Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap
PERSMEDEDELING VAN HET MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP 27 JULI
2005
De Romeinse muur van Tongeren en zijn monumentale grachten doen veel vragen
rijzen.
Afgelopen week konden archeologen van het Vlaams
Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE) op de hoek
van de Sacramentstraat en de Driekruisenstraat in
Tongeren een gedeelte van het belangrijkste Romeinse
monument van de oudste stad van België in kaart brengen.
Het betreft de middelste en de buitenste van drie
grachten die parallel met de tweede-eeuwse stadsmuur
waren aangelegd.
De beroemde Romeinse muur van Tongeren werd in de tweede
helft van de tweede eeuw over een afstand van maar liefst
4,5 km rond de stad aangelegd. Het was destijds een
prestigeproject van de eerste orde, vermoedelijk door de
toenmalige Tongerse notabelen opgezet en gefinancierd, om
het verkregen statuut van municipium (een vorm van
Romeins stadsrecht) extra in het licht te zetten.
Onderzoek in de jaren 60 van de vorige eeuw heeft
aangetoond dat die monumentale muur aan de west-, de
noord- en de oostzijde van de stad voorzien was van drie
al even monumentaal opgevatte stadsgrachten. Nu, een
halve eeuw later, brengt het toeval een stuk van twee van
die grachten aan de oostzijde van de Romeinse
nederzetting aan het licht.
Op het terrein zijn de grachten over een afstand van een
veertigtal meter te zien. Beide zijn nog ca. 8 m breed.
De middelste gracht heeft een bewaarde diepte van
ongeveer 2,5 m, de buitenste gracht is over een diepte
van bijna 3 m bewaard. Topografisch onderzoek toonde aan
dat het terrein in de Romeinse tijd 1 à 2 m hoger lag dan
vandaag, waardoor de grachten aanvankelijk 10 m breed en
5 m diep waren. Een analyse van de profielen, die na het
doorsnijden van de grachten zichtbaar werden, laat toe de
grote lijnen van de geschiedenis van die monumentale
uitgravingen te reconstrueren.
Het uitgraven van de grachten in de Romeinse tijd moet
een grondverzet van ca. 250.000 m3 ingehouden hebben. De
archeologen van het VIOE hebben er geen idee van waar die
grond destijds naartoe werd gevoerd. Omgekeerd is het al
evenmin bekend waar het materiaal voor het dichtgooien
van de grachten vandaan kwam. Omdat de vulgrond met
scherven en ander afval vermengd is, lijkt een aanvoer
vanuit het antieke stadscentrum het meest voor de hand te
liggen. Ten slotte is niets bekend van het tijdstip
waarop de grachten weer buiten gebruik werden gesteld. De
meest uiteenlopende scenario's komen in aanmerking: in de
vierde eeuw, toen een nieuwe, kleinere stadsmuur werd
gebouwd? In de vroege Middeleeuwen, toen de Romeinse stad
vrijwel verlaten was? Of nog veel later, om het areaal
als akker of weiland in te richten?
Genoeg vragen om in de toekomst meer aandacht aan dit
bijzondere monument te besteden en voor maatregelen te
pleiten die tot een betere integratie in de
stedenbouwkundige ontwikkeling van de oudste stad van
België kunnen leiden. Die gelegenheid lijkt zich spoedig
te zullen voordoen, want nog geen 50 meter ten noorden
van het perceel kondigt een reclamebord al de bouw aan
van een volgend appartementencomplex op het tracé van de
grachten aan.
Vlaamse overheid