Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
AV/A&Z/2005/ 78465

Onderwerp Datum
Kinderopvang en de invulling van de 7 oktober 2005
intensivering van 200 mln.

Op 1 januari van dit jaar is de Wet kinderopvang van kracht geworden. Met deze wet is de kinderopvang in Nederland verbeterd. Zo gaat deze wet uit van een centrale positie van de ouders: zij kiezen het kinderopvangcentrum of gastouderbureau en betalen de factuur. Als marktpartij kunnen zij hun invloed uitoefenen op de kwaliteit van de instelling. De wet gaat uit van tripartiete financiering, waarbij de overheid, de werkgevers en de ouders gemiddeld elk eenderde van de kosten voor hun rekening nemen. Specifieke doelgroepen kunnen aanspraak maken op een tegemoetkoming van de gemeente of van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Met de invoering van de wet werd ook de toegankelijkheid van de kinderopvang voor alle ouders gelijk. Dat was daarvoor niet het geval. Als werkgevers geen bedrijfsplaats regelden of ouders niet tot de doelgroep van de gemeente behoorden, was formele kinderopvang alleen in de particuliere opvang mogelijk. Tevens heeft de wet de toegankelijkheid van formele kinderopvang vooral voor de lage inkomens sterk verbeterd. Ouders met een inkomen tot 130 procent van het wettelijk minimumloon en met twee betalende werkgevers betalen met deze wet voor de dagopvang gemiddeld slechts 2,80 per dag ofwel 35 cent per uur.
Controle op de kwaliteit is voorts voor een deel bij de ouders neergelegd. Ieder kindercentrum of gastouderbureau dient een oudercommissie te hebben en belangrijke zaken over de opvang daaraan ter advies voor te leggen. Daarnaast is de controle op de kwaliteit van de kinderopvang bij de gemeente neergelegd, met uitvoering door de GGD'en. Het toezicht is verbeterd en geüniformeerd. Het Rijk ziet toe op de wijze waarop de gemeenten deze toezichtstaak uitvoeren.

Het kabinet zal, zoals aangekondigd in de begroting van SZW voor het jaar 2006, in de begroting voor 2007 een Beleidsdoorlichting arbeid en zorg presenteren. Het stelsel van verlofarrangementen en het stelsel van kinderopvang zullen daarbij worden bezien in het licht van de beleidsdoelstelling 'bevorderen dat werknemers arbeid en zorg kunnen combineren'. Eventuele nadere conclusies op basis van deze beleidsdoorlichting zal het kabinet eveneens in deze begroting van SZW voor 2007 opnemen.

Gezien het belang van een goede kinderopvang voor de arbeidsparticipatie, is het kabinet voornemens de uitgaven voor kinderopvang ten opzichte van 2005 fors te intensiveren met 200 miljoen. Dat is bijna 30 procent meer. Deze gelden worden gebruikt voor een verlaging van de


---

kosten van formele kinderopvang voor de midden- en hogere inkomens, een bevordering van de tussenschoolse opvang, een bevordering van de voor ­ en naschoolse opvang (motie Van Aartsen/Bos1), een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang voor ouders die hun baan verliezen en in de WW terechtkomen, maar (nog) niet in een reïntegratietraject zitten en voor het bevorderen van de kwaliteit van de kinderopvang (zie voor een overzicht de bijlage).

Het eerste punt betreft de hoge kosten van formele kinderopvang voor de midden- en hogere inkomens en het mogelijk negatieve effect daarvan op de arbeidsparticipatie van de minstverdienende ouder (veelal de vrouw). Het kabinet heeft besloten om in 2006 voor deze inkomensgroepen de rijksbijdrage voor kinderopvang zowel voor het eerste kind als voor het tweede en het volgende kind te verhogen. Dit wordt gerealiseerd met het Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit tegemoetkoming voor kosten kinderopvang dat op 19 september jl. voor de voorhangprocedure naar het parlement is gestuurd. Hiermee is structureel 130 miljoen gemoeid. Zoals vermeld in de nota van toelichting bij dit ontwerpbesluit kan het netto-voordeel ten opzichte van de tabellen voor 2005 voor de daar aangegeven, meest voorkomende huishoudentypen, afhankelijk van onder meer het aantal dagen dat kinderopvang wordt gebruikt, variëren van 150 tot bijna 1800 per jaar.

Daarnaast is tussenschoolse opvang (TSO) voor werkende ouders met kinderen op de basisschool een punt dat al vóór de invoering van de Wet kinderopvang aandacht heeft gekregen. Ongeveer de helft van de basisschoolleerlingen maakt gebruik van TSO. Knelpunten liggen vooral op het gebied van personeel en huisvesting. TSO is grotendeels afhankelijk van de inzet van vrijwilligers. Door de toename van de arbeidsparticipatie van vrouwen zijn er echter minder vrijwilligers beschikbaar, terwijl er tegelijkertijd steeds meer kinderen gebruik maken van TSO. Wanneer scholen een kwalitatief goede TSO aanbieden, zullen meer basisschoolleerlingen van deze voorziening gebruik gaan maken. Dit zal naar verwachting een positief effect hebben op de arbeidsparticipatie van vrouwen. Het kabinet wil met 30 miljoen structureel vanaf 2006 vooral een impuls geven aan deskundigheidsbevordering van de overblijfkrachten en aan de organisatie van TSO, bijvoorbeeld met behulp van TSO-coördinatoren. In ieder geval is het de bedoeling dat scholen deze middelen inzetten voor de personele knelpunten in de TSO. Het schoolbestuur maakt met de oudergeleding van de medezeggenschapsraad afspraken over de invulling van de intensivering en verantwoordt zich achteraf over het nakomen van deze afspraken.
Daarnaast besteedt de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in 2006 en 2007 een substantieel deel van de 200 miljoen FES-middelen aan multifunctionele gebouwen ten behoeve van brede scholen. Gezien de nauwe samenhang tussen basisschool en kinderopvang binnen de context van de brede school komt dit geld aldus ook ten goede aan het verminderen van het knelpunt op het terrein van huisvesting van de TSO.

