Contactpersoon
-
Datum
28 september 2005
Ons kenmerk
DIZ/2005/582
Doorkiesnummer
-
Bijlage(n)
2
Uw kenmerk
-
Onderwerp
Geannoteerde agenda voor de Transport, Telecommunicatie en Energieraad op
6 oktober 2005; onderdeel transport
Geachte voorzitter,
Hierbij stuur ik u, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en
Waterstaat,
ten behoeve van het Algemeen Overleg op woensdag 5 oktober 2005:
Het verslag van het onderdeel Vervoer van de Vervoer, Telecommunicatie en
Energieraad van 27 juni 2005;
De geannoteerde agenda van het onderdeel Vervoer van de Vervoer,
Telecommunicatie en Energieraad op 6 oktober 2005;
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Karla Peijs
TRANSPORTRAAD VAN 6 OKTOBER 2005
Zoals toegezegd tijdens het AO van 23 juni j.l. vindt u hieronder in het
kort de Nederlandse inzet op de belangrijkste van deze Transportraad.
De Raad kenmerkt zich voor het onderdeel Vervoer door een beperkte agenda.
Naaste enkele debatten staat er slechts een punt geagendeerd voor
besluitvorming.
Dit betreft het punt rechten van minder mobiele luchtvaartpassagiers. De
verwachting is dat hierover zonder veel discussie een akkoord bereikt kan
worden. Tijdens de behandeling in de Raadswerkgroep heeft Nederland zich
ingezet voor het beleggen van de verantwoordelijkheid voor het leveren van
de diensten aan minder mobiele reizigers bij een centraal orgaan. In de
voorliggend tekst is die verantwoordelijkheid belegd bij de luchthaven
waarbij er echter op aandringen van o.m. Duitsland en Frankrijk een
mogelijkheid bestaat tot het uitbesteden van de uitvoering van deze dienst
aan luchtvaartmaatschappijen of andere partijen. Dit is een aanvaardbaar
compromis.
Een meer uitgebreide bespreking zal gevoerd worden over het dossier
markttoegang spoor: richtlijn liberalisering internationaal
spoorreizigersvervoer (derde spoorpakket) en verordening openbaar vervoer
over het spoor en de weg. Lidstaten krijgen voor het eerst de kans om op
politiek niveau hun standpunten naar voren te brengen. Het voorstel tot
liberalisatie van het internationaal spoorreizigersvervoer maakt deel uit
van het derde spoorpakket. Het voorstel is mede gedaan ter invulling van
afspraken die met het Europees Parlement zijn gemaakt bij de totstandkoming
van het tweede spoorpakket. Bij de eerste behandeling in de Raadswerkgroep
bleek een meerderheid van de lidstaten positief over het voorstel. Ik ben
geen voorstander van dit voorstel. Indien ook in de Raad blijkt dat de
meerderheid van de Lidstaten mee gaat met de Commissie zal ik mij bij de
verdere onderhandelingen er voor hard maken dat het voorstel zo min
mogelijk leidt tot aanpassingen van het in Nederland gekozen systeem van
"concurrentie om het spoor" en dat de verruiming van de mogelijkheid voor
cabotage geen inbreuk maakt op de exclusieve rechten van bestaande
concessies die volgens het principe van "concurrentie om het spoor" in lijn
met bestaande regelgeving op dit gebied zijn verkregen.
Onder voorwaarden steun ik op hoofdlijnen het voorstel van de Commissie
voor de verordening openbare dienstverplichting. Met de Wet Personenvervoer
2000 (WP 2000), is reeds geanticipeerd op de verordening door openbare
aanbesteding voor bus, tram, metro en regionaal spoor verplicht te stellen.
Op het dossier externe betrekkingen burgerluchtvaart zal, afhankelijk van
de (technische) besprekingen eind september, de Commissie aan de Raad
vragen akkoord te gaan met de start van formele onderhandelingen met de VS
om vervolgens zo snel mogelijk een akkoord te kunnen bereiken over een Open
Aviation Area (OAA). Nederland kan hiermee instemmen.
Tevens zal de Commissie informatie verstrekken over de stand van zaken met
betrekking tot de luchtvaartonderhandelingen met andere derde landen.
Het kabinet heeft er voor gekozen zich in te zetten voor de vestiging van
de Galileo Supervisory Authority (GSA) in Nederland. Ten behoeve daarvan
is inmiddels een bidbook naar de Europese transportministers gestuurd.
Hoewel niet als discussiepunt geagendeerd, zal ik, indien opportuun,
aandacht vragen voor de Nederlandse kandidatuur.
Naar verwachting zal tijdens een lunchdiscussie over luchtvaartveiligheid
de zogenaamde 'zwarte lijst' aan de orde komen. Ik ben voorstander van een
Europese lijst met vliegverboden maar hecht veel waarde aan de criteria die
ten grondslag liggen aan vermelding op zo'n lijst. Nederland is daarom
actief betrokken bij de totstandkoming van de criteria. Het is daarnaast
tevens van belang dat lidstaten de bevoegdheid houden om een vliegverbod
tegen een onderneming, die niet op de Europese lijst staat, in te stellen
ingeval er een urgent veiligheidsrisico is, waaraan de passagiers niet
kunnen worden blootgesteld.
GEANNOTEERDE AGENDA
Landvervoer
Toegang spoorvervoersmarkt
Voorstel voor een richtlijn tot wijziging van richtlijn 91/440 betreffende
de ontwikkeling van de spoorwegen van de Gemeenschap (liberalisering
spoorpersonenvervoer/ 3e spoorpakket).
Herzien voorstel voor een verordening inzake openbaar vervoerdiensten (weg-
en spoor)
Gedachtewisseling
Doel van het voorstel
In de Raad zal gesproken worden over zowel het voorstel tot liberalisering
van het spoorpersonenvervoer als de herziening van de verordening inzake
openbaar vervoerdiensten (weg - en spoor). Dit vanwege de relatie tussen
beide voorstellen op het gebied van de organisatie van het
spoorreizigersvervoer.
Het voorstel tot liberalisatie van het internationaal spoorreizigersvervoer
maakt deel uit van het derde spoorpakket. Het voorstel is gedaan ter
invulling van afspraken die met het Europees Parlement zijn gemaakt bij de
totstandkoming van het tweede spoorpakket. In die afspraken is tussen het
Europees Parlement en de lidstaten overeengekomen het internationale
spoorreizigersvervoer uiterlijk in 2010 te liberaliseren. Bovendien geeft
het voorstel invulling aan het EU-Witboek "Het Europese vervoersbeleid tot
het jaar 2010: tijd om te kiezen".
