IP/05/1014
Brussel, 27 juli 2005
Terbeschikkingstelling van werknemers uit de nieuwe lidstaten: de Commissie
verzoekt Nederland een einde te maken aan ongerechtvaardigde beperkingen
De Europese Commissie heeft besloten Nederland formeel te verzoeken om
een herziening van zijn regelgeving die ondernemingen uit de EU ertoe
verplicht voor hun werknemers uit bepaalde nieuwe lidstaten een
arbeidsvergunning te verkrijgen alvorens hen tijdelijk in Nederland
ter beschikking te stellen om er een dienst te verrichten. De
Commissie is van oordeel dat deze vereiste indruist tegen de regels
van het Verdrag inzake het vrij verrichten van diensten (artikel 49
van het EG-Verdrag). Het verzoek van de Commissie is geformuleerd als
een met redenen omkleed advies, de tweede fase van de inbreukprocedure
van artikel 226 van het EG-Verdrag. Indien de Commissie binnen twee
maanden na ontvangst door Nederland van het met redenen omkleed advies
geen bevredigend antwoord ontvangt, kan de Commissie besluiten
Nederland voor het Hof van Justitie te dagen.
Zelfs na de toetreding blijft een arbeidsvergunning verplicht voor de
tijdelijke terbeschikkingstelling in Nederland van tijdelijke
werknemers of werknemers in loondienst die onderdaan zijn van bepaalde
nieuwe lidstaten door een onderneming die in een andere lidstaat dan
Nederland is gevestigd. In het toetredingsverdrag is voor Nederland
evenwel geen afwijking toegestaan wat het vrij verrichten van diensten
betreft waarbij arbeidskrachten ter beschikking worden gesteld. De
mogelijkheden waarover Nederland beschikt om van het EG-Verdrag af te
wijken betreffen uitsluitend het vrije verkeer van werknemers (artikel
39 van het EG-Verdrag) en niet het ter beschikking stellen van
werknemers met het oog op het verrichten van diensten (artikel 49 van
het EG-Verdrag). Dat een arbeidsvergunning vereist is, druist in tegen
de regels van het Verdrag inzake het vrij verrichten van diensten
(artikel 49 van het EG-Verdrag). De Commissie heeft dus besloten een
met redenen omkleed advies te sturen.
De voorwaarden die voor terbeschikkingstelling worden opgelegd hebben
tot gevolg dat het voor bepaalde ondernemingen die in andere lidstaten
gevestigd zijn moeilijk of zelfs onmogelijk wordt om in Nederland
diensten te verrichten. Enerzijds discrimineert een dergelijke
verplichting de bedrijven uit de nieuwe lidstaten doordat zij zich
niet zoals hun concurrenten uit de vijftien oude lidstaten vrij met
hun personeel kunnen verplaatsen om in Nederland een dienst te
verrichten. Anderzijds hebben veel Europese bedrijven, bijvoorbeeld in
de bouwsector, werknemers uit bepaalde nieuwe lidstaten in dienst,
waardoor zij door een dergelijke vereiste de facto gediscrimineerd
worden.
Het Hof heeft geoordeeld dat artikel 49 van het Verdrag zich ertegen
verzet dat een lidstaat de verplaatsing van het betrokken personeel
aan beperkende voorwaarden onderwerpt, zoals de verplichting,
werkvergunningen aan te vragen.
De oplegging van dergelijke voorwaarden aan de in een andere lidstaat
gevestigde dienstverrichter discrimineert deze ten opzichte van zijn
in het land van ontvangst gevestigde concurrenten, die hun eigen
personeel vrij kunnen inzetten, en tast bovendien zijn capaciteit aan
om de prestatie te verrichten (arrest Rush Portuguesa, C-113/89 van 27
maart 1990).
De discriminerende gevolgen van deze vereiste zijn des te flagranter
aangezien het weken kan duren alvorens de Nederlandse autoriteiten de
gevraagde arbeidsvergunning afgeven, waardoor een onderneming een
contract in Nederland kan mislopen. Wanneer het om eigen personeel van
de onderneming gaat, mag een arbeidsvergunning niet worden geweigerd,
maar in dat geval moet de werknemer deel uitmaken van het vaste
personeel van de onderneming en sinds meer dan een jaar bij die
onderneming werken (deze laatste voorwaarde zou in de praktijk niet
meer worden toegepast). Deze voorwaarden zijn moeilijk te vervullen in
sectoren waar veel personeelsverloop is en waar tijdelijke
arbeidscontracten frequent zijn. Wanneer het gaat om een
terbeschikkingstelling van tijdelijke werknemers aan een inlenende
onderneming in Nederland, bepaalt de situatie op de Nederlandse
arbeidsmarkt of de arbeidsvergunning al dan niet wordt afgegeven:
alvorens zij een arbeidsvergunning afgeeft, gaat de Nederlandse
overheid met name na of de arbeidsplaatsen niet kunnen worden
ingenomen door werknemers die een voorkeursbehandeling genieten.
Door een dergelijke verplichting op te leggen, behandelt Nederland de
werknemers die door hun werkgever tijdelijk naar Nederland worden
gestuurd met het oog op het verrichten van diensten en die terugkeren
naar hun land zodra het contract is uitgevoerd, op dezelfde manier als
de werknemers of werkzoekenden die toegang proberen te krijgen tot de
Nederlandse arbeidsmarkt.
De Commissie heeft besloten een inbreukprocedure in te leiden nadat
zij verschillende klachten heeft ontvangen van ondernemingen uit één
van de nieuwe lidstaten. Het Europees Parlement heeft eveneens de
aandacht van de Commissie gevestigd op de problemen die de
ondernemingen uit de nieuwe lidstaten meer in het algemeen ondervinden
wanneer zij hun activiteiten in de verschillende landen van de Unie
willen uitbreiden. De Commissie is van oordeel dat het van essentieel
belang is dat de ondernemingen en de onderdanen van de nieuwe
lidstaten dezelfde grondrechten, en met name het recht op het vrij
verrichten van diensten, genieten als hun concurrenten uit de oude
lidstaten.
De meest recente informatie over de inbreukprocedures ten aanzien van
alle lidstaten kunt u raadplegen op het volgende adres:
http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/droit_com/index_en.h
tm
European Union