Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Speech Minister Dekker seminar 'Naar een nieuw Corporatiebestel: een Tussenbalans' (Houthoff Buruma), 29 augustus 2005 te Amsterdam

Dames en heren,

Zoals u weet maak ik mij sterk voor een effectieve bestrijding van het woningtekort en voor meer beweging op de woningmarkt. Er is in deze kabinetsperiode al veel bereikt. De Nota Ruimte biedt meer ruimte om te bouwen. Met provincies, gemeenten en corporaties zijn prestatieafspraken gemaakt over nieuwbouw en stedelijke vernieuwing. Het nieuwe huurbeleid zorgt voor meer marktwerking in de voorheen overgereguleerde huursector.

Wie meer wil bouwen, kan niet om de woningcorporaties heen. Zij zijn de spil waarlangs ik mijn nationale opgaven realiseer. Zij zijn de partner waarmee gemeenten die nationale opgaven vertalen in lokaal maatwerk.

De grotere vrijheid die corporaties als zelfstandige ondernemingen tien jaar geleden hebben gekregen, maakt ze daarvoor in principe geschikt. Die zogenaamde bruteringsoperatie is onomkeerbaar. Zo kunnen we vaststellen dat de corporaties professioneler en financieel sterk zijn geworden. Ondanks deze winst is er ook veel onduidelijkheid. Over de positie, de rol en de taak van de corporaties.

Corporaties zijn private partijen met een eigen verantwoordelijkheid. Maar zij moeten wel een maatschappelijke prestatie neerzetten. Immers, zij benutten maatschappelijk opgebouwd vermogen ten behoeve van een publieke taak - goede en betaalbare huisvesting voor lagere inkomens en speciale doelgroepen (zoals ouderen en gehandicapten). Een goede invulling van maatschappelijk ondernemerschap is dus niet alleen een eis die we aan corporaties stellen, maar zelfs de reden van hun bestaan.

Het is duidelijk dat er een zekere spanning zit tussen de publieke en de private dimensies van corporaties. Dat corporaties hybride organisaties zijn die duidelijkheid willen over hun relatie met de overheid. Er is, kortom, dringend behoefte aan een nieuw arrangement tussen corporaties en de overheid. Daarbij mogen we niet over 1 nacht ijs gaan.

Er liggen nu vier verschillende adviezen - van de WRR, de SER, het RIGO, en de Commissie-De Boer - die de rol, de taak en de verantwoordelijkheden van de corporaties belichten. Bovendien komt in oktober de Commissie Leemhuis met haar advies over de positie van huurders. Een herdefiniëring is dus op zijn plaats. Opdat corporaties effectiever en doelmatiger gaan functioneren. Iets waar de adviezen eensluidend in zijn.

Tegelijkertijd komt er ook uit Brussel steeds meer klare taal over sociale huisvesting en de condities die daarbij horen. Het fundament voor een nieuw arrangement is gelegd. Daarmee gaan we nu - samen met de sector - hard aan de slag. Naar verwachting kan er dan eind oktober een brief naar de Tweede Kamer gaan.

Wel zal ik proberen vast een tipje van de sluier op te lichten. En daarna met u in discussie gaan. Want zolang de discussie nog loopt, stel ik uw inbreng zeer op prijs.

Kern van de visie zal zijn een nieuw arrangement tussen overheid en woningcorporaties. Met ruimte en waarborgen voor effectief maatschappelijk ondernemerschap. Inclusief een vermindering van regeldruk en administratieve lasten. Zodat corporaties de ruimte krijgen om hun verantwoordelijkheid te nemen.

Daarover zijn wij, de sector en ik, het in grote lijnen eens. De grote vraag is nu hoe we dit kunnen bereiken. Hoe we kunnen zorgen voor meer snelheid en effectiviteit. Bij de beantwoording van deze vraag staan 4 thema's centraal:


1. de prestaties

2. de rol van de verschillende partijen,

3. het werkterrein en

4. verantwoording en toezicht

Prestaties
Om te beginnen de roep om prestaties. Sinds tien jaar zijn de corporaties zelf verantwoordelijk voor de financiering van hun investeringen in bijvoorbeeld nieuwbouw of renovaties. Het Rijk past niet meer bij. Dat dwingt de corporaties tot een afweging - tussen financiële degelijkheid en maatschappelijke effectiviteit. Helaas is die afweging bij sommige corporaties verworden tot een spagaat. Waardoor de prestaties te zeer onder druk komen te staan. Zo is in het afgelopen decennium het aantal door corporaties gebouwde woningen afgenomen van 30.000 naar 12.000 per jaar. Er zit nu schot in de zaak, maar het is duidelijk dat het nog echt veel beter kan.

