Ministerie van Defensie


---

Kamervragen en antwoorden

---

Kamervragen verkoop Nederlandse clusterbommen

6-10-2005 16:23:00

Hierbij bied ik u aan, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Economische Zaken, de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Velzen (SP) over de verkoop van Nederlandse clusterbommen (ingezonden 5 augustus 2005).

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

1. Is het u bekend dat de Belgische Senaat aanvullende nationale wetgeving heeft aangenomen op het Verdrag van Ottawa, dat een verbod op het bezitten en produceren van onder andere anti-personeels landmijnen inhoudt, om ook het direct en indirect financieren van bedrijven die onder het Verdrag vallende landmijnen produceren te verbieden? Deelt u de mening dat dit een goede en wenselijke aanvulling is op de bestaande wetgeving? Zo neen, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de Nederlandse wetgeving zo aan te passen dat het Nederlandse bedrijven wordt verboden direct danwel indirect te investeren in bedrijven die dergelijke landmijnen produceren?

De regering is op de hoogte van dit, door de Belgische Senaat ingediende, wetsvoorstel. Navolging van dit initiatief voor aanvullende wetgeving is naar het oordeel van de regering niet nodig. Nederlandse bedrijven en financiële instellingen beoordelen zelfstandig projecten of bedrijven waarin wordt geïnvesteerd, zowel op basis van financieel-economische criteria als in toenemende mate aan de hand van milieu, sociale of andere maatschappelijk relevante factoren. Aan deze criteria liggen internationale richtlijnen en verdragen, zoals bijvoorbeeld de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen of sectoraal overeengekomen afspraken zoals de "Equator Principles" voor de financiële sector ten grondslag. Ook stellen bedrijven zelf omgangsvormen of gedragscodes op, aan de hand van de internationale richtlijnen en verdragen. Zo biedt het Verdrag van Ottawa bedrijven en financiële instellingen houvast bij financieringsbesluiten.

Daarnaast stelt de regering vast dat in het Nederlandse en internationale bedrijfsleven omgangsvormen worden aangehouden die in toenemende mate inzicht en transparantie bieden in het gevoerde beleid, onder meer ter zake van het maatschappelijk verantwoord ondernemen. Een belangrijke reden daarvoor is dat de samenleving en de consument een dergelijke opstelling van het Nederlandse bedrijfsleven verwachten. Ook politieke en maatschappelijke groeperingen leveren een bijdrage aan het bevorderen van het maatschappelijk verantwoord ondernemen, waarmee onder meer de totstandkoming van onderlinge afspraken tussen bedrijven in bijvoorbeeld de financiële sector wordt bevorderd. Pas als duidelijk wordt dat deze zelfregulering niet afdoende zou zijn, zou aanvullende wetgeving overwogen kunnen worden.

2. Is het u bekend dat de Belgische Senaat aanvullende nationale wetgeving heeft aangenomen om niet alleen het gebruik en het bezit van anti-personeels mijnen en valstrikmijnen te verbieden maar ook het gebruik van submunitie te verbieden, omdat veel submunitie niet ontploft en in het oorlogsgebied blijft liggen met grote humanitaire problemen als gevolg? Deelt u de mening dat dit een goede en wenselijke aanvulling is op de bestaande wetgeving? Zo neen, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de Nederlandse wetgeving zo aan te passen dat het gebruik van submunitie verboden wordt? Bent u verder bereid een dergelijke aanvulling op het Verdrag van Ottawa te bepleiten in de verschillende internationale fora? Zo neen, waarom niet?

Het wetsvoorstel van de Belgische Senaat inzake het verbieden van het gebruik van submunitie is de regering bekend. De regering is niet van mening dat het gebruik van submunitie verboden zou moeten worden. Dit standpunt heeft de regering in de afgelopen jaren verscheidene keren bij de Kamer beargumenteerd.

