Toespraak van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, Melanie Schultz
van Haegen, op de Waterschapsdag van de Unie van Waterschappen in Lelystad
(alleen uitgesproken tekst geldt)
Dames en heren,
Zoals u misschien weet ga ik niet alleen over water, maar ook over
luchtvaart. Vandaar dat ik positief verrast was door de locatie die u
hebt gekozen voor deze waterschapsdag. Dit is niet mijn eerste en vast
ook niet mijn laatste toespraak in het Aviodrome. Maar meestal gaan
die over onderwerpen als het level playing field in de luchtvaart of
de rol van regionale luchthavens. Vandaag gaat het hier over water. Je
zou er als staatssecretaris bijna van in de war raken. Ik hoop maar
dat de luchtvaartsector straks niet een `luchtvaartdag' in het Gemaal
IJmuiden organiseert.
Maar genoeg luchtigheid! Ik wil het vandaag vooral met u hebben over
een paar actuele ontwikkelingen rond de Kaderrichtlijn Water. Want na
WB21 en het Nationaal Bestuursakkoord Water is dat denk ik de grootste
bestuurlijke opgave die de komende jaren op ons afkomt. Niet dat we
klaar zijn met `ruimte voor water'. Integendeel. De discussie over
onze omgang met risico's en de koppeling van water en ruimte komt net
goed op gang. Dat bewijst u ook vandaag weer. Maar dat neemt allemaal
niet weg dat we met WB21 wel in een heel andere fase zitten dan met de
Kaderrichtlijn.
Het kernwoord in WB21 is `uitvoeren'. Overal in het land gaat de schop
op dit moment de grond in en krijgt het water meer ruimte. Alleen al
regionaal gaat het in deze kabinetsperiode om zo'n 1000 projecten.
Daar komen de Maaswerken en Ruimte voor de Rivier dus nog eens bij.
Voor de Kaderrichtlijn daarentegen, is de uitvoeringsfase in principe
nog ver weg. De eerste grote mijlpaal komt in 2009. Dan moeten - zoals
u weet - de stroomgebiedsbeheerplannen klaar zijn, waarin staat wie
wat gaat doen. Voorlopig is het kernbegrip voor de Kaderrichtlijn dus
nog niet `uitvoeren', maar `bestuurlijk samenwerken'. En dat niet
alleen nationaal, maar zeker ook met onze buurlanden bovenstrooms en
de Europese Commissie. De belangrijkste uitgangspunten in dit overleg
zijn volgens mij dat er evenwicht moet zijn in de taakverdeling tussen
alle partijen, dat er een gelijk speelveld is voor alle landen, en dat
de kosten in verhouding staan tot het resultaat.
Laat ik u kort vertellen waar ik zelf mee bezig ben. Zoals u misschien
weet, hebben we in het Landelijk Bestuurlijk Overleg Water afgesproken
dat ik elk jaar een zogenaamde decembernota ga uitbrengen. Te beginnen
dit jaar. In die nota zal ik elk jaar de balans opmaken over de
voortgang met WB21 en de Kaderrichtlijn water. Zijn we op de goede
weg? Moeten we bijsturen? Moeten we andere prioriteiten leggen? Om dat
soort vragen gaat het.
In de decembernota 2005 - de eerste dus - zal ik ingaan op de globale
opgave en de globale aanpak van de Kaderrichtlijn Er zijn in de
achterliggende periode enorme prestaties geleverd: door de landbouw,
op het gebied van rioleringen en in het waterzuiveringsbeleid. Maar
wat we nu zien, is dat de verbetering van de waterkwaliteit stagneert.
Tegen die achtergrond zal ik in mijn eerste decembernota in ieder
geval op drie punten terugkomen.
1- ten eerste: de noodzakelijke koppeling van de Kaderrichtlijn
aan WB21,
2- ten tweede: het nutriëntenniveau zoals nitraat en fosfaat;
3- en ten derde: de verontreiniging door chemische stoffen.
Ik wil over elk punt kort iets zeggen, te beginnen met de koppeling.
Goed ingerichte watersystemen zijn beter bestand tegen
verontreiniging. Daarom moeten we - juist nu bezig zijn om het
watersysteem op de schop te nemen - elke kans aangrijpen om doelen te
combineren. Veel van de investeringen voor WB21 kunnen bijdragen aan
de verbetering van de ecologische toestand van het water. U speelt
daar natuurlijk een belangrijke rol, samen met de provincies en
gemeenten. Want net als Ruimte voor Water krijgt ook de Kaderrichtlijn
een gebiedgerichte vertaling. Ook ga ik kijken of we de rijksprojecten
voldoende benutten om een kwaliteitsslag te maken. Een goed voorbeeld
vind ik het Ruimte voor de Rivieren project.
