Speech van de minister-president, mr. dr. Jan Peter Balkenende,
uitgesproken door de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, J.W. Remkes, op het Jubileumcongres van het
Nederlands Genootschap van Burgemeesters, Alphen aan den Rijn, 6 oktober
2005.
Dames en heren,
Het doet me bijzonder veel plezier vandaag in uw midden te zijn. "All
politics is local", zei de Amerikaanse politicus Tip O'Neill. We weten
allemaal hoeveel waarheid er in die woorden steekt. Zelf prijs ik me
gelukkig met de zestien jaar dat ik volksvertegenwoordiger mocht zijn in de
gemeenteraad van Amstelveen. Van die ervaring heb ik nog elke dag profijt.
Ik wil vanmiddag graag enkele gedachten met u delen over twee onderwerpen
die mij - en ik weet ook zeer velen van u - sterk bezig houden: het
afnemende vertrouwen van mensen in de overheid en de erosie van het sociaal
vertrouwen.
"Er is sprake van een afnemende betrokkenheid van mensen bij elkaar en bij
hun democratische instituties", schreef de Wetenschappelijke Raad voor het
Regeringsbeleid eerder dit jaar.
Deze ontwikkelingen staan niet apart. Ze beïnvloeden en versterken elkaar.
Samen vormen ze een van de allerbelangrijkste opgaven voor ons als
bestuurders. Een opgave waarvoor we elkaar hard nodig hebben. Want burgers
maken nauwelijks onderscheid tussen verschillende overheidslagen. Zij zien
één overheid.
Dat is misschien wel het belangrijkste argument om - ook in deze tijd
waarin we soms lastige discussies met elkaar voeren - met volle kracht te
blijven werken aan goede interbestuurlijke verhoudingen.
Een 'toeschouwersdemocratie' is onze democratie wel genoemd.
En Kees Schuyt kenschetste onze maatschappij als een
'stuifzandsamenleving'.
Beide beelden roepen hetzelfde op. Ze duiden op een verminderend gevoel van
betrokkenheid van mensen en van groepen bij het grotere geheel. En op
toenemende onrust en onzekerheid.
'Heeft u vertrouwen in de overheid?', vroeg bureau Motivaction in opdracht
van het SCP aan een representatieve groep Nederlanders. Een nipte
meerderheid van 51% zei 'ja'. Dat is geen geruststellend cijfer.
En met de stelling 'de overheid luistert meestal goed naar wat de burger
wil', is slechts één op de vijf burgers het eens.
Over de toekomst maken veel mensen zich ernstige zorgen. "Met mij gaat het
goed, maar met ons gaat het slecht." Zo vatte Paul Schnabel de stemming in
ons land kernachtig samen.
86% van de Nederlanders is tevreden tot buitengewoon tevreden met het eigen
leven. Maar voorbij het tuinhek begint de boze buitenwereld. Mensen maken
zich vooral zorgen over de veiligheid, over de houdbaarheid en
betaalbaarheid van sociale en publieke voorzieningen, en over gebrek aan
gemeenschapszin en onderling respect.
Over de oorzaken van het teruggelopen vertrouwen in overheid en samenleving
is veel gepubliceerd. Uiteenlopende factoren dragen eraan bij. Ik noem er
vier.
Internationale factoren. Het internationaal terrorisme werpt steeds
dreigender schaduwen. Door de mondialisering verdwijnen allerlei vaste
ankerpunten. Het heeft een enorme impact op mensen als een productielijn
uit hun stad of dorp wordt verplaatst naar Oost-Europa of China. Degenen
onder u die dat in eigen gemeente hebben meegemaakt, weten daarover mee te
praten.
Sociaal-maatschappelijke factoren, zoals de individualisering en de
emancipatie van de zelfbewuste burger. Het SCP noemt ook de
'informalisering': het verschijnsel dat informele omgangsvormen in onze
samenleving de standaard zijn geworden. De overheid als 'formalist bij
uitstek' heeft het daardoor extra moeilijk gekregen.
Demografische factoren. In dertig jaar tijd groeide het aandeel mensen met
een niet-westerse achtergrond in ons land van anderhalf procent naar ruim
tien procent..Het is een zaak van lange adem om de muren tussen de
verschillende etnische en sociale groepen te slechten. Want laten we niet
vergeten dat de nieuwkomers allesbehalve een homogene groep vormen.
En tenslotte: economische factoren. Uit onderzoek blijkt dat zo'n 40% van
het vertrouwen in de overheid verklaard kan worden uit het economisch
vertrouwen. De uiterst magere jaren die achter ons liggen, hebben het
gevoel van onzekerheid en het gebrek aan vertrouwen in de toekomst bij veel
mensen sterk aangewakkerd.
Hier komt bij dat het kabinet de afgelopen jaren noodzakelijke
moderniseringen heeft moeten doorvoeren om onze welvaart en onze
voorzieningen voor de toekomst veilig te stellen. Bouwen aan zekerheid voor
de langere termijn, betekende voor mensen extra onzekerheid op de korte
termijn. Iets wat het kabinet zich heel goed realiseert.
