Ministerie van Buitenlandse Zaken

Speech door Agnes van Ardenne-van der Hoeven,

minister voor Ontwikkelingssamenwerking.

Landelijke vrijwilligersdag Internationale Activiteiten Rode Kruis,

8 oktober 2005, Garderen.

(Gesproken woord geldt)

Opstandige burgers gezocht

Dames en heren,

"Op een stuk land van een paar kilometer lang stonden nu nog slechts vijf gebouwen: het lege, doodskopachtige omhulsel van een school, waaruit alle deuren en ramen weg waren; een mooie witgepleisterde bungalow; een hek waarboven de woorden RAJIV GANDHI MEMORIAL PARK stonden geschilderd; een als door een wonder onbeschadigd gebleven Murugan-tempeltje, pal aan zee; en ten slotte het skelet van een kerk, met een rij parallelle bogen oprijzend uit het puin, als de gebleekte ribben van een dood beest. De palmen aan zee waren onbeschadigd en stonden overeind, de bladeren nog heel maar de andere bomen ter plekke waren al hun bladeren kwijt en bij enkele zaten bussen, auto's en stukken golfplaat om de stam heen gebogen. Als die boomstammen en de wuivende palmen er niet gestaan hadden, dan zou de eerste visuele analogie die zich opdrong die zijn geweest van een Hiroshima na de bom. Zwerfhonden liepen te scharrelen in de ruïnes en keken op als om hun verrassing te uiten bij het zien van menselijke wezens die nog liepen en overeind stonden.".

Zo beschrijft de Indiase schrijver Amitav Ghosh de verwoesting van een klein dorpje door de tsunami, nu 9 maanden geleden. Water wijkt voor niets, voor niemand. Alle windstreken van de wereld kunnen getroffen worden. De lijken die door de straten van New Orleans dreven zijn daarvan de stille getuigen. Maar rampen raken wel het meest de meest kwetsbare landen. We lezen in het nieuwe World Disasters Report, dat in arme landen meer dan tien keer zoveel mensen door rampen omkomen dan in rijke landen. De tsunami spoelde ongeveer 225.000 mensenlevens weg, vaak op plaatsen die eigenlijk al rampgebied waren door een dodelijke combinatie van armoede en conflict. Gelukkig waren we niet alleen getuige van de blinde kracht van de natuur, maar ook van de helende kracht van menselijke compassie. Nederlanders zetten die compassie om in concrete actie door meer dan 200 miljoen euro op giro 555 te storten. Deze positieve impuls uit de samenleving vulde ik als minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan met 31 miljoen euro noodhulp en 200 miljoen euro wederopbouwhulp. Nu, 9 maanden nadat het noodlot toesloeg, hebben we de mensen in het rampgebied allerminst aan hun lot overgelaten. Integendeel, we werken hard aan de wederopbouw van dorpjes zoals beschreven door Amitav Ghosh. De wederopbouw van het leven van mens en maatschappij. Maar tussen alle bedrijven door mogen we niet nalaten een belangrijke vraag te beantwoorden: hoe houden we de maatschappelijk compassie die op tweede kerstdag boven water kwam vast? Hoe kunnen we die solidariteit aanwenden ten gunste van ontwikkelingssamenwerking in het algemeen?

Dames en heren,

Voordat ik inga op die vraag, wil ik eerst een compliment uitdelen. Een compliment aan het Rode Kruis. Al sinds de 19e eeuw is deze organisatie een baken van nationale en internationale solidariteit. En als ik vandaag om mij heen kijk en de vele vrijwilligers zie, dan denk ik bij mezelf: ook vandaag de dag nog, en morgen. Het Rode Kruis is daarom een belangrijke, nee onmisbare, partner voor de Nederlandse overheid. Na de tsunamiramp konden wij dan ook op u rekenen. Al op 28 december vertrokken de eerste vluchten van het Rode Kruis, georganiseerd vanuit ons departement. Tenten en dekens voor de meest kwetsbaren, in Sri Lanka, in Indonesië. Naast een sterk nationaal Rode Kruis, hebben we natuurlijk ook sterke afdelingen in ontwikkelingslanden zelf nodig. Om die reden heb ik bijgedragen aan een programma voor capaciteitsversterking van het Indonesische Rode Kruis. Toen het noodlot op tweede kerstdag toesloeg, bleken de managementcursussen en communicatie-apparatuur van dit programma ongetwijfeld van onschatbare waarde. Ik hoop hierover straks te horen van uw collega's uit Indonesië, die vandaag bij ons zijn.