Het tweede probleem - de nutriënten - is hardnekkig. De landbouw is
door de bemesting een belangrijke veroorzaker. Ik wil daar niet te
lang bij stilstaan al onderken ik uiteraard de problematiek. Ik hoor
uit de waterschapswereld vaak het geluid dat de landbouw een veel
grotere bijdrage moet leveren aan de oplossing van dit probleem. Ik
begrijp dat wel, maar we moeten de landbouw ook de tijd geven. Het
heeft geen zin om deze sector, die toch al onder druk staat, in één
keer op enorme kosten te jagen. Ik heb regelmatig overleg met collega
Veerman over welke stappen wij kunnen nemen ten einde een en ander aan
te pakken. Denk bijvoorbeeld aan een nog betere verwerking van mest en
naar de mogelijkheden van mestvrije zones in waterrijke gebieden.
Ten derde het probleem van de chemische verontreiniging. Pas geleden
heeft het kabinet de hoofdlijnen van de `Toekomstagenda Milieu'
vastgesteld. Daarin staat klip en klaar dat er een actieprogramma voor
diffuse bronnen komt, dat is toegesneden op de Kaderrichtlijn Water.
Het staat dus als een paal boven water de emissies verder naar beneden
moeten, maar tegelijkertijd is er wel wat aan de hand met de
Nederlandse beoordelingsmethodes. Wij wijken namelijk nogal af van de
methodes in andere Europese landen. Op dit moment kijk ik samen met
collega Van Geel heel kritisch of en hoe we meer in de pas kunnen gaan
lopen met de rest van Europa. En dat is natuurlijk weer sterk bepalend
voor de beoordeling van de huidige toestand. Ik wijs er met nadruk op
dat het niet onze bedoeling is om hiermee problemen onder het tapijt
te vegen. Voor de prioritaire stoffen blijft gelden dat het aantal
probleemstoffen in ieder geval verminderd wordt. Maar voor een aantal
andere stoffen zou wel eens kunnen blijken dat die minder schadelijk
zijn dan we in eerste instantie dachten.
Dames en heren,
Met de decembernota 2005 geef ik dus een eerste aanzet voor een
pragmatische, haalbare en betaalbare invoering van de Kaderrichtlijn
Water. Volgend jaar moeten we een stap vooruit zetten. Dan moet er ook
duidelijkheid komen over de doelen en de maatregelen zoals die
uiteindelijk in de stroomgebiedbeheersplannen komen. Hier ligt een
belangrijke taak voor de regio en in het bijzonder voor u als
waterschappen. Want u moet die doelen en maatregelen aanleveren. Op
basis van een kosten-batenanalyse kunnen we dan bepalen welke
maatregelen kosteneffectief of maatschappelijk gewenst zijn. Deze
manier van werken heeft drie voordelen. Ten eerste kunnen we zo goed
wegen wat een redelijke en wat een onevenwichtige zware taak is voor
een bepaalde bestuurslaag of maatschappelijke sector. Ten tweede is
een kosten-batenanalyse belangrijk voor ons overleg met de Europese
commissie. En ten derde is het belangrijk voor de continuïteit, want
uw en mijn opvolgers moeten wel weten welke taken vóór 2015 moeten
zijn uitgevoerd.
Dames en heren, ik weet dat de Kaderrichtlijn Water veel inspanningen
vraagt van uw kant. Maar zoals een collega dijkgraaf van u laatst
tegen mij zei: de waterschappen zijn goed in grote werken! Hij verwees
daarbij onder meer naar de goede start van WB21. Uit een recente
enquête van de Unie van Waterschappen over de Kaderrichtlijn blijkt
dat u er feitelijk hetzelfde in staat. U denkt zelf een enorme
bijdrage te kunnen leveren aan het halen van de doelstellingen, de
ecologische doelen voorop. Maar, zo blijkt ook uit die enquête,
Europa, het Rijk en de gemeenten moeten ook hun deel doen. En dat ben
ik volledig met u eens.
We moeten er met zijn allen hard aan trekken: ieder voor zijn eigen
deel, maar vooral ook samen. Misschien mag ik daar een laatste
overdenking van mijn kant aan toevoegen. Want wat mij in het Landelijk
Bestuurlijk Overleg Water en in de regio wel eens opvalt, is dat wij
met zijn allen soms eindeloos lang stilstaan bij discussies over
instrumenten en uitgangspunten. Dat kan zijn nut hebben. Maar dat mag
geen sta in de weg zijn voor de vragen waar het in de praktijk op aan
komt: welke doelstellingen spreken we af? Wat hebben we daarvoor over?
En met welke maatregelen gaan we de doelen op een pragmatische,
haalbare en betaalbare manier uitvoeren.
Of om toch maar af te sluiten met woorden die passen bij de locatie:
de aanvliegroute is duidelijk. Nu is het zaak om niet eindeloos
rondjes te blijven cirkelen. Dat kan levensgevaarlijk zijn, op een
gegeven ogenblik is de brandstof namelijk plotseling op.
Dank u wel.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat