Ministerie van Financiën

Uitoefening aandeelhouderschap NV Nederlandse Spoorwegen

Aan De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA Den Haag

DatumUw brief (Kenmerk)Ons kenmerk
Fin 2005-00927
Onderwerp : Uitoefening aandeelhouderschap NV Nederlandse Spoorwegen

In het algemeen overleg met uw Kamer van 1 maart 2005 is door de minister van Verkeer en Waterstaat een brief toegezegd met de visie van het Kabinet op de uitoefening van het aandeelhouderschap in de NV Nederlandse Spoorwegen ("NS"), specifiek ten aanzien van de governance van de onderneming en beloningsbeleid voor de top van de NS. In het debat zijn verder een aantal zaken m.b.t. de strategie aan de orde gekomen (zoals de relatie met Strukton, exploitatie van de HSL Zuid ("HSA") en buitenlandse investeringen). Aangezien het aandeelhouderschap in NS sinds dit jaar wordt uitgeoefend door Financiën voldoe ik met deze brief aan dit verzoek van uw Kamer. Algemeen
Zoals ik reeds heb aangegeven in mijn brief van 9 december 2004, is uitgangspunt van het Kabinet dat de uitoefening van het aandeelhouderschap in NS niet principieel afwijkt van de invulling daarvan bij andere deelnemingen van de Staat. Dit betekent dat ik vanuit de aandeelhoudersfunctie conform het vigerende deelnemingenbeleid vooral zal letten op prestatie- en rendementsverbetering van de onderneming. Uiteraard heeft de NS een belangrijke rol bij de uitvoering van publieke belangen rond het spoorvervoer. De afspraken hieromtrent zijn vastgelegd in de door V&W uitgegeven vervoersconcessie en worden ieder jaar nader gespecificeerd in het vervoersplan. Via deze instrumenten worden de betreffende publieke belangen geborgd. Strategie van de onderneming en investeringsbeslissingen Binnen het systeem van vennootschappelijke verhoudingen is de directie van NS, onder toezicht van de raad van commissarissen, primair verantwoordelijk voor het formuleren en uitvoeren van een strategische visie ten aanzien van de onderneming. Ten aanzien van investeringsbeslissingen geldt dat deze niet in alle gevallen aan de aandeelhouder ter goedkeuring hoeven te worden voorgelegd. Slechts zeer grote investeringen die het karakter van de onderneming kunnen wijzigen behoeven vooraf expliciete goedkeuring van de aandeelhouder. Vanzelfsprekend moet de directie wel op de aandeelhoudersvergadering verantwoording afleggen over het gevoerde beleid. Ten aanzien van de specifieke opmerkingen vanuit uw Kamer over investeringen in het buitenland, Strukton en de HSA, acht ik deze in beginsel aanvaardbaar, zolang deze investeringen positief bijdragen aan het rendement van NS. Zoals ik in mijn eerdere brief van 9 december reeds opmerkte, moet NS er daarbij voor zorgen dat haar investerings- en acquisitiebeleid niet ten koste zal gaan van de uitvoering van de vervoersconcessie. Gezien het grote belang van de vervoersconcessie voor NS acht ik dit ook vanuit het aandeelhouderschap wenselijk. Corporate governance en beloningsbeleid
De NS heeft op de afgelopen aandeelhoudersvergadering aangegeven hoe de beginselen van de Nederlandse Corporate Governance Code zijn geïmplementeerd. Als aandeelhouder heb ik mijn tevredenheid uitgesproken over hoe dit onderwerp door NS is aangepakt. NS voldoet op dit punt volledig aan de uitgangspunten zoals ik die als aandeelhouder bij alle staatsdeelnemingen hanteer. Ten aanzien van het beloningsbeleid voor de top van het management van NS merk ik op dat dit, behoudens ten aanzien van de leden van de raad van bestuur zelf, een zaak is voor de raad van bestuur van NS en de raad van commissarissen. Als aandeelhouder houd ik mij op basis van de in de wet opgenomen bevoegdheid uitsluitend bezig met de vaststelling van het beloningsbeleid voor de raad van bestuur. Bij de raad van commissarissen berust vervolgens de bevoegdheid om binnen de grenzen van dat beleid individuele arbeidsovereenkomsten met bestuurders aan te gaan. Vanuit uw Kamer (motie Dijksma c.s.) is eerder de wens geuit om in het beloningsbeleid van de NS voldoende prikkels op te nemen voor het halen of verbeteren van de afgesproken vervoersprestaties, teneinde de klant beter te bedienen. Vanuit de gedachte dat verbetering van rendement en vervoersprestaties hand in hand gaan kan ik mij hierin ook goed vinden. Vanuit die optiek heb ik in de discussies die ik heb gevoerd met de raad van commissarissen over het beloningsbeleid dit punt ook specifiek aan de orde gesteld. Van de kant van de raad was overigens al een beweging in deze richting ingezet. Op de afgelopen aandeelhoudersvergadering heb ik kunnen vaststellen dat van de targets voor de variabele beloning van de raad van bestuur inmiddels meer dan 50% direct klantgerelateerd is (hetgeen een toename betekent ten opzichte van voorgaande jaren). Dit percentage zou naar mijn oordeel in de toekomst zelfs nog iets verder kunnen toenemen, maar vanuit mijn optiek als aandeelhouder blijft het eveneens belangrijk dat ook meer specifieke financiële criteria deel blijven uitmaken van het bezoldigingsbeleid. Ten aanzien van de door de raad van commissarissen vast te stellen targets die direct zien op verbetering van de vervoersprestaties, acht ik overigens van belang dat deze in overeenstemming zijn met de in het jaarlijkse vervoersplan gemaakte afspraken. Ten aanzien van het in de motie genoemde uitgangspunt van invoering van een minimum salarisniveau (lees basissalaris) voor de directie conform overheidsschalen, acht ik het niet wenselijk om dit als aandeelhouder voor te schrijven. Voor de huidige directieleden is dit ook niet mogelijk, aangezien hiervoor arbeidscontracten éénzijdig zouden moeten worden opengebroken. E.e.a. past bovendien niet binnen de uitgangspunten voor het beloningsbeleid zoals ik die hanteer bij alle staatsdeelnemingen en waarbij begrenzing plaatsvindt door uit te gaan van maximaal het niveau van de mediaan van een vergelijkbare groep van ondernemingen of functies. Een afwijking hiervan in de vrij willekeurige richting van een basisniveau op overheidsschalen, zou naar mijn oordeel het aantrekken en vasthouden van voldoende gekwalificeerde bestuurders voor de NS in de toekomst ernstig kunnen bemoeilijken. Dit is niet in het belang van de onderneming en het belang van een adequate uitvoering van de vervoersconcessie. De repercussies die dit kan hebben op het functioneren van de onderneming en het rendement zijn ook niet in het belang van de Staat als aandeelhouder. De minister van Financiën,
G. Zalm

Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 29984, nr. 6 Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 28165 en 27482, nr. 18 Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 27482, nr. 110 Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 30111, nr. 1