Dames en heren,

Het Rode Kruis is niet alleen een waardevolle strategische partner vanwege zijn wereldwijde netwerk van vrijwilligers, die zich inzetten voor nationale en internationale hulpverlening. Ook vanwege zijn rol als hoeder van het humanitaire oorlogsrecht, van de Geneefse verdragen. Na afloop van een veldslag in 1859 tussen het Franse leger van Napoleon III en het Oostenrijkse leger, zag de Zwitserse bankier Jean Henry Dunant hoe 40.000 slachtoffers achterbleven op het slagveld, zonder medische verzorging, zonder water of voedsel. De televisie is een relatief nieuw fenomeen, de kracht van beelden is dat niet. Het schrijnende beeld van de kermende en kreperende gewonden bracht Dunant er niet alleen toe om het Rode Kruis op te richten: hij gaf ook de aanzet tot het eerste internationale verdrag over de behandeling van gewonden in een oorlogssituatie, dat in 1864 werd bekrachtigd. Dunant was, in de woorden van Albert Camus, een rebel. Oftewel, een mens die uit lotsverbondenheid met de ander in opstand komt. In opstand tegen leed en onderdrukking. In die zin zijn wij allen opstandelingen. Dunant kreeg voor zijn rebellie tegen onmenselijke misère in 1901 de Nobelprijs voor de Vrede. De Nobelprijzen zijn deze week al grotendeels vergeven, maar ik mag vandaag wel een aanmoedigingsprijs uitreiken. Hierop kom ik later nog terug.

Net als de wereld zelf, is het humanitaire recht voortdurend in beweging. Drie weken geleden hebben wereldleiders in New York een belangrijke stap in de goede richting gezet. Het principe "responsibility to protect" is nu een geaccepteerde rechtsnorm. Wanneer overheden onwillig dan wel onmachtig zijn om ernstige en grootschalige schendingen van fundamentele mensenrechten te voorkomen of te beëindigen, dan verschuift de verantwoordelijkheid voor de bescherming van burgers naar de internationale gemeenschap. Géén Darfur meer, géén Rwanda meer, dat hebben wereldleiders nu beloofd. Een andere stap in de goede richting was de oprichting van een noodhulpfonds, waaraan ik in 2006 al 10 miljoen euro bijdraag. VN-organisaties hoeven nu niet meer te wachten totdat de lidstaten wakker worden, maar kunnen het geld van dit fonds op het juiste moment op de juiste plek inzetten: in acute noodsituaties en voor vergeten crises. Géén Niger meer, dat hebben wereldleiders nu beloofd. Het is aan burgers om hun regeringen aan deze en andere beloften te houden. Aan te spreken op afspraken. Opstandige burgers.