Er zijn goede redenen voor het handhaven van wapens met submunities als mogelijkheid voor inzet door de Nederlandse krijgsmacht. In de eerste plaats is de inzet van deze wapens zeer functioneel voor het bestrijden van gepantserde en ongepantserde doelen die verspreid zijn over een bepaald oppervlak. Zoals de Kamer bekend is, bestaat er geen alternatief middel om hetzelfde effect te bereiken. Voorts wordt de inzet van clusterwapens door het humanitair oorlogsrecht niet verboden, al dient de inzet van deze wapens uiteraard te voldoen aan de beginselen van het humanitair oorlogsrecht. Dit betreft onder meer het verbod de burgerbevolking en civiele objecten onnodig in gevaar te brengen, het verbod onnodig leed te veroorzaken en het proportionaliteitsbeginsel bij de toepassing van geweld.

Het Verdrag van Ottawa is overeengekomen omdat maatregelen nodig werden geacht tegen antipersoneelmijnen, die geproduceerd en ingezet worden met het specifieke oogmerk mensen leed te berokkenen. Bij submunities is dat niet het geval. De humanitaire problematiek ten aanzien van submunities vloeit voort uit het feit dat deze niet altijd als bedoeld tot ontploffing komen. Daardoor blijven ze veelal langdurig liggen en kunnen na het conflict humanitair leed veroorzaken. Om dat probleem tegen te gaan heeft Nederland onlangs het Vijfde Protocol bij het Conventionele Wapenverdrag (CCW) geratificeerd, inzake explosieve overblijfselen van de oorlog. Bij de totstandkoming van dit protocol heeft Nederland een voortrekkersrol gespeeld (zie ook het antwoord op vraag 11). De regering is van mening dat Nederland op een constructieve manier bijdraagt aan het tegengaan van humanitair leed door explosieve oorlogsresten, zonder af te doen aan de operationele waarde van wapens met submunities.

3. Is het waar dat de Koninklijke Luchtmacht van plan is afstand te doen van haar voorraad BL 755 clusterbommen? Zo ja, waarom en op welke termijn?

4. Bent u bereid, gezien de aard van het wapen (de grote hoeveelheid submunitie die niet ontploft kan grote humanitaire problemen veroorzaken), de voorraad te laten vernietigen in plaats van deze aan een ander land te verkopen? Zo neen, waarom niet?

5. Kunt u aangeven hoe de eventuele verkoop van deze clusterbommen zich verhoudt met het door Nederland recent geratificeerde aanvullende protocol 5 op het Conventionele Wapens Verdrag, dat lidstaten oproept al het mogelijke te doen om te voorkomen dat er onontplofte munitie achterblijft in oorlogsgebieden?

De BL755 clusterbommen hebben het einde van hun technische levensduur bereikt en worden afgestoten. Vanwege hun technologische veroudering komen deze wapens niet in aanmerking voor verkoop aan een ander land. De gehele voorraad BL755 clusterbommen zal daarom worden vernietigd. Dit zal naar verwachting eind 2006 zijn voltooid.

6. Is het waar dat u van plan bent afstand te doen van een gedeelte van de voorraad M483 DP ICM granaten? Zo ja, waarom en wanneer? Hoeveel van deze granaten zullen verwijderd worden en hoeveel blijven er over? Bent u van plan het verwijderde gedeelte van de voorraad te laten vernietigen? Zal de voorraad aangevuld worden met modernere clustergranaten?

7. Bent u bereid, gezien de aard van het wapen (de grote hoeveelheid submunitie die niet ontploft kan leiden tot grote humanitaire problemen), de gehele voorraad te laten vernietigen in plaats van aan een ander land te verkopen? Zo neen, waarom niet?

8. Kunt u aangeven waarom er is gekozen voor het behouden van een gedeelte van de voorraad van deze granaten terwijl bekend is dat een groot gedeelte van de submunitie van deze granaten niet direct ontploft? Deelt u de mening dat het eventuele gebruik van deze granaten in strijd is met protocol 5 op het Conventionele Wapens Verdrag? Zo neen, waarom niet? Zo ja, betekent dit dat (legaal) gebruik van deze granaten in de toekomst uitgesloten is?