In de eerste plaats is het de verantwoordelijkheid van de corporaties zélf om dat in te zien. Tegelijkertijd is de roep om harder aan de slag te gaan inmiddels een bekend refrein. En dan met name vanuit de gemeenten. Want of het nu gaat om stedelijke vernieuwing of het aanjagen van de woningbouw - de inbreng van corporaties is steeds cruciaal. Zij beheren zo'n 35% van woningvoorraad. In veel wijken, ook die waar de leefbaarheid onder druk staat, is dat aandeel nog veel groter. Bij dat grote aandeel hoort een navenant grote verantwoordelijkheid voor de opgaven waar we voor staan. Voor betrokkenheid bij de buurt en samenhang in de stad.

Als een corporatie die verantwoordelijkheid niet neemt, moet er uiteindelijk ook een stok achter de deur zijn. Niet omdat ik graag met sancties dreig, maar omdat ik corporaties wil aanspreken op inzet en resultaat.

Rolverdeling
Bij deze verwachtingen ten aanzien van corporaties hoort een heldere rolverdeling. In mijn hoofdlijnenbrief aan de Tweede Kamer van 22 juni jl. heb ik een aanzet gegeven. Ten eerste moeten gemeenten, in lijn met landelijke doelen en regionale afspraken, hun woonbeleid expliciteren. Corporaties kunnen dan als het ware een bod doen - uitgedrukt in investeringen en prestaties. Samen moeten ze dan prestatieafspraken maken. Geen vage intenties, maar duidelijk afrekenbare overeenkomsten waaraan niet te tornen valt.

Hoewel ik zulke afspraken niet kan afdwingen, vind ik wel dat er mechanismen moeten komen die het onderhandelingsproces tussen gemeente en corporatie bespoedigen. De voorstellen van de Commissie De Boer voor arbitrage door VROM in voorkomende gevallen hebben mijns ziens een grote meerwaarde. Ik ga er namelijk vanuit dat in veel geschillen een gemeenschappelijke noemer schuilt. De rode draad in de uitspraken van de 'mediator' kan zich dan op termijn ontwikkelen tot een richtinggevend kader. Zonder dat dwingende staatsinterventies nodig zijn.

Mijn rol daarbij is om duidelijk aan te geven welke landelijke doelstellingen ons voor ogen staan. Lokale partijen geven daar vervolgens invulling aan. Ik ga dus niet op de stoel van de wethouder of het raadslid zitten, maar blijf wel garant voor de kaders waarbinnen lokale partijen opereren. Dat is mijn opvatting van mijn systeemverantwoordelijkheid.

Werkterrein
Dan nu het werkterrein van corporaties. Een heldere afbakening daarvan is nodig om te kunnen waarborgen dat het maatschappelijk bestemde vermogen van corporaties ook een maatschappelijke bestemming krijgt. Er is daar de afgelopen jaren veel ophef over geweest. Zo wilde een corporatie een netwerk voor breedband internet aanleggen, terwijl een andere in Luik huizen bouwt. Weer een andere begon een commerciële makelaardij. Ik acht dat een zeer ongewenste ontwikkeling.

Er moeten dus - soms letterlijk - grenzen worden gesteld. Opdat de middelen van corporaties daadwerkelijk voor volkshuisvesting worden gebruikt. Ook omdat zonder die begrenzing de marktwerking wordt verstoord. De houdbaarheid van het corporatiebestel is op de lange termijn gediend met een begrenzing van de ruimte die corporaties krijgen. Daarom zal een level playing field één van de toetsstenen in het nieuwe arrangement zijn. Het is daarbij goed te beseffen dat Europa daar steeds scherper op let. We moeten bij het nieuwe arrangement dus veel zorg schenken aan de manier waarop we staatssteun verlenen - sommige activiteiten komen daarvoor in aanmerking, andere niet.

Een terrein waar corporaties zich wat mij betreft niet alleen mogen, maar zelfs meer dan tot nu toe moeten begeven, is dat van de stedelijke vernieuwing. De WRR heeft een goed rapport geschreven over "Vertrouwen in de buurt". Er liggen grote kansen voor corporaties om te werken aan betrokkenheid bij de buurt en samenhang in de stad. Maar ook hier geldt - een duidelijke afbakening van verantwoordelijkheden is een must. Corporaties kunnen niet de rol van de gemeente op zich nemen. Wel fungeren zij dankzij hun vooraanstaande vastgoedpositie en sterke band met de buurt als hoofdaannemer van stedelijke vernieuwing. Hoewel corporaties een direct belang hebben bij krachtige steden - denk maar aan de waarde van hun vastgoed - is er echter toch een spanning voelbaar. Tussen het private karakter van corporaties enerzijds en de publieke doelen die ze nastreven anderzijds. De hamvraag is dan ook of deze grotere sociale rol moet worden afgedwongen dan wel uitsluitend toegejuicht.