De richtlijn heeft tot doel het opzetten van een concurrerende
internationale lange afstand treindiensten aantrekkelijker te maken. Zij
breidt de mogelijkheid om internationale diensten uit te voeren uit tot
alle spoorwegondernemingen in plaats van alleen samenwerkingsverbanden (de
huidige situatie). Bovendien introduceert zij de mogelijkheid om
binnenlandse reizigers mee te nemen in internationale treinen (cabotage).
Alle internationale treindiensten zullen onder de richtlijn liberalisering
spoorreizigersvervoer vallen. Bepaalde verbindingen kunnen echter worden
uitgevoerd onder een openbaar dienstcontract waarvoor afwijkende bepalingen
gelden en de liberalisatie beperkt is. Het kader hiervoor wordt geboden
door het zogenaamde artikel 3ter in de richtlijn en de verordening inzake
openbaar vervoerdiensten.
Het voorstel voor een verordening inzake openbaar vervoerdiensten beoogt
een transparant kader te bieden voor de toekenning en compensatie van
vervoerscontracten. Het voorstel geeft invulling aan de uitkomsten van het
Altmarkarrest van 2003 waarin werd vastgesteld dat de concurrentieregels
van de interne markt ook van toepassing zijn op openbaar vervoer.
In de verordening wordt vastgelegd dat in beginsel openbaar vervoerdiensten
openbaar aanbesteed dienen te worden. Echter, hierop zijn uitzonderingen
mogelijk, met name voor regionaal en lange afstand spoor waarvoor
onderhandse gunning mogelijk is. In het algemeen geldt dat bij onderhandse
gunning van een openbaar vervoerdienst aan een interne exploitant, deze
niet mee mag dingen met openbare aanbestedingen buiten dat grondgebied.
Zowel bij aanbesteding als bij gunning dient een openbaar dienstcontract te
worden opgesteld waarin op transparante wijze wordt vastgelegd wat de
prestaties van de exploitant zullen zijn en welke overheidsbijdrage hier
tegenover staat.
In de verordening worden verder regels vastgesteld voor de berekening van
financiële compensaties aan exploitanten van openbaar vervoer. Deze moeten
overeenkomen met de werkelijke kostprijs van de diensten plus een redelijke
winst. Wanneer deze regels worden nageleefd zijn overheden niet langer
verplicht compensaties bij de Commissie aan te melden op grond van regels
inzake staatssteun.
Stand van zaken
Het liberaliseringvoorstel is op 12 september j.l. voor het eerst besproken
in de Raadswerkgroep. Daar bleek een groot aantal lidstaten ronduit
positief over het voorstel. Voor de meeste lidstaten, waaronder Nederland,
bleek een parallelle behandeling met het voorstel inzake openbaar
vervoerdiensten essentieel. Het voorzitterschap zal aan dit verzoek gevolg
geven maar heeft aangegeven gezamenlijke besluitvorming niet noodzakelijk
te vinden. De behandeling van het voorstel voor openbaar vervoerdiensten
zal binnenkort starten.
Tijdens de Transportraad zal een gedachtewisseling plaatsvinden waarbij de
discussie over de openbaar vervoerdiensten zich zal beperken tot de
spoorwegcomponent.
Nederlandse inzet
Ik ben geen voorstander van het voorstel liberalisering internationaal
spoorreizigersvervoer. Indien ook in de Raad blijkt dat de meerderheid van
de Lidstaten mee gaat met de Commissie zal ik mij bij de verdere
onderhandelingen er voor hard maken dat het voorstel zo min mogelijk leidt
tot aanpassingen van het in Nederland gekozen systeem van "concurrentie om
het spoor" en dat de verruiming van de mogelijkheid voor cabotage geen
inbreuk maakt op de exclusieve rechten van bestaande concessies die volgens
het principe van "concurrentie om het spoor" in lijn met bestaande
regelgeving op dit gebied zijn verkregen.
In eerste reactie en in afwachting van de benodigde uitwerking in de
Raadswerkgroepen, steunt Nederland onder voorwaarden op hoofdlijnen het
voorstel van de Commissie voor de verordening openbare dienstverplichting.
Met de Wet Personenvervoer 2000 (WP 2000), is reeds geanticipeerd op de
verordening door openbare aanbesteding voor bus, tram, metro en regionaal
spoor verplicht te stellen.
Nederland zet in op het instandhouden van de WP2000 en de afspraken die
daarover met de Tweede Kamer zijn gemaakt. Nederland wil -indien mogelijk -
op onderdelen strengere regelgeving dan de verordening voorstelt, met name
voor wat betreft het regionale spoor. Nederland is voorstander van
concurrentie op het regionale spoor, terwijl volgens de conceptverordening
zowel het landelijke als het regionale spoor onderhands gegund mag worden.
Voorwaarde voor instemming door Nederland is dat mogelijke knelpunten met
de WP2000 ondervangen worden, waaronder de overgangstermijnen voor de
ingangsdatum van de aanbestedingsplicht voor metro/tram en
uitzonderingsmogelijkheden voor met name innovatie.
Gevolgen voor Nederland
Het voorstel tot liberalisering van het internationaal spoorvervoer
betekent dat spoorvervoerders in concurrentie grensoverschrijdende diensten
kunnen gaan aanbieden. Bovendien krijgen de vervoerders het recht om, bij
het uitvoeren van een internationale dienst, personen te vervoeren tussen
stations in één lidstaat (cabotagerecht). Voor verbindingen die onder een
openbaar dienstcontract worden uitgevoerd gelden afwijkende bepalingen
waarbij de liberalisatie beperkt is.
Met de WP2000 heeft Nederland vooruit gelopen op de verordening openbaar
vervoerdiensten en is de aanbestedingsverplichting reeds vastgelegd. Indien
de Nederlandse inbreng tot resultaat leidt, zal de verordening
waarschijnlijk weinig gevolgen hebben voor de Nederlandse regelgeving.
Luchtvaart
Externe relaties luchtvaart
Relatie EU-VS: Open Aviation Area
- stand van zaken
Stand van zaken
De Europese Commissie wil zo snel mogelijk een akkoord bereiken met de VS
over een Open Aviation Area (OAA), nadat dit in juni 2004 is mislukt. Ook
de VS lijkt voorzichtig bereid om de onderhandelingen opnieuw te starten.
De Raad heeft steun uitgesproken voor hervatting van de onderhandelingen en
de Commissie geadviseerd door te gaan met technische besprekingen met de VS
ter voorbereiding van een formele onderhandelingsronde. Een laatste
technische bespreking tussen de Commissie en de VS heeft plaatsgevonden van
13 tot en met 15 september j.l..
De Commissie zal tijdens de Transportraad de resultaten daarvan toelichten,
waarna zal moeten blijken of er voldoende steun is in de Raad om de formele
onderhandelingen te hervatten.
