Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

logoocw

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

Den Haag Ons kenmerk 11 oktober 2005 VO/OK/05/43384

Onderwerp Bijlage(n) Evaluatie tweede fase havo/vwo Zeven jaar Tweede Fase, een balans

Hierbij ontvangt u het evaluatierapport `Zeven jaar Tweede Fase, een balans', opgesteld door het Tweede Fase Adviespunt, zoals toegezegd in het Algemeen Overleg van 14 september 2005.

In dit rapport wordt bezien of en in welke mate de invoering van de Tweede Fase havo/vwo heeft opgeleverd wat werd beoogd. Daarbij is uitgegaan van de drie hoofddoelen zoals onderscheiden in de considerans van de Wet Profielen (1997): een betere aansluiting van havo en vwo op het hoger onderwijs, een modernisering van het onderwijsprogramma in de bovenbouw van havo en vwo en het scheppen van meer ruimte voor scholen in de keuze van werkvormen, in het kader van het vergroten van de autonomie van scholen. Beide laatstgenoemde doelstellingen hebben ruim aandacht gekregen tijdens de invoering en hebben inmiddels geleid tot de voorstellen tot herijking die zijn neergelegd bij het aan de Kamer aangeboden wetsvoorstel. Deze onderdelen worden daarom in de evaluatie vooral behandeld in de vorm van een historische terugblik.

Daarnaast besteedt de evaluatie ruim aandacht aan de vraag of de veranderingen in de Tweede Fase er toe hebben geleid dat het havo en het vwo beter voorbereiden op respectievelijk hbo en universiteit. Beantwoording van die vraag is sinds kort tot op zekere hoogte mogelijk, maar ook nu kan het antwoord nog niet volledig zijn. Immers, havo-gediplomeerden met een profielachtergrond zijn vanaf 2001 in groten getale aan hun studie begonnen en voor vwo-gediplomeerden geldt dit vanaf 2002; deze lichtingen waren ten tijde van de beschikbare onderzoeken dus nog niet afgestudeerd.

De gegevens met betrekking tot de doorstroom laten zien dat in verhouding tot de voorafgaande periode meer leerlingen naar havo en vwo gaan en dat dezen in kortere tijd een diploma halen. Ook stromen ze meer door langs de `koninklijke weg': havisten naar het hbo en vwo-ers naar de universiteit. De leerlingen kiezen sterk profielgebonden, waarbij de keuzepatronen van jongens en meisjes sterk verschillen. De keuze voor bèta in het voortgezet onderwijs is na de invoering van de Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl

blad 2/2

tweede fase vrijwel identiek aan de keuze voor bèta in de voorafgaande periode. In veel gevallen zijn de verschillen tussen groepen en de trendmatige ontwikkelingen na invoering van de tweede fase dezelfde als die van voor die periode. Dat geldt ook voor de trend waarbij in het eerste jaar van de studie minder studenten de prestatienorm halen. Er komen minder uitvallers, maar meer overstappers.

De meningen van leerlingen en docenten over de aansluiting tussen voortgezet en hoger onderwijs in de nieuwe situatie vertonen een gedifferentieerd beeld. Havo- en vwo-gediplomeerden oordelen positiever over de aansluiting dan studenten met een diploma oude stijl. Opleiders vinden hen ook op veel terreinen beter onderlegd dan hun voorgangers, maar zijn kritisch over de beheersing van vakinhoudelijke kennis en vaardigheden. De verwachtingen van opleiders in het hoger onderwijs ten opzichte van de tweede-fase instroom lijken om diverse redenen te hooggespannen te zijn geweest: men rekende op een kwalitatief sterkere en meer homogene instroom vanuit de profielstructuur dan uiteindelijk het geval bleek.

Deze laatste gegevens wijzen op het belang van intensivering van de contacten tussen voortgezet en hoger onderwijs, een ontwikkeling die al duidelijk waarneembaar is, zoals het evaluatierapport signaleert. De belangrijkste verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de instellingen zelf, maar ook acties zoals die in het kader van het Deltaplan bèta/techniek leveren hieraan een gerichte bijdrage. Bij de vernieuwing van een aantal vakken in het voortgezet onderwijs die thans gaande is, zal de relatie met het hoger onderwijs een belangrijk aandachtspunt zijn. Meer algemeen geldt dat de constateringen over de vakinhoud bevestigen dat programma's ruimte moeten bieden voor diepgang; de vakken moeten voldoende omvang kennen en niet versnipperd zijn. De voorstellen tot herijking van de tweede fase havo/vwo komen hieraan uitdrukkelijk tegemoet.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Maria J.A. van der Hoeven