Dames en heren,

Nu kom ik op de vraag die ik aan het begin opwierp: hoe kunnen wij de compassie die burgers na de tsunami aan de dag legden vasthouden en ook benutten voor ontwikkelingssamenwerking in het algemeen? Dat is een vraag die eveneens het Rode Kruis, als organisatie met diepe wortels in de samenleving, natuurlijk ten diepste aangaat. Het voor de hand liggende antwoord is: resultaten, resultaten en nog eens resultaten. Onderzoek na onderzoek wijst uit, dat de moderne burger géén genoegen neemt met geven alleen. Hij of zij wil terecht ook resultaten zien. Waar is die euro gebleven? Hoeveel kinderen kunnen alweer naar school? Hoeveel mensen hebben er alweer water? Het is daarbij jammer, dat de media zich vooral op minder geslaagde projecten lijken te richten. Journalisten en cameraploegen struinden het rampgebied af, op zoek naar rotte appels. U heeft vast gehoord over het "Holland House of Hope", in Sri Lanka. Een weeshuis zonder wezen. En u heeft ongetwijfeld gelezen over het Indonesische meisje dat ziek werd doordat zij drie vaccinaties van drie verschillende organisaties kreeg. Ik geloof dat dat verhaal in alle kranten stond. Straks in december, één jaar na de tsunami, zullen de cameraploegen weer naar Zuid-Oost Azië afreizen. Richt je camera niet alleen op de rotte appels, maar juist ook eens op de nieuwe bomen die geplant zijn, dat is mijn pleidooi.

Hulporganisaties hebben natuurlijk daarnaast zelf de verantwoordelijkheid om de aandacht te richten op die nieuwe bomen. Op dit punt hebben de Samenwerkende Hulporganisaties van Giro 555 naar mijn mening een grote verbeterslag gemaakt. Er wordt, meer dan in het verleden, gezamenlijk en gericht gecommuniceerd over welke hulp waar terechtkomt en met welk resultaat. Dat is de basis voor een sterk draagvlak. Zelf zie ik er persoonlijk op toe, dat de tsunamigelden uit mijn budget resultaatgericht worden besteed en dat de samenleving hiervan op de hoogte wordt gehouden, bijvoorbeeld via de website van het ministerie. Het gaat erom, dat we precies weten wat er in het veld gebeurt en wat er bij de mensen daar terechtkomt. Zo heeft het Rode Kruis, met geld van het ministerie, in Indonesië 40.000 dekens, 11.000 keukensets, 5500 tenten en 180.000 medische pakketten verstrekt. Dat zijn concrete verbeteringen in het leven van de meest kwetsbaren ­ concrete resultaten. Rekenschap over resultaten betaalt zich uit in draagvlak.

Ook nu de noodhulpfase voorbij is, tijdens de wederopbouw, blijven transparantie en rekenschap van het grootste belang. Nederland is met een bijdrage van 50 miljoen euro dit jaar één van de grootste donoren van het hulpfonds van de Wereldbank in Indonesië. Via dit gezamenlijke fonds werken donoren met vereende krachten en met zo min mogelijk administratieve rompslomp samen. Er lopen al activiteiten voor het behuizen van ontheemde mensen, het opnieuw registreren van eigendomsrechten en het opzetten van inspraakorganen voor de lokale bevolking. In Sri Lanka komt het gezamenlijke hulpfonds door de politieke situatie op het eiland helaas niet van de grond. De regering en de Tamil Tijgers hebben dan wel overeenstemming bereikt over het beheer van het fonds, maar deze overeenkomst wacht nu op het fiat van het Sri Lankaanse hooggerechtshof. Daarnaast kan ook de uitkomst van de presidentsverkiezingen in november nog roet in het eten gooien. Inmiddels heeft Nederland, evenals de EU-partners, besloten tot nader bericht geen delegaties van de Tamil Tijgers meer op het ministerie te ontvangen. In elk geval zolang de Tamil Tijgers politiek geweld niet afzweren en kinderen blijven recruteren en inzetten voor de gewapende strijd. Het is duidelijk, dat we met onze wederopbouwhulp niet kunnen wachten totdat dit politieke moeras is leeggepompt. Daarom heeft onze ambassade in Colombo alvast diverse projecten opgestart voor het herstel van boten en woningen ­ ook de mensen in het noorden en oosten zullen hiervan profiteren. Verder zal ik voor 10 miljoen euro bijdragen aan de reparatie van het spoorwegsysteem. De realiteit is wel, dat we pas echt overal op Sri Lanka effectieve hulp kunnen bieden, als ook het politieke proces op het juiste spoor zit.

