Ministerie van Financiën

Antwoorden op kamervragen over de benzineprijsstelling

de Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-GeneraalPostbus 200182500 EA DEN HAAG

Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk
4 oktober 2005 9 september/kenm. 2040521120 DMN 2005-00617 Onderwerp
Benzineprijs

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de vragen van het lid Hofstra d.d. 8 september 2005 kenmerk 2040521120 inzake de benzineprijsstelling. De minister van Financiën,
G. Zalm
Vragen van het lid Hofstra (VVD) aan de ministers van Financiën, van Economische Zaken en van Verkeer en Waterstaat over de benzineprijsstelling. (Ingezonden 8 september 2005)
1
Kent u de uitspraak van de rechtbank van Rotterdam over de boetes die de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) heeft opgelegd aan Texaco Nederland B.V. en drie Texacotankstations in de regio Nijmegen? Zo ja, kunt u de Kamer hierover inlichten? Ja.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de NMa niet heeft bewezen dat sprake was van een horizontale overeenkomst of een onderling afgestemde feitelijke gedraging tussen 4 Texaco-pomphouders in de regio Nijmegen, die ertoe strekte de mededinging te beperken door middel van het verlenen van kortingen en daarmee toetreding van Tango tot de lokale markt te belemmeren.
2
Wat is uw reactie op voornoemde uitspraak?
Het systeem van de Mededingingswet voorziet er in dat tegen besluiten van de NMa beroep, en zo nodig hoger beroep, kan worden ingesteld bij een onafhankelijke rechter. Dat is hier gebeurd en de rechter heeft gesproken. Ik ben niet in de positie om een oordeel te geven over de uitspraak van de rechter.
3
Hoe verklaart u dat er in dit geval geen boetes voor concurrentievervalsing of prijsdumping kunnen worden opgelegd terwijl je op je vingers na kunt tellen dat er in deze situatie wel sprake moet zijn geweest van concurrentievervalsing door de grote olieconcerns? In deze zaak stond centraal of sprake was van een horizontale overeenkomst en/of onderling afgestemde feitelijke gedraging tussen 4 met elkaar concurrerende pomphouders van dezelfde oliemaatschappij. Het bestaan van een dergelijke situatie op horizontaal niveau, dat wil zeggen tussen de pomphouders onderling, kon volgens de rechtbank Rotterdam niet bewezen worden geacht. In deze zaak was een eventuele rol van de grote olieconcerns nooit voorwerp van onderzoek. Daarom kan aan hen geen boete worden opgelegd.
4
Wat zou er naar uw oordeel in de mededingingswetgeving gewijzigd moeten worden om te voorkomen dat de NMa in een gelijk geval wederom geen boete op kan leggen? Op basis van deze uitspraak ziet het kabinet geen aanleiding om de Mededingingswet te veranderen. De uitspraak heeft betrekking op de waardering van bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de door de NMa aangedragen bewijsmiddelen in deze zaak onvoldoende waren om een overtreding van artikel 6 Mw vast te stellen.
5
Kunt u verklaren waarom de kale prijs van benzine in Duitsland ongeveer 14 eurocent, ongeveer 20%, lager is dan in Nederland? 1) Ten eerste: ik herken het prijsverschil van 14 cent/l niet. Volgens de mij bekende gegevens, zie de website van het ministerie van Financiën, bedraagt het verschil 8,7 ct/l. Daarbij is uitgegaan van de door de oliemaatschappijen gemelde adviesprijzen zònder de in geheel Nederland verkrijgbare kortingen daarop. Deze kortingen zijn vaak in de orde van 7 ct/l. Ten tweede is u bekend dat in Nederland veelvuldig gebruik wordt gemaakt van loyaliteitssystemen: de zegeltjes en andere spaarsystemen. De kosten hiervan, geschat in de orde van 1,5 cent/l, zitten ook in de 'kale' benzineprijs. Tenslotte wijs ik u erop dat de markt in beweging is en dat van de getroffen maatregelen niet een onmiddellijke werking mag worden verwacht. Uiteindelijk zal de automobilist in zijn gedrag ook de concurrentie op prijs moeten ontdekken en waarderen. De NMa verwacht van de toekomstige veilingen en het opheffen van de functiescheiding positieve effecten met betrekking tot de concurrentie op de benzinemarkt. Andere mogelijkheden om prijsconcurrentie te vergroten zijn ook nader bekeken. Daarover is met uw Kamer uitgebreid van gedachten gewisseld (zie daarover Kamerstukken II, 1999/00, 24 036 nrs. 139, 150 en 151, verslagen van AO's 100, 123, 156, 211, 251, 269). In 2004 heeft de NMa overigens aangegeven dat de betekenis van de landelijke adviesprijzen voor de daadwerkelijk bij een pompstations betaalde prijs afneemt. De betaalde prijs ligt in toenemende mate onder de adviesprijs. Het verschil varieert zowel tussen stations als tussen individuele consumenten en kan onder omstandigheden oplopen tot zo'n 14 eurocent onder de adviesprijs. De variatie in prijsstelling vindt zijn oorsprong met name in kortingen door tankpassen en andere systemen of door een consequent lagere prijsstelling aan de pomp vooral bij onbemande stations.