Inzet Nederland
Nederland steunt de Commissie en heeft tijdens het Nederlandse
voorzitterschap getracht een akkoord dichterbij te brengen. Er bleek echter
onvoldoende steun bij de lidstaten en de luchtvaartsector. Het economische
belang bij een akkoord voor de sector is echter groot en de lidstaten én de
sector beginnen zich dit te realiseren.
Nederland kan zich vinden in de twee fasen benadering die de Commissie
voorstaat als daarmee het doel bereikt kan worden en is van mening dat een
constructieve en pragmatische opstelling nodig is om tot een door beide
partijen aanvaardbaar resultaat te komen.
Nederland zal indien de Commissie daar om vraagt - instemmen met het
starten van formele onderhandelingen.
Gevolgen voor Nederland
Een OAA schept nieuwe mogelijkheden voor de KLM-Air France (niet in de
laatste plaats ten aanzien van financiering en schaalvergroting). Concreet
betekent een OAA dat de alliantie KLM-Air France geen luchtvaartpolitieke
belemmeringen zal ondervinden.
Het achterwege blijven van een resultaat kan op termijn negatieve gevolgen
hebben voor het open skies verdrag tussen Nederland en de VS. De Commissie
heeft namelijk een inbreukprocedure tegen Nederland opgestart met als inzet
het opzeggen van de open skies. De procedure is een drukmiddel van de
Commissie om een meer coöperatieve opstelling te krijgen.
Relaties andere derde landen
- stand van zaken
Stand van zaken
Met de mededeling 'Een luchtvaartbeleid van de Gemeenschap ten aanzien van
haar buren' heeft de Commissie een strategische benadering gepresenteerd
voor de luchtvaartbetrekkingen met derde landen. De Commissie wil in 2010
een gemeenschappelijk luchtruim met de buurlanden gecreëerd hebben, te
beginnen met de Mediterrane landen en de landen langs de Oostgrens van de
Unie. Daarnaast wil de Commissie op korte termijn onderhandelingen starten
met als doel het bereiken van akkoorden in belangrijke mondiale regio's.
Ten behoeve hiervan heeft de Commissie brede, verticale
onderhandelingsmandaten gevraagd voor onder meer China, Rusland, India,
Chili en Australië. De Raad moet deze mandaten nog toekennen.
Horizontale onderhandelingen, teneinde bestaande bilaterale akkoorden te
amenderen met EU clausules, vinden momenteel plaats of zijn al afgesloten
met een groot aantal derde landen. De volgende horizontale akkoorden zullen
als hamerstuk worden afgedaan: Libanon, Azerbeidzjan, Kroatië, Bulgarije en
Georgië.
Tijdens de Raad zal de Commissie een overzicht geven van de voortgang.
Inzet Nederland
In het algemeen zal Nederland de discussie over extern luchtvaartbeleid
voeren mede in het licht van de wijze waarop de Commissie omgaat met het
dossier EU-VS, dat de allergrootste prioriteit heeft.
Alvorens de pijlen op weer nieuwe doelen te richten verdient het
aanbeveling dat Commissie en lidstaten de huidige trajecten tot een goed
einde brengen, inclusief de onderhandelingen met de buurlanden van de EU,
zoals Marokko en de Balkan landen, waarvoor de Commissie mandaten heeft
ontvangen.
Daarnaast is het van belang dat de Commissie voortgaat met de horizontale
onderhandelingen.
Gevolgen voor Nederland
Op langere termijn wordt van een communautaire aanpak richting derde landen
meerwaarde verwacht voor zowel de Gemeenschap als de individuele lidstaten.
Zolang tal van landen nog vasthouden aan het bilaterale stelsel en
markttoegang niet vanzelfsprekend is, kleven er echter ook risico's aan een
communautaire aanpak. Bijvoorbeeld wanneer communautaire onderhandelingen
lang duren en Nederland in de tussentijd niet voor de eigen belangen kan
opkomen, of wanneer communautaire onderhandelingen leiden tot beperkte
rechten die vervolgens tussen verschillende EU carriers moeten worden
verdeeld. Het Nederlandse belang vereist in de transitiefase naar een
geliberaliseerde en genormaliseerde luchtvaartsector daarom een zorgvuldige
en pragmatische aanpak, waarin gebruik van communautaire en bilaterale
instrumenten hand in hand moeten gaan.
Voorstel van het Europees Parlement en de Raad over de rechten van minder
mobiele luchtvaartpassagiers.
- Algemene oriëntatie
Doel van het voorstel
Het voorstel geeft passagiers met een beperkte mobiliteit het recht op
dienstverlening, zoals vervoer en begeleiding, op alle luchthavens van de
Gemeenschap, ongeacht met welke maatschappij er gevlogen wordt. De diensten
moeten gratis worden geleverd. In het voorstel wordt de luchthaven
verantwoordelijk voor het organiseren van de diensten. De kosten van de
diensten kunnen aan alle luchtvaartmaatschappijen doorberekend worden. Het
voorstel geldt voor alle vluchten vanaf alle EU- luchthavens en vluchten
vanaf non-EU luchthavens naar EU bestemmingen met EU carriers.
Stand van zaken
Het voorzitterschap streeft naar een algemene oriëntatie op de Raad. Een
eventueel punt van discussie betreft nog de mogelijk voor grote
luchtvaartcarriers om de diensten voor minder mobiele luchtvaartpassagiers
zelf te verlenen, in plaats van een centrale rol voor de luchthavens. Met
name Duitsland en Frankrijk zijn voorstander van een dergelijke opt-out
voor grote carriers. Met behulp van het Engelse voorzitterschap is een
compromis gevonden, waarin de luchthaven nog steeds verantwoordelijk wordt
gehouden voor het leveren van de dienst aan de gehandicapte reizigers, maar
de mogelijkheid bestaat, al dan niet op verzoek van een
luchtvaartmaatschappij of andere partij, tot het uitbesteden van deze
dienst aan luchtvaartmaatschappijen of andere partijen.
Nederlandse inzet
Tijdens de behandeling in de Raadswerkgroep heeft Nederland zich ingezet
voor het beleggen van de verantwoordelijkheid voor het leveren van de
diensten aan minder mobiele reizigers bij een centraal orgaan. Nederland
zou kunnen instemmen met het compromisvoorstel zoals het er nu ligt.
Gevolgen voor Nederland
Nederlandse luchthavens en luchtvaartmaatschappijen voldoen in principe al
aan de geldende aanbevelingen en de 'code of good conduct' van de Europese
burgerluchtvaartorganisatie (ECAC) welke met dit voorstel geformaliseerd
wordt. De grootste verandering is het aanwijzen van de luchthaven als
eerste verantwoordelijke voor de dienst. Indien luchtvaartmaatschappijen of
andere partijen de dienst zouden willen verlenen moet hierover door de
luchthaven, in samenspraak met de luchthavengebruikers, een besluit worden
genomen.
