aan het bereiken van de genoemde doelstellingen
- Financiële steun in het bijzonder m.b.t.
. operationele samenwerking en coördinatie
. analytische, monitorings- en evaluatie-activiteiten . ontwikkeling en overdracht van technologie en methodologie . training, uitwisseling van personeel en experts . activiteiten die bijdragen aan bewustzijn en verspreiding

Rechtsbasis van het voorstel: artikelen 30, 31 en 34(2)(c) EU-Verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad met unanimiteit, raadpleging Europees Parlement.

Instelling nieuw Comitologie-comité: ja, adviserend comité

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief, het besluit ziet op de mogelijkheid om gelden toe te kennen aan initiatieven en projecten die binnen de JBZ kaders vallen, en die specifiek ten doel hebben de verbetering van strafrechtelijke justitiële samenwerking te bewerkstelligen. Het financiële deelprogramma heeft derhalve een meerwaarde bovenop nationaal gefinancierde activiteiten op dit terrein. Aan de subsidiariteit van het deelprogramma als geheel behoeft niet te worden getwijfeld. Of echter alle concreet genoemde acties ter verwezenlijking van de doelstelling ook daadwerkelijk toegevoegde waarde hebben dient nog te worden bezien. Proportionaliteit: positief, het instrument van het beschikbaar stellen van middelen om projecten te stimuleren op terrein van internationale samenwerking van wethandhavers op het terrein van preventie en bestrijding van criminaliteit is voldoende proportioneel, daar het vooralsnog voldoende ruimte laat aan de lidstaten zelf.

Consequenties voor de EU-begroting:
De Commissie heeft voor het deelprogramma "Preventie en bestrijding van criminaliteit" E 597,6 miljoen voorzien voor de periode 2007-2013

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Acceptatie van het deelprogramma leidt ertoe dat een beroep kan worden gedaan op gelden, waarbij sprake is van een systeem van cofinanciering. Op het moment dat hiervan gebruik wordt gemaakt kan dat nationaal personele en financiële gevolgen hebben. De cofinanciering zal altijd worden bekostigd binnen de bestaande departementale budgettaire kaders.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Teneinde de mogelijkheden van dit programma optimaal te kunnen benutten, zou gedacht kunnen worden aan het creëren van een gespecialiseerde centrale voorziening binnen de betrokken departementen. De toegevoegde waarde van deze voorziening dient te blijken uit een kosten-batenanalyse, welke zo snel mogelijk zal worden uitgevoerd na vaststelling van de Financiële Perspectieven. De (meer)kosten van deze voorziening worden door de betrokken departementen gedekt binnen de bestaande begrotingen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:1 januari 2007

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland hecht aan het stimuleren van internationale samenwerking op terrein van preventie en bestrijding van criminaliteit en steunt dit programma. Aangegeven kan worden dat de overlap met andere programma op het terrein van drugs en justitiële samenwerking dient te worden voorkomen, dat prioriteiten moeten aansluiten bij het Haags Programma en het Actieplan (met name de prioriteit die is gelegd bij het verbeteren van de uitwisseling van informatie), nadruk moet tevens komen op verbetering van samenwerking tussen politie en openbaar ministerie en specifiek benoemde thema's dienen zoveel mogelijk aan te sluiten bij de nationale speerpunten op het terrein van georganiseerde criminaliteit. Verder dient het mogelijk aan Europol en CEPOL toebedeelde budget te worden verantwoord en nader te worden uitgewerkt.

Nederland zal daarnaast op geëigende momenten moeten aangeven niet vooruit te zullen lopen op de algemene besluitvorming over de Financiële Perspectieven 2007-2013, en een algemeen voorbehoud moeten maken. Het kabinetsstandpunt aangaande de Financiële Perspectieven 2007-2013 is leidend.


---- --