AzG:immigranten gedumpt na uitzetting uit Spaanse enclaves
Artsen zonder grenzen
Amsterdam/El Aouina-Souatar, 7 oktober 2005. Medische teams van Artsen zonder Grenzen
hebben afgelopen nacht een groep van ruim 500 Afrikaanse immigranten aangetroffen in de
Marokkaanse woestijn. De immigranten waren eerder uit de Spaanse enclaves Ceuta en
Melilla uitgezet. Volgens de immigranten heeft de Marokkaanse politie hen in bussen en
vrachtwagens naar het gebied bij de Algerijnse grens overgebracht en aan hun lot
overgelaten.
De groep bevindt zich bij de plaats El Aouina-Souatar, 600 kilometer ten zuiden van de
stad Oujda, in een dunbevolkt gebied. De mensen hebben geen water of voedsel. Artsen
zonder Grenzen heeft tot nu toe 50 van hen behandeld. Een aantal van hen was gewond
geraakt bij een poging over de grenshekken rond Ceuta en Melilla te klimmen. Anderen
hadden verwondingen die te wijten waren aan rubber kogels en slagen met knuppels. Dit
toont aan dat de mensen slachtoffer zijn geworden van Spaans en Marokkaans politiegeweld.
Coördinator van de hulpoperatie in zuidelijk Marokko Javier Gabaldón
veroordeelt "de uitzetting en het aan hun lot overlaten van deze immigranten in een
gebied waar ze geen water of voedsel hebben en waar ze geen medische en humanitaire hulp
hebben. Daarbij komt nog dat velen van hen ziek of gewond zijn."
Artsen zonder Grenzen richt zich vooral op de zorg aan de zwaksten in de groep: zwangere
vrouwen, kinderen en gewonden. Zes ernstig gewonden zijn overgebracht naar een ziekenhuis
van de dichtstbijzijnde stad.
Artsen zonder Grenzen zorgt ook voor drinkwater, voeding en kleding. Een zending met meer
hulpmateriaal vanuit de Marokkaanse havenstad Tanger is in voorbereiding.
Het terugsturen van immigranten naar een land dat nauwelijks in staat is hun rechten te
garanderen, is een schending van artikel 3 van de Conventie tegen Marteling en andere
Wrede, Inhumane of Degraderende Behandelingen of Bestraffingen. De conventie is door
zowel Spanje als Marokko ondertekend.