Gezondheidsraad

Gr_logo_top fake Nederland_top

Gr_collage Nederland_middle

Beoordelen, behandelen, begeleiden. Medisch handelen bij ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid

Het medisch handelen bij ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid behoeft verbetering. Ontwikkeling van richtlijnen voor beoordeling, behandeling en begeleiding (3B-richtlijnen) die door alle betrokken beroepsgroepen gedragen worden, kan daaraan een belangrijke bijdrage leveren. De verzekeringsgeneeskundige oordeelsvorming kan bovendien ondersteund en verder ontwikkeld worden door de opbouw van mediprudentie.
In het kort is dat de kern van dit advies, dat is opgesteld door een commissie van de Gezondheidsraad ter beantwoording van een adviesaanvraag van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens zijn collega van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Na een korte geschiedenis van het arbeidsongeschiktheidsprobleem in Nederland in hoofdstuk 2, geeft de commissie in hoofdstuk 3 een beknopt overzicht van de stand van de wetenschap inzake het medisch handelen bij ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Onder andere door de ontwikkeling van evidence based richtlijnen wordt ernaar gestreefd de praktijk van het medisch handelen in overeenstemming te brengen en te houden met de stand van de wetenschappelijke kennis. In hoofdstuk 4 laat de commissie zien wat er in Nederland op het gebied van de ontwikkeling van richtlijnen voor behandeling en begeleiding bij ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid gebeurt. Opvallend is dat in curatieve richtlijnen het functioneren op het werk geen rol van betekenis speelt. De beoordeling van de arbeidsgeschiktheid komt noch in curatieve, noch in bedrijfsgeneeskundige richtlijnen aan de orde. De kwaliteitsbevorderende activiteiten die op dit vlak wél gaande zijn richten zich vooral op de interpretatie van de
arbeidsongeschiktheidswetgeving en op de verbetering van verzekeringsgeneeskundige beoordelingsprocedures. De commissie stelt vast dat er veelbelovende aanzetten zijn tot afstemming en samenwerking tussen de bedrijfsgeneeskunde en de curatieve disciplines. De verzekeringsgeneeskunde neemt echter een geïsoleerde positie in. In hoofdstuk 5 beargumenteert de commissie waarom dit een onwenselijke situatie is. Zij stelt voor om de kwaliteit van het medisch handelen bij ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid te verhogen door voor de verschillende aandoeningen overkoepelende 3B-richtlijnen te ontwikkelen: richtlijnen voor beoordeling, behandeling en begeleiding. Systematisch verzamelde informatie over de verzuimduur in relatie tot kenmerken van ziekten, personen en werksituaties zal in deze richtlijnen verwerkt moeten worden. De commissie ziet naast de 3B-richtlijnen geen rol weggelegd voor een separate lijst van ziekten met gemiddelde hersteltermijnen. Zij benadrukt dat de kwaliteitsbevorderende werking van richtlijnen afhankelijk is van een succesvolle toepassing in het dagelijks denken en handelen van beroepsbeoefenaren.
In hoofdstuk 6 betoogt de commissie dat de 3B-richtlijnen en daarvan afgeleide verzekeringsgeneeskundige richtlijnen en protocollen een belangrijk hulpmiddel kunnen zijn bij de verzekeringsgeneeskundige arbeids(on)geschiktheids-beoordeling na twee jaar ziekte. Ze helpen bij de evaluatie van de herstel- en reïntegratie-inspanningen en bij de reconstructie van de medische voorgeschiedenis die nodig is om te achterhalen waardoor het uitblijven van het herstel veroorzaakt is. De commissie hecht daarnaast groot belang aan de opbouw van mediprudentie, naar analogie van de jurisprudentie van de rechterlijke macht.
De commissie gaat vervolgens in hoofdstuk 7 kort in op de behoefte aan wetenschappelijk onderzoek op het gebied van medisch handelen in relatie tot arbeid. Zij onderschrijft de analyses en aanbevelingen van de Raad voor Gezondheidsonderzoek en pleit ervoor om veel nadrukkelijker dan tot op heden de factor arbeid te betrekken in het niet specifiek op arbeid georiënteerde medisch-wetenschappelijk onderzoek. Voorts wijst zij op het belang van kwalitatief wetenschappelijk onderzoek naar het verschijnsel arbeidsongeschiktheid en de beoordeling daarvan.