Diversen
Op de Raad staan een groot aantal diverse punten geagendeerd als
'informatie van de Commissie'.
Luchtvaartveiligheid
Naar aanleiding van recente incidenten in de luchtvaart zal de Europese
Commissie enkele initiatieven aankondigen die de luchtvaartveiligheid
moeten bevorderen.
Zo zal zij nog actiever inzetten op de totstandkoming van een operationele
communautaire zwarte lijst en op een vliegverbod in het gehele EU luchtruim
voor luchtvaartmaatschappijen die op die lijst staan. Nederland is
voorstander van een op duidelijke criteria gebaseerde Europese lijst met
vliegverboden en is daarom actief betrokken bij de totstandkoming van deze
criteria. Tevens is het voor Nederland van belang dat lidstaten de
bevoegdheid houden om een vliegverbod tegen een onderneming, die niet op de
Europese lijst staat, in te stellen ingeval er een urgent veiligheidsrisico
is, waaraan de passagiers niet kunnen worden blootgesteld.
Daarnaast zal de Commissie informatie verschaffen over mogelijke
uitbreiding van de bevoegdheden van het Europese agentschap voor
Luchtvaartveiligheid (EASA).
Beveiliging burgerluchtvaart (security)
Op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart zal de Commissie ingaan
op haar voorstel voor de wijziging van de huidige verordening inzake
burgerluchtvaartbeveiliging (vo 2320/02). De herziening heeft als
voornaamste doel een onderscheid aan te brengen tussen de hoofdlijnen van
de security regels die openbaar zijn en de uitwerkingsregels die niet
altijd openbaar worden gemaakt.
Daarnaast wordt de herziening aangegrepen om de systematiek van de
verordening te verhelderen en te komen tot een verdere harmonisering van
security voorschriften in Europa, vooral op het gebied van vrachtvervoer.
Richtsnoeren staatssteun luchtvaartsector
Recentelijk heeft de Commissie een mededeling uitgebracht over richtsnoeren
voor staatssteun voor regionale luchthavens en maatschappijen vertrekkende
van regionale luchthavens. Directe aanleiding van de mededeling is de
ongeoorloofde steun die de regionale Belgische luchthaven Charleroi heeft
verleend aan Ryanair. Tijdens de Raad zal de Commissie deze mededeling
toelichten.
Nederland deelt de mening van de Commissie dat er behoefte bestaat aan meer
duidelijkheid omtrent de wijze waarop de Commissie steun ten aanzien van
financiering van (regionale) luchthavens en aanloopsteun aan
luchtvaartmaatschappijen beoordeelt. Nederland staat dan ook positief
tegenover de uitgebrachte richtsnoeren. Overigens is staatssteuncontrole
een autonome bevoegdheid van de Europese Commissie.
Galileo
Tenslotte zal de Commissie de laatste ontwikkelingen met betrekking tot het
satelliet - en navigatiesysteem Galileo schetsen. Naar verwachting zal de
Commissie haar zorg uiten over de trage besluitvorming binnen de European
Space Agency over de verdeling van werkzaamheden in het Galileo-programma.
Dit betreft met name een aantal grote lidstaten. Commissaris Barrot heeft
aangekondigd hierover een brief aan de lidstaten te zullen schrijven.
Nederland ondersteunt de Commissie hierin en dringt aan op het doorhakken
van knopen, ook over de vestigingsplaats van de GSA.
Nederlands heeft zich officieel kandidaat gesteld voor de zetel van de
Galileo Supervisory Authority (GSA). De GSA zal een cruciale rol spelen bij
het beheer van de EU-fondsen, het toezicht op de concessiehouder en het
waarborgen van de veiligheid van Galileo.
Aangeboden vestigingsplaats is Noordwijk, waar reeds het expertisecentrum
van het Europese Ruimtevaart Agentschap (ESTEC) en andere ruimtevaart-
gerelateerde bedrijven zich bevinden. De synergie-effecten kunnen dan ook
groot zijn. Aan het formuleren van een adequaat bod van Nederland is zowel
door de Nederlandse overheid als door de gemeente Noordwijk bijgedragen.
Naast Nederland, zijn ook Italië, Spanje, het VK, Frankrijk en Zweden in
de race voor de zetel. Van deze landen hebben alleen het VK en Nederland
zich tot op heden officieel kandidaat gesteld. Behoudens een mogelijke
mededeling door Nederland over de kandidatuur, wordt hierover geen
discussie verwacht in de aankomende Raad.
VERSLAG VAN DE TRANSPORTRAAD VAN 27 JUNI 2005 OP BASIS VAN DE
GEANNOTEERDE AGENDA VAN 23 JUNI 2005
Landvervoer
Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad
betreffende het rijbewijs
- Politiek akkoord
Doel van het voorstel
Het betreft een wijziging van de richtlijn rijbewijzen, die beoogt tot een
verdere harmonisering van rijbewijzen in Europa te komen. Hiermee zal
geleidelijk een einde worden gemaakt aan de huidige situatie waarbij in de
Unie circa 135 verschillende rijbewijsmodellen naast elkaar bestaan.
Verdere harmonisering verhoogt de controleerbaarheid en de
fraudebestendigheid; zo moet het rijbewijs worden uitgegeven als
'creditcard model' en bevat het de mogelijkheid voor een ingebouwde chip.
Ook zal een einde worden gemaakt aan de huidige mogelijkheid dat iemand
wiens rijbewijs in een Lidstaat is ingetrokken in een andere Lidstaat een
nieuw exemplaar kan aanvragen. Door het rijbewijs elke tien jaar te laten
verlengen zal administratief meer zicht worden verkregen op de uitgegeven
exemplaren. Voorts is de wijziging van de richtlijn van belang voor de
verkeersveiligheid, aangezien duidelijkere en hogere eisen worden gesteld
aan de toegang tot - en het besturen van diverse typen voertuigen.
Tenslotte zullen door het voorliggende voorstel de eisen aan examinatoren
worden geharmoniseerd.
Stand van zaken
Tijdens de Transportraad van 7 oktober 2004 is, onder Nederlands
voorzitterschap, reeds een algemene oriëntatie bereikt. Het Europees
Parlement heeft inmiddels zijn positie in eerste lezing bepaald. Tijdens de
Transportraad van 27 juni zal getracht worden te komen tot een politiek
akkoord dat snel en ongewijzigd door het Europees Parlement aangenomen kan
worden.
De onderhandelingen tussen Raad en Europees Parlement verlopen momenteel
voorspoedig. Punt van discussie betreft de vervanging van bestaande
rijbewijzen. Andere punten waarover wordt gesproken tussen Raad en Europees
Parlement zijn: de minimum-leeftijd voor bestuurders van bromfietsen en
motoren en de maximumgewichten voor motorhomes, respectievelijk auto's met
aanhangers waarmee nog met een "gewoon" B-rijbewijs mag worden gereden.