Verantwoording en Toezicht
De mate waarin corporaties hun maatschappelijke verantwoordelijkheid vormgeven, brengt mij bij het vierde thema - verantwoording en toezicht. Een thema dat mij als ex-commissaris na aan het hart ligt. Een thema ook dat na de recente ophef over de hoogte van de salarissen van bestuurders van corporaties geen introductie behoeft.

Laat mij één ding vooropstellen: de verantwoording kan en moet beter. Corporaties doen wel verslag van hun financiële resultaten, maar leggen relatief weinig verantwoording af. Over hun maatschappelijke doelen. Of over hun beloningsstructuur. Dat is een kwalijke zaak.

De sector is niet gediend met de weerstanden die de geslotenheid van sommige corporaties oproept. Alleen openheid kan de kritiek op bijvoorbeeld de hoogte van salarissen doen verstommen. Er is immers niks mis met een beloningsmethodiek die gerelateerd is aan de omvang en complexiteit van de ambities van een corporatie. Niemand vindt het toch vreemd dat de burgemeester van Staphorst minder verdient dan Job Cohen?

Loon naar werken is een goed uitgangspunt. Forse prestaties, in lijn met de doelstellingen van het woonbeleid, mogen worden beloond. Maar we mogen niet vergeten dat het maatschappelijk kapitaal van corporaties in de eerste plaats voor de doelgroep bestemd moet zijn. Daarbij past een gematigd salarisniveau. Ook bij de actieve corporaties. Sommigen bedragen die in de afgelopen periode in de krant hebben gestaan, hebben mij dan ook hogelijk verbaasd. De maatschappelijke functie van de corporatie lijkt daar uit het zicht geraakt.

De Raden van Toezicht moeten daar beter op toezien. Ook als de ambities niet worden waargemaakt. Bestuurders moeten niet alleen op hun successen worden afgerekend, maar ook als ze hebben gefaald. Stakeholders hebben er recht op dat corporaties verantwoording afleggen over hun prestaties en hun beleid. Hoe komen bepaalde keuzes tot stand? Hoe stel je vast in welke wijk investeringen het hardst nodig zijn? Zonder transparantie kan er van good governance geen sprake zijn. Daar zijn geen nieuwe regels of wetten voor nodig. De sector kan er zo mee aan de slag.

Mij past ten aanzien van de interne controle van corporaties - die toch in een marktcontext opereren - enige terughoudendheid. Corporaties hebben er immers zelf alle belang bij om voor adequaat intern toezicht te zorgen. Omdat dat bijdraagt aan hun effectiviteit, efficiëntie en continuïteit.

De Raad van Toezicht is daar primair verantwoordelijk voor. Hoe beter zij haar taak vervult, hoe losser het externe toezicht kan zijn. Maar dan is wel een flinke dosis professionaliteit vereist. En dat is nu nog niet het geval. Ik zal hier samen met het VTW de komende tijd hard aan werken.

Ook de rol van accountants kan sterker worden neergezet. Zo kan er via single audit meer lijn komen in de verantwoording. Overigens heb ik al eerder, in het kader van de herijking, geconstateerd dat de doelmatigheid van het externe toezicht veel beter kan. Het gaat mij niet zozeer om nieuwe regels of een verschuiving van taken, maar om een heldere en doelmatige taakverdeling. Zodat dubbelingen worden voorkomen en de hele systematiek inzichtelijker wordt.

Inhoudelijk wil ik dus meer eenheid aanbrengen in de gehanteerde uitgangspunten en parameters. De financiële ruimte die corporaties hebben om maatschappelijke doelstellingen te realiseren wordt dan beter zichtbaar. Natuurlijk is dat een eerste voorwaarde om te kunnen beoordelen hoe corporaties zich kwijten van hun maatschappelijke taak. En de mate waarin corporaties in die taak slagen - in het bouwen van meer woningen, in het vernieuwen van de stad - is de kern van de opgave waar we de komende tijd voor staan.

Dames en heren,

Ik zei net al dat ik verwacht dat de visievorming over het nieuwe corporatiebestel eind oktober afgerond zal zijn. Tot die tijd zal ik mijn oor te luisteren leggen bij de mensen uit het veld en een dialoog aangaan. Daarom ben ik hier vandaag. Om samen met u na te denken over hoe we kansen kunnen pakken. Kansen voor corporaties en kansen voor de stad.

Ik dank u wel.