6
Waarom zijn de reeds toegezegde maatregelen om de transparantie op de benzinemarkt te verbeteren nog niet volledig ten uitvoer gebracht? Wanneer verwacht u dit alsnog volledig uit te voeren? Als een maatregel ter vergroting van de transparantie heeft het kabinet in kamerstuk 24036 nr. 117 aangekondigd dat Rijkswaterstaat de mogelijk zou bezien op welke manier pomphouders in staat zouden worden gesteld langs autosnelwegen reclame met prijsinformatie te maken. Zolang de pomphouders geen gebruik maken van de mogelijkheid op eigen kavel een zuil met prijsinformatie op te richten, verwacht ik niet dat er behoefte bestaat aan een zuil met prijsinformatie langs de hoofdrijbaan. Daarnaast wegen de voorwaarden voor de verkeersveiligheid en landschappelijke inpassing m.i. zwaarder dan het plaatsen van reclame langs de hoofdrijbaan (zie ook de beantwoording van vragen in kamerstuk 29951 nr. 6). Voorts zou ik graag willen opmerken dat het vergroten van markttransparantie niet een verantwoordelijkheid is die exclusief bij de overheid ligt. Ook de markt zelf heeft hier een rol. Wellicht is u bekend dat een autoleasebedrijf onlangs een website heeft geopend met actuele informatie over benzineprijzen.
7
Bent u bekend met het feit dat pompstations weigeren zogenaamde prijspalen, die de benzineprijzen aangeven, te plaatsen bij benzinestations langs de snelwegen? Wat is hierop uw reactie? Bent u bereid dit spoedig verplicht te stellen? Zo ja, wanneer? Zo neen, waarom niet? Hoewel ik betreur dat de markt de haar geboden vrijheid om dergelijke informatie op de betreffende palen te plaatsen niet oppakt, ben ik niet van plan dit op enigerlei wijze verplicht te stellen. Een dergelijke verplichting zou in strijd zijn met het kabinetsbeleid dat gericht is op deregulering en vrije marktwerking. Ik ga ervan uit dat op het moment dat er daadwerkelijk sprake is van substantiele prijsverschillen de markt vanzelf van deze mogelijkheid gebruik zal gaan maken.
8
Bent u bereid de transparantie op de benzinemarkt te verbeteren door een systeem verplicht te stellen, zoals dat onder meer in Frankrijk al wordt gebruikt, waarbij er langs de snelwegen prijsoverzichten van de volgende benzinestations worden aangegeven? Zo ja, op welke termijn wordt dit doorgevoerd? Zo neen, waarom niet? De Nederlandse weggebruiker legt gemiddeld slechts korte afstanden (ca. 30 km) op de snelweg af. Daarom komt hij in het algemeen eerder een ander pompstation op het onderliggende wegennet tegen dan op de snelweg. Voorts is het snelwegennet van Nederland sterk vertakt. Dergelijke aanduidingen zullen dus in het algemeen weinig gerichte informatie bevatten. Tenslotte wijs ik u erop dat een dergelijke verplichting in strijd is met het kabinetsbeleid dat gericht is op beperking van de administratieve lasten.
9
Kunt u bevorderen dat het sturen van de markt door de Shell-adviesprijs gewijzigd wordt in een systeem waarbij de adviesprijzen van de inkoop als uitgangspunt worden genomen, zoals de Platt's prijs? Zo ja, hoe gaat u dit doen? Zo neen, waarom niet? Het is een bekend economisch verschijnsel dat concurrenten zich spiegelen aan de marktleider. Elk bedrijf maakt een eigen afweging van inkoopprijs, kosten en winstmarge, maar betrekt bij de uiteindelijke prijsbepaling ook de prijzen die de concurrentie en met name de marktleider berekenen. Voor alle duidelijkheid zij nog benadrukt dat op geen enkele wijze voorgeschreven is, dat marktpartijen zich moeten baseren op de Shell-adviesprijs. Een systeem waarbij de Platt's noteringen centraal staan is in principe te ontwerpen, doch ik acht het een illusie dat een dergelijk voorschrift verandering zou brengen in de huidige economische afwegingen van de marktpartijen. Voorts wijs ik uw er op dat een dergelijk voorschrift tot relatief forse administratieve lasten zal leiden èn dat de handhaafbaarheid moeilijk zal zijn.
1) bron: website Financiën, juli 2005