Nederlandse inzet
Nederland ondersteunt het voorstel van het Europees Parlement om bestaande
rijbewijzen binnen 20 jaar te vervangen gezien de voordelen op het gebied
van handhaving en fraudebestrijding. De vervanging van bestaande
rijbewijzen ligt echter voor een aantal landen erg lastig. In het kader van
een compromis zou Nederland kunnen instemmen met het vasthouden aan het
huidige raadsstandpunt (zoals vastgelegd in de algemene oriëntatie, bereikt
tijdens de Transportraad van oktober 2004), namelijk alleen een
geldingstermijn (van 10 jaar) voor nieuwe rijbewijzen.
Voor Nederland is het wel essentieel dat, in het kader van de
verkeersveiligheid, de minimum leeftijd voor de lichte motor op 18 jaar
gehouden kan worden en de minimum leeftijd voor de bromfiets desgewenst
verhoogd kan worden naar 17 of 18 jaar.
Het voorstel van het Europees Parlement om het mogelijk te maken om
voertuigen tot 4250 kg met een "gewoon" B-rijbewijs te besturen is voor
Nederland een groot probleem. Nederland is van mening dat de grens op 3500
kg moet blijven. Dit is consistent met de Europese eisen voor het rijden
met bestelwagens en van belang voor de verkeersveiligheid. Voor het
besturen van voertuigen boven de 3500 kg zal men een rijbewijs C 1 moeten
behalen. Voor combinaties van auto en aanhanger (bijvoorbeeld caravan) is
de voorgestelde 4250 kg wel aanvaardbaar, mits gekoppeld aan een verplichte
training of examen.
Gevolgen voor Nederland
Nederland hecht grote waarde aan verbetering van de fraudebestendigheid van
het rijbewijs en de
(in-)directe positieve gevolgen op de verkeersveiligheid. In dat licht is
het van belang dat nationale overheden de mogelijkheid behouden om de
leeftijdsgrenzen voor bromfietsen en lichte motoren binnen een bepaalde
marge vast te stellen. Dit geeft Nederland de mogelijkheid om de minimum
leeftijd voor lichte motoren op 18 jaar te houden. Periodieke
administratieve vernieuwing van het rijbewijs is voor Nederland geen
probleem, omdat dit reeds gangbare praktijk is.
Verslag
Het Voorzitterschap deed verslag van de stand van zaken: de goede
vooruitgang die was geboekt in de besprekingen met het Europees Parlement,
maar ook de politieke realiteit dat het niet mogelijk was in deze Raad tot
een besluit te komen. Heikel punt betreft de vervanging van bestaande
rijbewijzen. Hierover verschillen de lidstaten sterk van mening. Mogelijk
zal het onderwerp opnieuw geagendeerd worden voor de Transportraad van
december.
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
betreffende de rechten en plichten van reizigers in het internationale
treinverkeer (derde spoorpakket)
- Stand van zaken
Doel van het voorstel
Dit voorstel maakt deel uit van het Derde Spoorpakket.
De Europese Commissie constateert een afname in de internationale
treindiensten in Europa, met name vanwege de concurrentie door goedkope
luchtvaartmaatschappijen. Daarom acht zij het noodzakelijk de kwaliteit van
deze diensten te verbeteren door middel van de voorliggende
ontwerpverordening. Het voorstel bevat een pakket regels voor het
versterken en verbeteren van de rechten en verplichtingen van reizigers in
het internationale spoorvervoer voorstelt, onder meer op het gebied van de
toegang tot informatie, het sluiten van de vervoerovereenkomst, de
aansprakelijkheid van spoorwegondernemingen, schadevergoeding aan de
reiziger, vergoeding in geval van vertraging, het vervoer van personen met
verminderde mobiliteit, de kwaliteit van de vervoerdienst en de afhandeling
van klachten.
Stand van Zaken
Naar aanleiding van de unanieme uitspraak van de Transportraad in april dat
de verordening zo veel mogelijk dient aan te sluiten bij COTIF/CIV ,
heeft het Voorzitterschap een nieuwe tekst gepresenteerd waarin grote delen
van COTIF/CIV in de verordening worden geïntegreerd.
De controversiële bepaling dat de vervoerder aansprakelijkheid voor
schadegevallen tot E 220.000 niet kan uitsluiten of begrenzen werd echter
als artikel in de tekst gehandhaafd. Dit is een hard punt voor de Europese
Commissie omdat zij vindt dat COTIF reizigers te weinig bescherming biedt.
Voor schadegevallen boven dat bedrag is de spoorwegonderneming niet
aansprakelijk indien de reiziger zelf schuld heeft. Een verschil van mening
met de Commissie betreft de reikwijdte van de verordening. Het
Voorzitterschap heeft naar aanleiding van de wens van de meerderheid van de
lidstaten tijdens de Transportraad van april, gekozen voor beperking tot
internationale treinen (i.t.t. internationale passagiers). D.w.z. dat voor
een passagier Brussel-Heiloo het trajectgedeelte in een internationale
trein (Brussel-Amsterdam) onder de Verordening zal vallen. Het gedeelte dat
hij/zij met een lokale trein aflegt valt er niet onder. Op deze wijze wordt
voorkomen dat kleine, lokale maatschappijen en stations aan de
verplichtingen van de verordening moeten voldoen. Het betekent echter ook
dat alle passagiers op die internationale trein de bescherming van de
verordening genieten, ook als zij slechts een binnenlands traject afleggen.
Voorts bleek de verplichting reserveringssystemen open te stellen voor
andere spoorwegmaatschappijen een probleem voor veel delegaties waaronder
Nederland. Een aantal spoorwegmaatschappijenmaatschappijen heeft daarin
namelijk om commerciële redenen reeds grote investeringen gedaan, terwijl
de vruchten daarvan nu met concurrenten zouden moeten worden gedeeld. De
plicht om samen te werken in een op te zetten centraal reserveringssysteem
ligt eveneens controversieel, omdat nog onduidelijk is in hoeverre kleine
lokale operators hieraan dienen te gaan voldoen.
Het Voorzitterschap heeft het punt geagendeerd als voortgangsrapportage,
omdat het dossier nog onvoldoende is voorbereid voor een vruchtbaar debat.
Inzet Nederland
Het voorstel beoogt een aantal onderwerpen te regelen, dat ook in de CIV
wordt geregeld. Daarmee wordt CIV omgezet in Gemeenschapsrecht, waardoor
reizigers hun gelijk eenvoudig juridisch kunnen afdwingen, hetgeen nu niet
het geval is. Nederland wil CIV volgen om juridische tegenstrijdigheden te
voorkomen.
