ChristenUnie
Verslag Wet bijzondere opsporingsdiensten donderdag 6 oktober 2005 -
11:30
Door: André Rouvoet
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling
kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel.
Het wetsvoorstel geeft deze leden aanleiding tot een enkele opmerking.
De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn blij met de
uniformering en grotere transparantie die met het onderhavige
wetsvoorstel wordt bereikt. Bij de opstelling van het wetsvoorstel is
de nodige inspiratie gevonden bij de politiewet.
In het kader daarvan vragen deze leden waarom het wetsvoorstel een
bepaling als artikel 8a Politiewet ontbeert, de bevoegdheid te vragen
naar de identiteit van een persoon. Weliswaar komt de ambtenaren die
werken bij de bijzondere opsporingsdiensten deze bevoegdheid alsnog
toe via het tweede lid van artikel 8a, maar het lijkt deze
wetssystematisch logischer om deze bevoegheid rechtstreeks in het
onderhavige wetsvoorstel op te nemen.
Voorts vragen deze leden naar de ratio van het ontbreken van een
algemene samenwerkings-bepaling conform artikel 10 van de politiewet.
Een dergelijke bepaling mag een vanzelfspre-kendheid heten; in de
praktijk is goede samenwerking helaas echter niet altijd zo
vanzelfspre-kend. Een andere vraag van deze leden is of artikel 13 van
het wetsvoorstel er niet toe zou moeten leiden dat dat artikel 11
Politiewet wordt ingetrokken, dan wel op zijn minst gewij-zigd. Het
lijkt er nu op alsof dezelfde grondslag voor regels met betrekking tot
de samenwer-king tussen politie en bijzondere opsporingsdiensten twee
keer worden geregeld.
---