Versnelling afhandeling asielaanvragen project Terugkeer
29 juli 2005
In reactie op de motie van de leden de heer Dittrich (D66), de heer
Van Fessem (CDA) en de heer Visser (VVD) van 30 juni 2005, over de
versnelling afhandeling asielaanvragen van het project Terugkeer,
bericht ik u het volgende.
Bij brief van 27 juni (kenmerk 5359730/05/SCV) heb ik uw Kamer bericht
dat de totale werkvoorraad van het project Terugkeer uit ongeveer
16.700 personen bestaat. Dit aantal is inclusief de 2.700 personen die
aan de oorspronkelijke doelgroep zijn toegevoegd vanwege de aanwas van
onder meer kinderen en aanmeldingen vanuit de noodopvang.
Ik heb u toegezegd dat ik zal trachten om de asielzaken die op dit
moment bij de IND en rechtbanken aanhangig zijn, respectievelijk vóór
1 juli 2006 (IND) en eind 2006 (rechtbanken) afgehandeld te hebben.
Daarmee zou het project een half jaar eerder dan gepland, worden
afgerond.
Ik kan u hiertoe, zoals ik u al heb medegedeeld, echter geen garanties
geven. De afhandeling van de dossiers door IND en rechtbanken is
immers afhankelijk van het al dan niet indienen van herhaalde asiel-
of nieuwe reguliere aanvragen door vreemdelingen uit de doelgroep. Het
indienen van herhaalde aanvragen zal ertoe leiden dat het betreffende
dossier niet kan worden afgehandeld en daarmee de gewenste
duidelijkheid aan bedoelde vreemdeling niet kan worden gegeven.
In de motie van Dittrich c.s. wordt aangenomen dat het aantrekken van
extra personeel ter ondersteuning van de IND de afhandeling van
dossiers nog meer kan versnellen. Ik kan deze aanname niet zonder meer
onderschrijven. In elk geval geldt dat het aantrekken van extra
personeel de nodige tijd zal vergen, voor werving, selectie en
opleiding van deze nieuwe medewerkers. Deze activiteiten zullen ook de
inzet vragen van een deel van het thans zittende personeel, hetgeen in
eerste instantie ten koste zal gaan van de behandeling van zaken.
Mijn streven, om de betrokken (ex-)asielzoekers met ca 6 maanden
versneld duidelijkheid te geven, vergt van de IND het maximale. Eerder
dit jaar heb ik met uw Kamer uitvoerig gesproken over de enorme impact
die de overname van reguliere toelatingstaken en de daarmee gepaard
gaande automatiseringsaanpassingen op de IND heeft gehad. De IND
pleegt momenteel grote inzet om haar taken ten behoeve van de
vreemdeling en de Nederlandse samenleving naar behoren te vervullen.
Verdere belasting van de IND door de voorgestelde extra versnelling
zou het risico met zich meebrengen dat de zorgvuldigheid bij de
uitvoering van andere toelatingstaken in het geding komt. Ik hecht er
aan om met inachtneming van de aanbevelingen die na deze zomer van de
Algemene Rekenkamer mogen worden verwacht verder te gaan werken aan
verbetering van de IND-taakuitoefening. Dit verbeterproces wil ik niet
bij voorbaat onder druk zetten.
Ook hetgeen van de vreemdelingenkamers kan worden gevraagd, heeft zijn
grenzen. Het loslaten van het first in-first out principe zou al snel
een situatie doen ontstaan dat rechtzoekenden die niet tot de
doelgroep van het project behoren, onevenredig lang op de rechterlijke
beslissing op hun toelatingsaanvraag moeten wachten. Ik ben van mening
dat ik dat niet van de rechter, noch van die andere rechtzoekenden mag
vragen.
Daarbij impliceert het verschaffen van duidelijkheid over het
toekomstperspectief als gevolg van het versneld afhandelen van
projectzaken, ook een extra intensivering van alle ondersteunende en
randvoorwaardelijke terugkeeractiviteiten in die gevallen waarbij de
aanvraag wordt afgewezen. Hierbij valt te denken aan de uitvoering van
onderzoeken in het land van herkomst en naar de medische toestand van
een asielzoeker, alsmede aan het bieden van onderdak door het COA,
gedurende de projectfasering. Hetzelfde geldt voor de uitvoering en
ondersteuning van de feitelijke terugkeer door organisaties als de
Vreemdelingenpolitie, de Koninklijke Marechaussee en de IOM.
Op grond van het bovenstaande kan ik derhalve niet verder gaan dan
mijn toezegging van 27 juni jongstleden, dat ik mij er voluit voor
inzet om de projectzaken respectievelijk vóór 1 juli 2006 (IND) en
eind 2006 (rechtbanken) afgehandeld te hebben.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
Ministerie van Justitie