Het probleem van beperkt vertrouwen is niet typisch Nederlands. Ook andere
landen kampen ermee. Soms zelfs in ergere mate dan wij. Maar het is me te
gemakkelijk om het probleem daarmee weg te wuiven. Integendeel: we moeten
alles doen wat we kunnen om het vertrouwen en de sociale binding in onze
samenleving te versterken. En dat is niet eenvoudig.
Ik ben het direct eens met al degenen die zeggen dat we beter moeten
luisteren naar de burger. Probleem is: 'de' burger bestaat niet. En zelfs
individuele burgers willen vaak tegenstrijdige dingen.
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid onderscheidt in een
analyse van onze samenleving vier typen burgers.
Eén op de vijf mensen in ons land behoort tot de groep 'actieve burgers'.
Zij stellen zich constructief op. Het zijn de mensen die bewonersplatforms
oprichten en op inspraakavonden komen. Ze willen kritisch met de overheid
meedenken en voelen zich betrokken bij hun omgeving.
Eén op de vier mensen in ons land wordt door de WRR ingedeeld in de groep
'afhankelijke burgers'. Zij zoeken vooral geborgenheid en kiezen voor een
gezagsgetrouwe houding.
De grootste groep - zo'n 55 procent - bestaat volgens de WRR uit
'afzijdige' en 'afwachtende' burgers. Zij richten zich vooral op 'het hier
en nu' en voelen een grote afstand tot overheid en politiek. Ze zijn geen
coproducenten, maar consumenten van beleid. En over dat beleid zijn ze
meestal erg ontevreden. Die ontevredenheid kan zo hoog oplopen dat deze
mensen afhaken onder het motto 'ze bekijken het maar'.
Het is van fundamenteel belang dat we als overheid het contact met deze
mensen niet verliezen. Onverschilligheid, onvrede en afzijdigheid vormen
een voedingsbodem waarin onze democratische samenleving verdort. Zover mag
het in geen geval komen.
Gemakkelijke antwoorden bestaan niet. Iedereen die zich in deze materie
verdiept, beseft dat.
Toch is er geen reden tot pessimisme. Er is wel degelijk perspectief. Er
zijn kansen om het tij te keren. Zowel binnen gemeenten als bij de
rijksoverheid wordt daar hard aan gewerkt. Het is onze opdracht om elkaar
daarbij steeds beter te vinden.
Hoe moeten we ons als overheid opstellen? Nogmaals: wonderformules bestaan
niet. Maar houvast hebben we wel. Natuurlijk moeten we resultaten laten
zien. Meer veiligheid. Meer mensen aan het werk. Meer kwaliteit van
publieke voorzieningen. Maar dat is niet voldoende. De overheid is meer dan
een resultatenfabriek.
Graag geef ik u drie oriëntatiepunten.
Ten eerste: de overheid moet pal staan voor het gemeenschappelijke
fundament van onze samenleving. Voor het gezamenlijke speelveld dat bepaald
wordt door de waarden van onze democratische rechtsstaat.
Die eenheid is absoluut noodzakelijk om ruimte te scheppen voor
verscheidenheid. Er is geen vreedzame verscheidenheid mogelijk zonder de
gedeelde waarden van onze rechtsstaat - democratie, vrijheid, gelijkheid,
solidariteit - en zonder de deugden die nodig zijn om de rechtsstaat te
onderhouden, zoals respect voor de mening van anderen,
verantwoordelijkheidszin en empathie.
Vandaar het cruciale belang van een goede handhaving en van het tegengaan
van discriminatie en geweld. Wanneer de overheid onrecht en misbruik
gedoogt, ondermijnt zij het vertrouwen van burgers. Daarmee worden de
pijlers onder onze rechtsstaat aangetast. Mensen moeten het gevoel hebben
dat hun eigenheid veilig is in Nederland. Dat hun eigen identiteit
gerespecteerd wordt. Dat is de basis van elke poging het vertrouwen te
herstellen.
Dit is ook het advies dat de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling ons
geeft. Ik ben blij dat voorzitter Hans Adriaansens hier aanwezig is. Hij
zal er straks zeker meer over zeggen.
Ten tweede: met een overdaad aan regels en bemoeienis geeft de overheid het
verkeerde signaal af. Regelzucht en bemoeizucht drukken geen vertrouwen,
maar wantrouwen uit. Wie geen vertrouwen durft te geven, zal moeilijk
vertrouwen krijgen.
In veel gevallen is het de taak van de overheid anderen te ondersteunen in
plaats van zelf het voortouw te nemen. Dit luistert nauw. Want mensen mogen
in geen geval het gevoel krijgen er alleen voor te staan. Ik pleit niet
voor een overheid die zich terugtrekt, maar voor een overheid die haar
betrokkenheid toont door ruimte te geven.