DPICM M483A1 granaten voorzien nu nog in de
pantserbestrijdingscapaciteit van de artillerie. Ze zijn geschikt om te verschieten met de houwitser M-109, die zoals bekend gefaseerd wordt afgestoten. Hoewel het ook technisch mogelijk is de granaten te verschieten met de PzH2000, de vervanger van de houwitser M-109, is deze munitie daarvoor niet geclassificeerd. Besloten is de (dure) classificatie voor de DPICM M483A1 granaten niet te laten uitvoeren omdat de inzetmogelijkheden van deze granaten onder de huidige omstandigheden te beperkt zijn. De reden hiervoor is dat het gebruik van deze munitie een hoger risico op collaterale schade en een relatief grote kans op ongesprongen submunities met zich meebrengt. Daarnaast is reeds de verwerving van moderne granaten voor de pantserbestrijding door de PzH2000 voorzien.

Om deze redenen stoot Defensie, in gedeelten, de voorraad DPICM M483A1 granaten af. Deze voorraad bedroeg in 2004 173.000 stuks, waarvan al in dat jaar besloten is om er 120.000 te vernietigen als gevolg van het feit dat het aantal operationele M-109 houwitsers bij de Koninklijke landmacht aanzienlijk was afgenomen. Het contract daarvoor is gesloten. Inmiddels is begonnen met de vernietiging van deze granaten. De resterende voorraad zal worden aangehouden tot de afstoting van de M-109 is voltooid.

De PzH 2000 zal ten dele gebruik maken van bestaande munitievoorraden.

Daarnaast is er behoefte aan langedrachtmunitie. In de invulling daarvan wordt deels voorzien door een onderdeel van het project "Vervanging vuurmonden M-114 en M-109 door de PzH2000" (Kamerstuk 28 000X, nr. 26 van 22 maart 2002). Over de resultaten van de verwervingsvoorbereidingsfase wordt de Kamer nog dit jaar in het kader van Defensie materieelproces (DMP) ingelicht.

Als gevolg van het niet doorgaan van de Noors-Nederlandse materieelruil is de verwerving van precisiemunitie voor de artillerie, "Precision Guided Munition" (PGM) als op zichzelf staand project opgenomen in de investeringsplannen (Kamerstuk 29 800X, nr. 18 van 18 november 2004). Deze munitie kan vijandelijke gepantserde doelen binnen een bepaald bereik zelfstandig opzoeken en met grote nauwkeurigheid aanvallen. Deze munitie zal een klein aantal submunities bevatten, dat gedeactiveerd wordt indien het vijandelijke, gepantserde doel wordt gemist. Over de behoefte aan de nieuw aan te schaffen "Precision Guided Munition" zult u te zijner tijd worden ingelicht. De verwerving van andere clustergranaten die kunnen worden verschoten, is niet voorzien.

Het Protocol V bij het Conventionele Wapenverdrag inzake onontplofte oorlogsresten bevat geen verbod op het bezit, het gebruik, de vervaardiging, de invoer of de uitvoer van specifieke wapens of munitie. Dat is niet anders ten aanzien van wapens of munitie waarbij de kans bestaat dat niet alle submunitie als bedoeld ontploft. Uiteraard zullen bij eventueel gebruik van dergelijke munitie voorzorgsmaatregelen worden getroffen om de kans op het ontstaan van onontplofte oorlogsresten zo klein mogelijk te maken. Het Protocol V zal onverminderd worden nageleefd ten aanzien van eventueel uit dergelijk gebruik ontstane onontplofte oorlogsresten.

9. Kunt u aangeven welke plannen er zijn met de Multiple Launch Rocket systemen (lanceerinrichting voor clusterraketten) en bijbehorende M-26 raketten met submunitie waar de Landmacht recent afstand van heeft gedaan? Is het waar dat u dit systeem in de verkoop heeft gedaan? Bent u bereid, gezien de aard van de raketten die met dit systeem gelanceerd worden (veel niet ontplofte submunitie en de onmogelijkheid de wapens gericht in te zetten) de voorraad te laten vernietigen in plaats van deze aan een ander land te verkopen? Zo neen, waarom niet?

Er zijn besprekingen gaande met een EU-lidstaat over de verkoop van de overtollige MLRS systemen. In de verkoop is begrepen een aantal van ongeveer vierhonderd M-26 raketten. Dertig daarvan zijn bestemd voor het testen van de systemen, de overige zullen worden omgebouwd voor trainingsdoeleinden. Voor de resterende M-26 raketten, ongeveer 16.000 stuks, is geen markt. Om die reden is inmiddels begonnen met de vernietiging van de helft van de Nederlandse voorraad M-26 raketten. Het overige deel zal na verloop van tijd ook worden vernietigd.