Deze week heeft het Engelse Rode Kruis aangegeven, dat er in Sri Lanka teveel geld in een te korte tijd uitgegeven moet worden. Het is moedig, dat het Rode Kruis dit probleem publiekelijk durft te benoemen. Transparantie betaalt zich uit in vertrouwen bij het publiek. Ik roep alle maatschappelijke organisaties op om evenals de Nederlandse overheid de wederopbouwperiode te verlengen tot vijf jaar, zodat het geld op een effectieve en ordentelijke manier kan worden besteed. Verder moeten alle hulporganisaties op het eiland beter coördineren, zowel onderling als met de overheid. Dat is de enige manier om duurzame resultaten te boeken.

Dames en heren,

De noodzaak om resultaten te laten zien gaat natuurlijk verder dan de tsunamihulp alleen. Het gaat om iedere ontwikkelingseuro. Daarom zijn we steeds beter in staat jaarlijks aan de Tweede Kamer resultaten te melden. Zoals een bedrijf verantwoording aflegt aan de aandeelhouders over de behaalde resultaten, zo zet ik eveneens op een rijtje hoeveel winst ik heb behaald. Winst voor de armen. Verder bestaat het fundament onder mijn beleid niet uit verheven wensdromen, maar uit meetbare en haalbare doelstellingen: de Millennium Ontwikkelingsdoelen. Als we deze doelen halen, dan zijn bijvoorbeeld extreme armoede en honger in 2015 gehalveerd, is de HIV/AIDS-epidemie ingedamd en kunnen alle jongens en meisjes naar school. Drie weken geleden hebben 191 wereldleiders tijdens de VN-top de Millennium Ontwikkelingsdoelen nog eens omarmd als het spoorboekje voor ontwikkelingssamenwerking. "We zijn gecommitteerd aan de Millennium Ontwikkelingsdoelen", zo benadrukte zelfs president Bush.

Dames en heren,

Internationale organisaties, NGO's en overheden moeten burgers dus laten zien dat zij concrete stappen zetten richting 2015, richting het behalen van de Millennium Ontwikkelingsdoelen. Maar draagvlak moet ook vanuit de samenleving zelf tot stand komen. Dus niet alleen "top-down", maar ook "bottom-up". Mijn stelling is, dat we dan vooral bij jonge mensen moeten beginnen. Een opstand van jonge mensen tegen leed en onrechtvaardigheid is vaak de motor voor maatschappelijke veranderingen. In de jaren zestig vulden jongeren wereldwijd de straten om, in de woorden van Marcuse, "nee te zeggen". Nee tegen geweld. Nee tegen onderdrukking. Nee tegen discriminatie. Eén van de Amerikaanse studentenleiders, Tom Hayden, was geïnspireerd geraakt door Martin Luther King, die tegen hem zei: "Eens zul je moeten bepalen waarvoor je je wilt inzetten.". De protesten van die jaren gingen niet alleen om de eigen achtertuin. Het ging ook om het leed en de onderdrukking van onbekenden ver weg. Toen 4.600 tanks en 165.000 soldaten van het Warschaupact in de zomer van 1968 hardhandig een einde maakten aan de Praagse Lente ­ ook toen bleven jonge mensen hier in het westen niet aan de kant staan, maar gingen hand in hand de straat op.

Soms vraag ik mij wel eens af: waarom zijn de straten tegenwoordig zo leeg? Waar is die passie, die compassie van 1968 gebleven? Er is immers nog genoeg leed en onrechtvaardigheid in de wereld. Vanavond gaan er weer 300 miljoen kinderen met een lege maag naar bed. Iedere minuut sterft er ergens ter wereld een vrouw tijdens de bevalling of zwangerschap. En, zoals we deze week in een nieuw VN-rapport konden lezen, de helft van alle jonge mensen moet iedere dag zien te overleven met minder dan twee dollar op zak. Uit een andere VN-studie blijkt echter, dat solidariteit onder jongeren vandaag de dag ook niet meer een vanzelfsprekend begrip is. Een Deense vakbond probeerde daarom bijvoorbeeld enige tijd geleden jonge leden aan te trekken met de leus: "wees in solidariteit met jezelf". Over deze leus kan ik kort zijn: dat is geen solidariteit, maar egoïsme.