Naast het verbeteren van de TSO wordt de voor- en naschoolse opvang verder ontwikkeld. Dit ook in het verlengde van de eerder genoemde motie Van Aartsen/Bos, waarin de regering wordt verzocht de wet- en regelgeving zodanig aan te passen dat met ingang van 1 januari 2007 scholen worden verplicht hetzij voor- en naschoolse opvang te bieden tussen 7:30 en 18:30 uur, hetzij faciliteiten te bieden waarbinnen andere partijen dat doen en de randvoorwaarden hierbij aan te


1 Kamerstukken II, 2005-2006, 30300, nr 14.


---

geven. Over de wijze waarop het kabinet omgaat met de motie Van Aartsen/ Bos wordt u separaat geïnformeerd door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en mij.

Voor het kabinet is voorts een belangrijk aandachtspunt de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang voor ouders die hun baan verliezen, in de WW terechtkomen, maar niet of nog niet in een reïntegratietraject zijn opgenomen. De ouder die in de WW terechtkomt kan gedurende de rest van het kalenderjaar nog aanspraak maken op een tegemoetkoming. Voor ouders die tegen het eind van een kalenderjaar hun baan verliezen, is dat maar een korte periode. Dit kan betekenen dat zij de kinderopvang vanwege te hoge kosten moeten beëindigen. Dat belemmert het zo spoedig mogelijk aan het werk gaan.
Het kabinet stelt als oplossing voor dat iedere ouder die zijn baan verliest en in de WW komt voor een periode van ten hoogste zes maanden, aanspraak op de kinderopvangtegemoetkoming kan behouden. Daarnaast compenseert het Rijk in deze periode de wegvallende werkgeversbijdrage. Zo wordt bereikt dat deze ouders de kinderopvangplaats kunnen behouden om zo spoedig mogelijk weer aan het werk te kunnen gaan. Hiermee is structureel een bedrag van 8 miljoen gemoeid. Thans wordt onderzocht of deze mogelijkheid met ingang van 1 januari 2007 kan worden gerealiseerd.

Tevens wil het kabinet structureel 5 miljoen besteden aan de bevordering van de kwaliteit van kinderopvang, versterking en verscherping van het toezicht hierop, evenals aan versterking van de handhaving. Hiervoor verwijs ik zowel naar mijn brief van 12 september jl. 2 als naar de brief die ik heden separaat naar uw Kamer zend. Eind oktober heb ik hierover overleg met de kinder- opvangsector en met GGD Nederland en de VNG. Zoals ik u heb toegezegd bericht ik u in oktober over de uitkomsten hiervan.

Naast de besteding van de 200 miljoen heeft het kabinet besloten om voor kinderopvang voor huishoudens met een sociaal-medische problematiek extra geld uit te trekken. Uit het budget van de Wet kinderopvang zal voor de jaren 2006 en 2007 10 miljoen extra naar het Gemeentefonds worden overgeheveld (zoals vermeld in Begroting SZW voor 2006). Het bedrag dat in 2005 voor de kinderopvang voor deze doelgroep in het Gemeentefonds is gestort, blijkt niet toereikend te zijn. Werknemers met een chronisch zieke of gehandicapte partner hadden in 2004 een bedrijfsplaats, terwijl zij vanaf 2005 zijn aangewezen op een kinderopvangplaats op sociaal- medische indicatie via de gemeente. In de loop van 2007 zal vervolgens een besluit worden genomen of de huidige situatie waarbij de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de financiering van de kinderopvang van deze doelgroep zal worden gecontinueerd en/ of dat deze doelgroep onder een ander wettelijk regime komt, zoals bijvoorbeeld de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Het kabinet heeft als ambitie uitgesproken dat in 2008 90 procent van de werknemers aanspraak kan maken op een toereikende werkgeversbijdrage. Momenteel kan 73,5 procent van de werknemers in Nederland aanspraak maken op een werkgeversbijdrage, zo blijkt uit recent onderzoek (zie mijn brief van 12 september jl. 3). Het aantal CAO's met een kinderopvangregeling neemt toe. Zoals ik u heb toegezegd zal ik in 2006 op basis van evaluatieonderzoek met de Kamer


2 Kamerstukken II, 2004-2005, 28 447, nr. 108.

3 Kamerstukken II, 2004-2005, 28 447, nr. 109.


4

spreken over de dan geldende dekkingsgraad van de werkgeversbijdragen en de conclusies die daaruit moeten worden getrokken. Daarbij zal ik in ogenschouw nemen of de ontwikkeling uitzicht geeft op een dekkingsgraad van 90 procent in 2008, waarbij de werkgeversbijdrage beschikbaar is voor zowel de 0- tot 4-jarigen als de 5- tot 12-jarigen en dat deze eenzesde van de kosten dekt.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A. J. de Geus)


5

Bijlage

Tabel over uitgaven kinderopvang (bedragen in mln. )
2006 Vanaf
2007
Verhoging basistoeslag 130 130
Tussenschoolse opvang 30 30
Voor- en naschoolse opvang 35 27
Kosten kinderopvang voor WW-ers - 8
Kwaliteitsbevordering en aanscherping 5 5
toezicht
Totaal 200 200