10. Is het waar dat u van plan bent de voorraad CBU-87 clusterbommen van de Koninklijke Luchtmacht een technische upgrade te laten ondergaan? Is het waar dat deze upgrade uitgevoerd gaat worden om de betrouwbaarheid en accuratesse ervan te vergroten?

Er wordt thans gewerkt aan de operationele behoeftestelling ten behoeve van het tweede investeringsproject dat moet leiden tot de verbetering van de lucht-grond bewapening van de F-16. Met dit project wordt beoogd de precisie van het (cluster)wapenpakket van de F-16 tegen gronddoelen verder te verbeteren. Voor de clusterwapens van het type CBU-87 wordt een verbetering van de precisie voorzien. Dit zal gebeuren door de wapens uit te rusten met geleiding naar een gronddoel met behulp van een navigatiesysteem (traagheidsnavigatie of "Inertial Navigation System" (INS)). Met INS-geleiding kan een clusterwapen nauwkeuriger naar een doel worden gebracht dan zonder. Daardoor kunnen de beoogde doelen met grotere nauwkeurigheid worden aangevallen en kan onbedoelde nevenschade beter worden voorkomen.

De investering in de verbetering van de precisie van de CBU-87 is bedoeld om de betrouwbaarheid van het wapen te verbeteren. De precisie van een wapen bepaalt mede de betrouwbaarheid van dit wapen tijdens de inzet. Als de precisie wordt verbeterd heeft dat derhalve tevens een toename van de betrouwbaarheid tot gevolg.

Voorts onderzoekt de luchtmacht de mogelijkheden de betrouwbaarheid van de submunities nog verder te vergroten. De resultaten daarvan zijn op korte termijn echter niet te verwachten.

11. Kunt u aangeven welk niveau van betrouwbaarheid en accuratesse u wenselijk vindt als het gaat om wapens met submunitie en meer specifiek de CBU-87 clusterbommen dit met het oog op de Nederlandse ratificatie van protocol 5 van het Conventionele Wapens Verdrag dat preventieve maatregelen ter voorkoming van het ontstaan van ontplofbare oorlogsresten voorschrijft?

Het Protocol V bij het Conventionele Wapenverdrag draagt bij aan het verminderen van het humanitaire leed dat wordt veroorzaakt door niet-ontplofte oorlogsresten, zoals clustermunitie of granaten, en door achtergelaten munitie, die na afloop van een conflict een gevaar voor de bevolking blijven vormen. Hierin komen ook maatregelen ter voorkoming van ontplofbare oorlogsresten aan de orde. Het Protocol kan worden gezien als een aanvulling op de reeds bestaande instrumenten van het internationaal humanitair oorlogsrecht. De regering beschouwt het clusterwapen CBU-87 als een legitiem wapen en handelt niet in strijd met het Protocol V op het Conventionele Wapens Verdrag bij de afweging tot en de inzet van clusterwapens.

Bij de inzet van clusterwapens wordt rekening gehouden met de aard van de gronddoelen en met de kans op collaterale schade. Clusterwapens kunnen gronddoelen snel en effectief uitschakelen, maar verspreiden zich over een groter gebied dan sommige andere munitiesoorten. Daarom worden clusterwapens alleen als dit noodzakelijk is ingezet tegen militaire gronddoelen, zodat de kans op collaterale schade zo laag mogelijk blijft.

Ook vanuit militair-operationele optiek dienen voor een effectieve en doelmatige inzet van clusterwapens de betrouwbaarheid en de precisie zo hoog mogelijk te zijn. Daarbij kan het maximaal haalbare niveau voor de betrouwbaarheid en de accuratesse niet in algemene zin worden gekwantificeerd. Wel kan door het toepassen van moderne technologie zoals INS-geleiding worden gestreefd naar een zo hoog mogelijke precisie en kan nader onderzoek worden verricht naar het verhogen van de betrouwbaarheid van de submunities.