Het voorstel biedt wel de mogelijkheid aanvullende bepalingen te stellen
die niet in de CIV worden geregeld, zoals specifieke bepalingen rond
compensatie bij vertragingen en terugbetaling van de ticketprijs en regels
voor personen met verminderde mobiliteit, kaartverkoop/reserveringssystemen
en verschaffing van reisinformatie.
Nederland is tegen het onbeperkt aansprakelijk stellen van vervoerders, ook
voor schade die het gevolg is van terroristische aanslagen. Bovendien is
Nederland tegen een onbeperkte aansprakelijkheid van de vervoerder voor
indirecte (gevolg-) schade. Het voorzitterschapsvoorstel om
aansprakelijkheid voor gevolgschade te limiteren tot E 5.500 is een stap
in de goede richting.
Ten aanzien van de reikwijdte steunt Nederland de door het voorzitterschap
gekozen benadering, te weten beperking tot lange afstand
grensoverschrijdende treinen en hoofdspoorwegstations (door lidstaten aan
te wijzen).
Gevolgen voor Nederland
Het voorstel brengt aanzienlijke administratieve lasten voor internationale
spoorvervoerders met zich mee. Deze kunnen worden beperkt door het voorstel
zo veel als mogelijk in overeenstemming met het al bestaande - door
Nederland geratificeerde - COTIF/CIV te brengen. Daarmee worden bovendien
strijdigheden met het nationale aansprakelijkheidsrecht, het nationale
vervoersrecht en het bestaande systeem van klachtenafhandeling in de Wet
Personenvervoer vermeden.
Bovendien zijn veel van de onderwerpen al geregeld door de sector zelf, al
dan niet door middel van gezamenlijke afspraken tussen vervoerders uit
verschillende landen. Daarnaast zijn in de concessie met HSA afspraken
vastgelegd over diverse onderwerpen uit de verordening.
Volgens het voorstel dient er een nationale instantie te worden aangewezen
die onafhankelijk toezicht houdt op de uitvoering van de verordening.
Verslag
De voorzitter memoreerde dat de nieuwe tekst van het voorzitterschap goed
was ontvangen. Een eerste discussieronde daarover in de Raadswerkgroep had
echter duidelijk gemaakt dat een aantal zaken verdere uitwerking behoefde,
waardoor het voorstel niet rijp was voor besluitvorming onder Luxemburgs
voorzitterschap. Het ging daarbij met name om het toepassingsbereik, de
samenwerking tussen ondernemingen voor wat betreft informatievoorziening,
aansprakelijkheidslimieten en de hoogte van bepaalde compensaties.
Er vonden geen interventies door lidstaten plaats.
Luchtvaart
Externe luchtvaart relaties
a) Mededeling van de Commissie: Ontwikkeling van de agenda
voor het externe luchtvaartbeleid van de Gemeenschap
- Conclusies van de Raad
Doel van de voorstellen
Met de mededeling heeft de Commissie een strategische benadering
gepresenteerd voor de luchtvaartbetrekkingen met derde landen. De Commissie
wil in 2010 een gemeenschappelijk luchtruim met de buurlanden gecreëerd
hebben, te beginnen met de Mediterrane landen en de landen langs de
Oostgrens van de Unie.
Daarnaast wil de Commissie op korte termijn onderhandelingen starten met
als doel het bereiken van akkoorden in belangrijke mondiale regio's.
Stand van zaken
De door de Transportraad aan te nemen conclusies moeten de basis gaan
vormen van verbeterde samenwerking tussen lidstaten en de Europese
Commissie. Het is voorzien dat de Commissie zich staande de vergadering
verbindt aan de conclusies.
Een discussiepunt met de Commissie betreft de implementatie van de in de
Raadsconclusies genoemde Verordening 847/2004 inzake onderhandelingen over
en de uitvoering van overeenkomsten betreffende luchtdiensten tussen
lidstaten en derde landen. Voor Nederland en andere lidstaten is het van
belang dat de Commissie deze verordening niet te restrictief interpreteert
en het daarmee voor lidstaten bijzonder moeilijk, zo niet onmogelijk maakt
om bilaterale luchtvaartverdragen met derde landen te amenderen en te
continueren. De Commissie zal in de Raad een verklaring afleggen waarmee
zij de lidstaten op dit punt gerust wil stellen. De conceptverklaring die
inmiddels door de Commissie is opgesteld wordt door Nederland en ook een
aantal andere lidstaten onvoldoende geacht om de zorgen weg te nemen. De
Commissie lijkt bereid om de verklaring te versterken. Nederland heeft
vooralsnog het studievoorbehoud bij de conclusies gehandhaafd en zal dit
pas opheffen als er een verklaring van de Commissie komt die voldoende
vertrouwen geeft.
Inzet Nederland
Nederland zet in op een verklaring van de Commissie waarin zij ten aanzien
van de toepassing van verordening 847/2000 het belang onderstreept van
continuering en verdere ontwikkeling van de bilaterale luchtvaartrelaties.
Ook is belangrijk dat de Commissie in de Raad aangeeft dat een pragmatische
benadering wordt gevolgd, waarbij ook voorlopige toepassing van bilaterale
akkoorden op langere termijn mogelijk blijft.
In het algemeen zal Nederland de discussie over extern luchtvaartbeleid
voeren mede in het licht van de wijze waarop de Commissie omgaat met het
dossier EU-VS, dat de allergrootste prioriteit heeft. Naast de
communautaire onderhandelingen met de VS is het van groot belang dat de
Commissie voortgaat met de zogenaamde horizontale onderhandelingen,
teneinde bestaande bilaterale verdragen te amenderen met EU clausules,
zoals met Chili nu als eerste gebeurt. De Commissie heeft laten zien hier
goede resultaten te kunnen boeken. Alvorens de pijlen op weer nieuwe doelen
te richten verdient het aanbeveling dat Commissie en Lidstaten de huidige
trajecten tot een goed einde brengen, inclusief de onderhandelingen met de
buurlanden van de EU, zoals Marokko en de Balkan landen, waarvoor de
Commissie mandaten heeft ontvangen.
Gevolgen voor Nederland
Op langere termijn wordt van een communautaire aanpak richting derde landen
meerwaarde verwacht voor zowel de Gemeenschap als de individuele lidstaten.
Zolang tal van landen nog vasthouden aan het bilaterale stelsel en
markttoegang niet vanzelfsprekend is kleven er echter ook risico's aan een
communautaire aanpak. Bijvoorbeeld wanneer communautaire onderhandelingen
lang duren en Nederland in de tussentijd niet voor de eigen belangen kan
opkomen, of wanneer communautaire onderhandelingen leiden tot beperkte
rechten die vervolgens tussen verschillende EU carriers moeten worden
verdeeld. Het Nederlandse belang vereist in de transitiefase naar een
geliberaliseerde en genormaliseerde luchtvaartsector daarom een zorgvuldige
en pragmatische aanpak, waarin gebruik van communautaire en bilaterale
instrumenten hand in hand kunnen gaan.