In haar recente Abel Herzberglezing zei Rita Kohnstamm hierover het volgende: "Veel langer dan nodig is, worden kinderen verzorgd zonder er iets voor terug te hoeven doen. Ze hangen er maatschappelijk gezien voor spek en bonen bij. Ze staan volkomen consumptief in het leven. Veel eerder dan nu gebeurt zouden zij op maat taken kunnen krijgen die sociaal-maatschappelijk relevant zijn.". Naar aanleiding van deze lezing werd in Trouw gepleit voor een maatschappelijke dienstplicht voor jongeren. Ook ik zie een dergelijke plicht als een uitstekende manier om nationale en internationale solidariteit onder jonge mensen te stimuleren. Na het afronden van hun middelbare school zouden jongeren een half jaar de handen uit de mouwen kunnen steken in verpleeg- en ziekenhuizen, bij de politie of brandweer en bij vrijwilligersorganisaties, zoals het Rode Kruis. Ik heb het dus over activiteiten op de terreinen zorg, cultuur, milieubescherming, sport, veiligheid en natuurlijk ontwikkelingssamenwerking. Niet als onderbreking van hun opleiding, maar juist als onderdeel daarvan. We moeten als samenleving immers niet alleen managers, artsen en electriciens opleiden, maar ook burgers. Opstandige burgers, die rebelleren tegen onrecht en de helpende hand uitsteken naar de naaste dichtbij en ver weg. Een maatschappelijke dienstplicht vergroot de samenhang in de samenleving door het bevorderen van het verantwoordelijkheidsgevoel van mensen, de overdracht van normen en waarden en de integratie van allochtonen. En jonge mensen worden er zelf ook wijzer van: ze doen werkervaring op en krijgen de kans om zich alvast op de arbeidsmarkt oriënteren. Via mijn programma Xplore kunnen jongeren op dit moment al uitwisselingen opzetten en stage lopen in ontwikkelingslanden. Evenals andere nationale en internationale initiatieven is dit een vrijwillig programma. Maar ervaring in de samenleving is zo belangrijk, dat we hiernaast ook een verplichte maatschappelijke stage nodig hebben. De vrijblijvendheid voorbij. Maatschappelijke betrokkenheid is immers géén keuzevak maar een burgerplicht.

Dames en heren,

We hebben de internationale solidariteit en de positieve energie van jonge mensen nog hard nodig, het komende decennium. Niet alleen om dorpjes in het tsunamigebied opnieuw op te bouwen, maar ook om in 2015 de Millennium Ontwikkelingsdoelen te behalen. Want wereldleiders kunnen veel beloven, maar uiteindelijk moeten burgers in rijke en in arme landen het werk doen. Een inspanning van mens tot mens. Die inspanningen werpen vruchten af, resultaten. En die resultaten moeten we zichtbaar maken, want dat is het enige medicijn tegen cynisme, tegen de gemakzuchtige houding dat het allemaal niets uitmaakt. Het maakt wel iets uit, en dat weet u beter dan wie ook. Met uw onbaatzuchtige inspanningen maakt u voor veel onbekenden ver weg een verschil. Vandaag mag ik een aanmoedigingsprijs uireiken aan een district dat zich op dit punt heeft onderscheiden: het district Groningen. U heeft HIV/AIDS-programma's ondersteund in de Dominicaanse republiek en zeer actief voorlichting gegeven in Nederland over het humanitair oorlogsrecht. Daarnaast, en dat past uitstekend in mijn betoog van vandaag, hebt u jongeren, zowel in Nederland als in arme landen, betrokken bij ontwikkelingssamenwerking.

Tot slot wil ik alle districten een hart onder de riem steken: want de reis naar 2015 begint hier, op het lokale niveau. Zoals Albert Camus al zei: "Alle grote werken worden geboren op de hoek van een straat of bij de draaideur van een restaurant.".

Dank u.