109 - Beginnende studenten Japanse taal gebruiken Nederlandse gebaren
Datum: 27 september 2005
Veel mensen gebruiken handgebaren om het verhaal dat ze vertellen te
ondersteunen. Het aantal en de kwaliteit van die gebaren is per taal
verschillend, concludeert promovenda Keiko Yoshioka. Vooral als iemand een
tweede taal leert, komen die verschillen duidelijk naar voren. Een
Nederlandse student van het Japans komt kennis van idioom en grammatica
tekort en valt daarom terug op gebaren. Maar dan wel de gebaren die bij de
Nederlandse taal passen. Yoshioka promoveert op 6 oktober aan de RUG.
In het onderzoek van Yoshioka blijven welbekende gebaren als de
middelvinger en duim omhoog buiten beschouwing. Het onderzoek gaat in
op gesticulatie als ondersteuning bij een verhaal. Participanten
hebben aan de hand van een stripverhaal zonder tekstballonnen een
verhaal verteld. Yoshioka onderzocht welke gebaren ze gebruikten,
zowel in hun moedertaal Nederlands, als in de Japanse taal die ze zich
proberen eigen te maken.
Geen vervoegingen
`In het Nederlands heb je veel werkwoorden die een actie weergeven,
zoals lopen, sluipen, kruipen en huppelen. Je kunt de woorden
gebruiken, waardoor je geen gebaren nodig hebt. Het Japans kent
dezelfde werkwoorden niet, maar heeft daarvoor in de plaats wel veel
gebaren', aldus Yoshioka. Dit is niet het enige verschil tussen de
Japanse en Nederlandse grammatica. De Japanners kennen geen
lidwoorden, geen werkwoordvervoegingen en minder persoonlijke
voornaamwoorden. `Als je in een Nederlands verhaal verwijst naar de
hoofdpersoon, dan zeg je hij, de jongen of hem. In Japan refereren ze
aan de hoofdpersoon door middel van een gebaar.'
Achtergrond
Japanse vertellers `zetten' hun hoofdpersonen als het ware `weg' door
ze met een gebaar een plek in de ruimte voor zich te geven. Elke keer
als het personage terugkeert, verwijzen ze met een gebaar naar die
plek. Een ander groot verschil in gesticulatie tussen Nederlands en
Japans komt tot uitdrukking in de specifieke elementen uit het verhaal
die een gebaar krijgen. Japanners besteden in hun gebaren meer
aandacht aan de achtergrond waartegen het verhaal zich afspeelt,
Nederlanders letten vooral op bewegingen en richtingen.
Clash
Vooral bij beginnende studenten van het Japans ontstaat een `clash'
tussen de verschillende gesticulatiesystemen. `Studenten hebben meer
kennis van hun moedertaal dan van de taal die ze leren. Als ze tekort
komen in de nieuwe taal, vallen ze terug op systemen uit de
moedertaal.' Yoshioka kan aan iemands gebaren zien of diegene nog in
het Nederlands denkt, of al in het Japans. `Het wordt vooral duidelijk
bij de verwijzing naar personages. Nederlanders zijn geneigd om alle
personages te blijven benoemen. In het Nederlands zijn daar ook
voldoende woorden voor. Japanners hebben die woorden niet en verwijzen
dus alleen naar de belangrijkste personages door middel van een
gebaar.'
Effectiviteit
Het onderzoek van Yoshioka wijst uit dat verschillende talen heel
verschillende gesticulatie hebben, zowel in kwantiteit als in
kwaliteit. Maar dat zegt nog niets over de effectiviteit van de
gebaren. In de toekomst wil ze onderzoeken of een bredere gesticulatie
helpt als de kennis van een tweede taal tekort schiet. En of het
misschien een extra capaciteit van de hersenen impliceert.
Curriculum vitae
Keiko Yoshioka (Tokio, Japan, 1961) studeerde Engels en Internationale
betrekkingen aan de Sophia University in Tokio. Yoshioka promoveert
tot doctor in de letteren bij prof. dr. C.L.J. (Kees) de Bot van de
RUG. Yoshioka promoveert als externe kandidaat bij de vakgroep
toegepaste linguïstiek. Sinds 1996 werkt ze aan de Universiteit Leiden
als docente Japans.
De titel van het proefschrift luidt: Linguistic and gestural
introduction and tracking of referents in L1 and L2 discourse.
Noot voor de pers
Informatie: Keiko Yoshioka, tel.: (071) 527 41 19, e-mail:
k.yoshioka@let.leidenuniv.nl
Rijksuniversiteit Groningen