Verslag
De Commissaris sloot zich aan bij de geformuleerde conclusies. De Raad
ging vervolgens akkoord met de conclusies waar de steun van de Commissaris
als annex aan toegevoegd zal worden.
b) = Voorstel voor een besluit van de Raad inzake de
ondertekening en de voorlopige toepassing van de
Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de
Republiek Chili inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten
= Voorstel voor een besluit van de Raad inzake de
sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese
Gemeenschap en de Republiek Chili inzake bepaalde aspecten
van luchtdiensten
- Aanneming
Doel van de voorstellen
De Europese Commissie vraagt goedkeuring van de lidstaten om een
gemeenschapsakkoord af te sluiten met Chili op bepaalde aspecten van
luchtdiensten.
Stand van zaken
De overeenkomst met Chili - waarin een aantal bepalingen vastgelegd in
bilaterale overeenkomsten van lidstaten met Chili terzijde worden geschoven
- geldt als test case. De vraag is of deze overeenkomst met Chili een
Gemeenschapsakkoord moet worden (met ratificatie alleen door de Raad) of
een Gemengd Akkoord (waarna ook alle lidstaten apart moeten ratificeren).
De Commissie is sterk voor een Gemeenschapsakkoord. Uit pragmatisch oogpunt
pleit er veel voor die oplossing. Een flink aantal landen aarzelt echter
uit vrees voor mogelijke precedentwerking. Om deze precedentwerking te
vermijden hebben de Raad en de Commissie een gemeenschappelijke verklaring
opgesteld waarin is vastgelegd dat het voorliggende Raadsbesluit geen
verschuiving van bevoegdheden tussen lidstaten en Commissie met zich
meebrengt of nieuwe bevoegdheden aan de Gemeenschap toekent.
Inzet Nederland
Het dossier is in belangrijke mate verbonden met het dossier
raadsconclusies inzake extern luchtvaartbeleid (tevens geagendeerd voor
deze Transportraad. De gemeenschappelijke verklaring spreekt over een
pragmatisch aanpak, dat wil zeggen een gemeenschapsakkoord voor de
ondertekening van horizontale akkoorden en gemengde ondertekening (ook door
lidstaten) voor bredere akkoorden zoals EU-VS. Er is hier mogelijk gevaar
voor verdere competentie overdracht. De voorgestelde gemeenschappelijke
verklaring beperkt op politiek niveau het risico daarop. Dit is een stap in
de goede richting.
Verslag
De Raad ging zonder verdere discussie akkoord met het voorgelegde besluit,
waardoor deze Overeenkomst als een Gemeenschapsakkoord zal worden getekend.
Luchtvaartonderhandelingen EU - VS
- Informatie van de Commissie
- Uitwisselen standpunten
Stand van zaken
De Europese Commissie wil zo snel mogelijk een akkoord bereiken met de VS
over een Open Aviation Area (OAA), nadat dit in juni 2004 is mislukt.
Tijdens het bezoek van Commissaris Barrot aan Washington (op 21 en 22
maart) is gebleken dat ook de VS voorzichtig bereid lijken om de
onderhandelingen opnieuw te starten. De Raad heeft steun uitgesproken voor
hervatting van de onderhandelingen en de Commissie geadviseerd door te gaan
met technische besprekingen met de VS ter voorbereiding van een formele
onderhandelingsronde. De Commissie zal tijdens de Transportraad de stand
van zaken toelichten.
Inzet Nederland
Nederland steunt de Commissie en heeft tijdens het Nederlandse
voorzitterschap getracht een akkoord dichterbij te brengen. Er bleek echter
onvoldoende steun bij de lidstaten en de luchtvaartsector. Het economische
belang bij een akkoord voor de sector is echter groot en de lidstaten én de
sector beginnen zich dit te realiseren.
Nederland kan zich vinden in de twee fasen benadering die de Commissie
voorstaat als daarmee het doel bereikt kan worden en is van mening dat een
constructieve en pragmatische opstelling nodig is om tot een door beide
partijen aanvaardbaar resultaat te komen.
Gevolgen voor Nederland
Een OAA schept nieuwe mogelijkheden voor de KLM-Air France (niet in de
laatste plaats ten aanzien van financiering en schaalvergroting). Concreet
betekent een OAA dat de alliantie KLM-Air France geen luchtvaartpolitieke
belemmeringen zal ondervinden.
Het achterwege blijven van een resultaat kan op termijn negatieve gevolgen
hebben voor het open skies verdrag tussen Nederland en de VS. De Commissie
heeft namelijk onlangs een inbreukprocedure tegen Nederland opgestart met
als inzet het opzeggen van de open skies. De procedure is een drukmiddel
van de Commissie om een meer coöperatieve opstelling te krijgen.
Verslag
Commissaris Barrot deed verslag van de technische gesprekken die de EU en
de VS hadden gehouden. Hij hoopte dat op korte termijn hervatting van de
onderhandelingen mogelijk zou zijn.
Bij de convergentie van de toepassing van regelgeving zou voortgang geboekt
kunnen worden op het gebied van staatssteun en beveiliging. Bij
markttoegang zou een uitruil mogelijk moeten zijn tussen de 5de vrijheid -
het recht om betalende lading te vervoeren tussen twee vreemde landen, op
een route die begint of eindigt in de eigen staat - en de eigendomsrechten.
Barrot toonde zich 'relativement optimiste' voor het vervolg.
Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake
een communautaire vergunning voor luchtverkeersleiders ("ATCO Licence")
- Politiek akkoord
Doel van het voorstel
De huidige fragmentatie van het Europese luchtruim vormt een grote
belemmering voor een efficiënter gebruik van beschikbare capaciteit.
Ondanks internationale regelgeving vanuit ICAO en EUROCONTROL hebben
diverse studies aangetoond dat deze fragmentatie zich uitstrekt tot de door
lidstaten gehanteerde opleidingseisen en de wijze van vergunningverlening
aan luchtverkeersleiders. Vanuit het perspectief van de totstandkoming van
een gemeenschappelijk Europees luchtruim met een zo hoog mogelijk niveau
van veiligheid, dient gekomen te worden tot harmonisatie van de vergunning
voor luchtverkeersleiders. Het voorstel levert een belangrijke aanvulling
op het in 2004 in werking getreden wetgevend kader voor de Single European
Sky.
Het voorstel stelt de voorwaarden vast voor toegang tot en uitoefening van
het beroep van luchtverkeersleider en is van toepassing op kandidaten voor
een vergunning van
leerling-luchtverkeersleider en op luchtverkeersleiders die werken bij een
verlener van luchtverkeersdiensten die hoofdzakelijk aan burgerluchtverkeer
verkeersdiensten verleent.