Als burgemeesters weet u hoe trots mensen vaak zijn op hun buurt. Dat geldt
voor de bewoners van het Wilhelminapark in Utrecht, maar net zo goed voor
de mensen in het Haagse Laakkwartier en voor de inwoners van het dorpje
Valburg in de Betuwe.
Trotse bewoners zijn de beste ambassadeurs en de sterkste krachten achter
verbetering. Zij zijn meestal effectiever dan bestuurders en politici.
De WRR publiceerde in maart dit jaar het rapport 'Vertrouwen in de buurt'.
Daarin verdedigt de Raad de stelling dat mensen die worden aangesproken op
hun behoeften en kwaliteiten, in staat zijn tot een verrassende inzet. Oók
de afwachtende en afzijdige burgers.
Als bewoners zelf aan de slag gaan, voedt hun gezamenlijk succes de
onderlinge betrokkenheid en het sociaal vertrouwen. Vaak lukt het zo zelfs
om gescheiden 'blokken' te laten samenwerken. Vandaar het advies van de
WRR: sluit aan bij wat kan groeien.
Toen minister Remkes en ik enkele maanden geleden met 19 van u praatten
over 'waarden en normen op lokaal niveau' was dat ook een belangrijke
conclusie. Ruimte bieden aan mensen en aandacht voor de menselijke maat in
de directe leefomgeving zijn minstens even belangrijk als
structuurdiscussies. Die raad nemen we ook ter harte. Kijk bijvoorbeeld
naar de forse extra investering in brede scholen, die bijzonder waardevol
zijn als kloppend hart van de buurt.
Ik heb het idee dat we als rijksoverheid nog het een en ander kunnen leren
van wat u binnen gemeenten weet te bereiken. Met vallen en opstaan
misschien. Want wondermiddelen bestaan nu eenmaal niet. Maar toch: als ik
zie hoe er in gemeenten met succes ruimte wordt gemaakt voor initiatieven
in wijken en buurten, dan heb ik daar veel waardering voor. U slaagt er
steeds beter in om 'het grote klein te maken' en mensen te verleiden tot
een eigen inbreng.
Daarmee levert u ook een bijdrage aan de versterking van de betrokkenheid
bij ons democratische bestuur. Want mensen die worden geprikkeld om mee te
denken over hun buurt, worden ook geconfronteerd met bestuurlijke
dilemma's. Kiezen we voor extra parkeerplaatsen of voor een bredere
groenstrook? Willen we bewakingscamera's of vinden we dat een aantasting
van onze privacy? Besturen is afwegingen maken en niet het afwerken van
verlanglijstjes. Mensen die in hun eigen omgeving betrokken zijn bij die
afwegingen, krijgen daar meer begrip voor.
Dames en heren, het derde element dat ons houvast geeft in ons streven naar
herstel van vertrouwen, is de voortdurende aandacht voor maatschappelijke
binding.
Onbekend maakt onbemind. Waar nieuwe onderlinge contacten ontstaan, krijgt
vertrouwen de kans om te groeien. Binnen gemeenten wordt daar enorm hard
aan gewerkt.
In Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht.
In Tilburg, Venlo, Leeuwarden, Uden, Amersfoort en honderden andere
gemeenten. Met stadsdiscussies, wijkfeesten, buurtsoaps, multiculturele
festivals, projecten op scholen, enzovoorts enzovoorts.
Als rijksoverheid zijn we het Breed Initiatief Maatschappelijke Binding
gestart juist om al die lokale acties te versterken en te verbreden.
Zo dragen we gezamenlijk één boodschap uit. Namelijk dat we als inwoners
van Nederland met al onze verschillen toch bij elkaar horen.
Dames en heren, er is geen reden weg te zakken in moedeloosheid. Het
vertrouwen van mensen in de samenleving en in democratische instituties
staat onder druk, dat is waar. Maar we staan als bestuurders niet met lege
handen.
We hebben een sterke rechtsstaat die de kaders geeft waarbinnen
verscheidenheid kan bloeien.
We hebben de creativiteit en de talenten van mensen, die nog onvoldoende
worden benut.
En we hebben de mogelijkheid nieuwe verbanden te helpen smeden om zo
bestaand wantrouwen te verminderen.
Ik ben het met de WRR eens dat er voor pessimisme geen aanleiding is.
Dames en heren, vorige week overleed Joop Doderer, beter bekend als
Swiebertje.
U herinnert zich ongetwijfeld het herkenningslied, met de woorden:
"Hij leidt een vrolijk leven,
Hij luistert nooit naar raad.
Om zijn brutale grappen
Maakt Bromsnor zich vaak kwaad."
Bestuurders hebben misschien wel eens het idee in een land met 16 miljoen
Swiebertjes te leven. 16 miljoen eigengereide types die zich weinig gelegen
laten liggen aan het gezag.
Maar Swiebertje had ook een groot zelforganiserend vermogen. Een hart van
goud. En hij stond als het er op aankwam klaar voor de mensen in zijn
directe omgeving.
En zelfs in de relatie met Bromsnor kwam het uiteindelijk goed.
Dank u wel.
Ministerie van Algemene Zaken