Het advies besluit met een serie aanbevelingen:
* De commissie beveelt aan een vanuit de betrokken disciplines samengestelde stuurgroep in te stellen die de regie voert in de ontwikkeling en herziening van 3B-richtlijnen en in de formulering van een daaraan gekoppelde onderzoeksagenda.
* Zij beveelt aan een leidraad juridisch-maatschappelijke aspecten in medische richtlijnen te ontwikkelen, waarin wordt uitgewerkt wanneer en hoe deze aspecten in 3B-richtlijnen aan de orde moeten komen.

* De 3B-richtlijnen moeten voldoen aan een aantal eisen die in dit advies beschreven worden.

* Gegevens over het tijdsverloop tussen ziekmelding en werkhervatting, en de mogelijke determinanten daarvan, zijn van groot belang voor de ontwikkeling van 3B-richtlijnen. Verzameling van deze gegevens dient continu en in de context van best practices plaats te vinden.

* De commissie bepleit een continue en cumulatieve opbouw van mediprudentie.

Gelet op de inwerkingtreding van de WIA op 1 januari 2006 en het verzoek van de minister om advies over de ontwikkeling van hulpmiddelen voor de claimbeoordeling die op dat moment beschikbaar kunnen zijn, beveelt de commissie aan nog dit jaar een begin te maken met de uitvoering van bovenstaande aanbevelingen. Om een snelle start mogelijk te maken adviseert de commissie het volgende:


* De commissie beveelt aan om voor vijf tot tien aandoeningen die een substantieel deel van de arbeidsongeschiktheidsproblematiek betreffen,* ontwerpprotocollen op te stellen ter ondersteuning van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling van de arbeids(on)geschiktheid. Deze protocollen kunnen gebaseerd worden op onlangs verschenen richtlijnen en kunnen nadien betrokken worden bij de voorbereiding van volwaardige 3B-richtlijnen.
* Zij beveelt aan om voor elk van de aandoeningen waarvoor deze protocollen ontwikkeld worden, op basis van dossiers van reeds afgeronde claimbeoordelingen een aantal concrete beoordelingsgevallen te beschrijven, te analyseren en te becommentariëren, zodat een reeks casusbeschrijvingen met expliciete beargumentering en weging van de claimbeoordeling beschikbaar komt.

* Het verdient aanbeveling de ontwerpprotocollen en casuïstische analyses door een multidisciplinair samengestelde commissie van deskundigen te laten toetsen en becommentariëren. Deze commissie zou hieraan nadere aanbevelingen kunnen verbinden ter verhoging van kwaliteit en doelmatigheid van het claimbeoordelingsproces.

De Gezondheidsraad is bereid om desgewenst de uitvoering van deze korte termijnaanbevelingen op zich te nemen. Zo nodig zou de Gezondheidsraad ook een rol kunnen spelen in de beginfase van de uitvoering van de aanbevelingen voor de langere termijn. Bij de uitvoering van de aanbevelingen is betrokkenheid van beroepsverenigingen, UWV, STECR/Laboretum, het Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO, het Kenniscentrum
Verzekeringsgeneeskunde, TNO Kwaliteit van leven en andere in aanmerking komende, al dan niet universitaire, kennis- en onderzoekscentra van groot belang.


* De gedachten van de commissie gaan vooralsnog uit naar de volgende aandoeningen: chronische aspecifieke rugklachten, hartinfarct, depressie, spanningsklachten, chronische-vermoeidheidssyndroom, cerebrovasculaire aandoening, hernia nuclei pulposi, borstkanker, angststoornissen, whiplash.

22 juli 2005

---