Stand van zaken
Tijdens de Transportraad van 9-10 december 2004 is, onder Nederlands
voorzitterschap, reeds een algemene oriëntatie bereikt. Het Europees
Parlement heeft inmiddels zijn positie in eerste lezing bepaald. Tijdens de
Transportraad van 27 juni zal getracht worden te komen tot een politiek
akkoord dat snel en ongewijzigd door het Europees Parlement aangenomen kan
worden. Het enige openstaande punt in de onderhandelingen tussen de Raad en
het Europees Parlement betreft de voorwaarden waaronder een
luchtverkeersleider uit lidstaat A aan de slag kan gaan in lidstaat B. Het
Europees Parlement wenst hierover een rechtspositioneel aspect
(arbeidsvoorwaarden) op te nemen in de richtlijn. Hoewel dit aspect formeel
gezien niet thuis hoort in de richtlijn omdat deze gaat over de
harmonisatie van het brevet van luchtverkeersleiders en het bij
tewerkstelling van een luchtverkeersleider gaat om een vaste arbeidsrelatie
(en dus de arbeidsvoorwaarden gelden van het land waarin de arbeid wordt
verricht), is de Raad wel bereid om het Europees Parlement tegemoet te
komen in de vorm van het opnemen van het punt in een recital.
Nederlandse inzet
Nederland is voorstander van een geharmoniseerd systeem voor de
vergunningverlening aan luchtverkeersleiders. Deze richtlijn zal bijdragen
aan de veiligheid in het luchtverkeer maar zal mogelijk ook een aanzet
geven tot grotere mobiliteit van luchtverkeersleiders. Nederland kan zich
vinden in de gekozen benadering met betrekking tot het Europees Parlement.
Gevolgen voor Nederland
Deze richtlijn draagt bij aan de veiligheid in het luchtverkeer, ook in
Nederland, en vergroot de kansen op de Europese arbeidsmarkt voor
Nederlandse luchtverkeersleiders.
Verslag
Het voorzitterschap meldde dat de voorzitter van de EP TRAN commissie zich
inmiddels tot de voorliggende tekst had geëngageerd en kon concluderen dat
de Raad het voorstel unaniem als politiek akkoord had aangenomen.
Sloopschepen
- Op verzoek van Nederland geagendeerd
Nederland zal onder agendapunt "diversen" aandacht vragen voor de
problematiek van het milieuverantwoord en veilig slopen van schepen en zal
lidstaten oproepen mee te werken om het lopende proces tot vaststelling van
mondiale, verplichtende maatregelen over dit onderwerp te bespoedigen.
De problematiek van het milieuverantwoord en veilig slopen is actueel nu
per april 2005 mondiale regels van kracht zijn geworden over het versneld
uitfaseren van enkelwandige olietankers. Dit zal betekenen dat er in de
komende jaren een toenemende behoefte zal zijn aan sloopcapaciteit. De
mondiale regels over versneld uitfaseren van enkelwandige olietankers zijn
op initiatief van de EU tot stand gekomen, eerder waren binnen de EU al
dergelijke maatregelen van kracht naar aanleiding van de ongelukken in
Europa met de olietankers Erika en Prestige.
Mondiaal wordt de problematiek van sloopschepen in een zogenaamde Joint
Working Group bestaande uit de IMO (Internationale Maritieme Organisatie),
de ILO en de Conventie van Basel besproken. Doel is om de aanpak op dit
terrein tussen de drie organisaties te coördineren. In EU-verband zal ook
in de komende Milieuraad van 24 juni aandacht zijn voor de problematiek.
Verslag
De voorzitter zei verheugd te zijn dat de Milieuraad op 24 juni
conclusies had kunnen aannemen over samenwerking op het gebied van het
milieuvriendelijk slopen van zeeschepen in het daartoe geëigende
internationale forum, te weten de Joint Working Group on Ship Scrapping van
de ILO, IMO en de Basel Conventie. Nederland wees de ministers van
transport op hun verantwoordelijkheden, immers door hun besluitvorming over
versnelde uitfasering van enkelwandige tankers zou de druk op
sloopcapaciteit toenemen, en deed een oproep aan allen actief mee te werken
in de lopende internationale besprekingen om zo spoedig mogelijk mondiaal
verplichtende maatregelen voor het veilig en verantwoord slopen van schepen
te bewerkstelligen.
EU-OPS
- Diversen punt (informatie van het voorzitterschap)
Het voorzitterschap zal informatie verstrekken over de te volgen procedure
met betrekking tot de afronding van het dossier EU-OPS (harmonisatie van
technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de
burgerluchtvaart). Op dit dossier is tijdens de Transportraad van 9-10
december 2004 al een gedeeltelijk politiek akkoord bereikt. Over de laatste
technische details is nu ook overeenstemming bereikt. De vertalingen zijn
echter pas in september gereed en daarom wordt nu voorgesteld het dossier
eind 2005 als A-punt te agenderen opdat het in het voorjaar van 2006 van
kracht zou kunnen worden.
Verslag
De voorzitter constateerde dat de tekst van dit onderwerp gereed was op de
vertaling na. Hij hoopte dat het besluit onder het Britse voorzitterschap
zou kunnen worden gerealiseerd.
Digitale Tachograaf
- Diversen punt (informatie van de Europese Commissie)
Mogelijk zal de Commissie aangeven geen concessies te willen doen met
betrekking tot de invoeringsdatum van de digitale tachograaf.
Verslag
De Commissie bood toch een opening door een periode van co-
existentie van maximaal 6 maanden voor te stellen. Het
voorzitterschap verzocht de Commissie dit standpunt op schrift te
stellen.
NB: de Commissie heeft inmiddels een brief verstuurd aan de lidstaten
waarin staat vermeld dat de periode van co-existentie gehandhaafd zal
worden tot 31 december 2005.
Luchtkwaliteit
Dit onderwerp was ter plekke aan de agenda toegevoegd op verzoek van
Nederland, dat aandacht vroeg voor de gevolgen die de implementatie van EU-
regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit in ons land had op de aanleg
van o.a. transportinfrastructuur op lokaal niveau. Nederland pleitte voor
een herziening van - en ook meer intelligente - regelgeving. Met betrekking
tot gedifferentieerde normen zou op lokaal niveau meer flexibiliteit kunnen
worden geboden, zonder de overall luchtkwaliteitsdoelstellingen teniet te
doen. NL verzocht Commissaris Barrot in het college mee te werken aan een
snelle presentatie van de thematische strategie.
De Commissaris gaf aan de zorg van Nederland te begrijpen en wilde ook
meewerken aan een oplossing daarvan.
-----------------------
(Convention relative aux transports internationaux ferroviaires/ Règles
uniformes concernant le contrat de transport international ferroviaire des
voyageurs et des bagages)
Ministerie van Verkeer en Waterstaat