D66
In de afgelopen tijd hebben we veel kritische geluiden gehoord over de
stille revolutie van Het Nieuwe Leren. De kwaliteit van ons onderwijs
is gelukkig nog steeds iets wat velen beroert en in de pen doet
klimmen. Maar niet alleen de kwaliteit van onderwijs en leraren is een
punt van grote zorg, ook de kwantiteit. Want zonder leraar geen
onderwijs! Treffend stelt Martin Sommers (Volkskrant 29-9 2005) vast
dat er "tegenwoordig veel meer onderwijskundigen en pedagogen
afstuderen dan vakleerkrachten". Die trend lijkt - te oordelen naar de
instroomcijfers bij de opleidingen- de komende jaren alleen maar
verhevigd door te zetten. Tenzij er nu extra maatregelen genomen
worden stevenen we over 2 of 3 jaar opnieuw af op een groot
lerarentekort. En dat terwijl de desastreuze gevolgen van het vorige
tekort (2000- 2003) nog steeds doorwerken. De eisen die aan het
leraarschap werden gesteld zijn in die tijd steeds verder naar beneden
geschroefd. Er kwamen hoe langer hoe meer onbevoegden voor de klas.
Mbo-3ers met een te laag niveau aan vooropleiding mochten ineens ook
naar de Pabo. En plotseling waren er mensen, zoals minister van der
Hoeven, die meenden dat 4 dagen naar school voor leerlingen ook wel
genoeg was.
Ik durf zelfs te stellen dat ook het Nieuwe Leren- waarbij leerlingen
misschien wel dingen kunnen maar niet veel hoeven te kennen- een
doorgeschoten vrucht is van dat lerarentekort. Immers, in antwoord op
het tekort ging men naarstig op zoek naar methodes van "leren zonder
leraar" en "leren zonder bekwame of bevoegde leraar". Begrijpelijk
wellicht vanuit de situatie van dat moment, maar uiteindelijk
desastreus voor de kwaliteit van het onderwijs en daarmee voor het
aanzien van het beroep van leraar.
Ten koste van alles moet voorkomen worden dat Nederland over 2 à 3
jaar weer in exact dezelfde situatie belandt en dat wederom dit type
kwaliteitsondermijnende maatregelen genomen zullen moeten worden om
kinderen nog enig onderwijs te kunnen bieden.
Van een minister van onderwijs mag verwacht worden dat zij de aanpak
van het dreigende lerarentekort tot haar voornaamste taak rekent. Ook
al is dat tekort nu nog niet zichtbaar en is er in het basisonderwijs
buiten de randstad hier en daar zelfs sprake van een licht overschot.
Regeren is immers vooruitzien. Wat zeker niet helpt is een minister
die de gemoederen in slaap sust met uitspraken als "het valt wel mee".
Weliswaar lijken de tekorten in het basisonderwijs iets minder groot
dan eerder voorspeld, maar de laatste cijfers uit de jaarlijkse
trendnota "Werken in het Onderwijs" geven aan dat ook in het
basisonderwijs wel degelijk flinke tekorten te verwachten zijn als de
economie weer aantrekt zoals de verwachting is. Langer doorwerken zal
nauwelijks soulaas bieden omdat er een akkoord ligt over vervroegd
pensioen waarin is afgesproken dat leerkrachten slechts drie maanden
langer door hoeven te werken.
Het lijkt er dan ook op dat de minister zich onterecht rijk rekent.
Daar komt nog bij dat voor het eerst sinds jaren de klassen weer
groter worden. Zo kan jarenlang een tekort aan leraren optisch
verborgen worden, maar het is wel een kwalijke ontwikkeling die slecht
is voor de kwaliteit van het onderwijs.
In het voortgezet onderwijs is de situatie erger. Ook als de economie
tegenzit krijgen we daar in de komende 10 jaar te maken met ernstige
tekorten. In de steden en op de vmbo's wordt nu al een groot tekort
ervaren. Voor vakken als natuur- en scheikunde, wiskunde, Duits en
klassieke talen zijn nauwelijks nog leraren te vinden. En 20% van de
leerkrachten in het voortgezet onderwijs is onbevoegd of onderbevoegd.
Er is maar één oplossing, en dat is het versterken van de positie van
de leraar. Maar dan ook echt!
Om te beginnen moet de kwaliteit van de lerarenopleidingen omhoog. Er
moeten hogere eisen aan de instroom gesteld worden. Het is een
misverstand te denken dat een makkelijke opleiding waar iedereen wordt
toegelaten die nergens anders meer terecht kan, attractief is voor
talentvolle studenten. Van Havo studenten mag gevraagd worden dat ze
wiskunde A in hun pakket hebben, zodat de rekenvaardigheden van
pabo-studenten eindelijk weer boven dat van groep 8 van de basisschool
uitkomen.
Vakkennis behoort weer een stevige plaats in de opleidingen te
krijgen. Het accent ligt nu, in lijn met het Nieuwe Leren bijna
uitsluitend op pedagogische vaardigheden. De balans is volstrekt zoek.
Tien jaar geleden bevatte de opleiding nog 80% vakkennis en 20%
pedagogische vaardigheden. Inmiddels is dat zo ongeveer omgekeerd.
Maar zonder gedegen vakkennis kan een leraar niet het gezag verwerven
dat nodig is om goed les te geven. Een leraar behoort meer te weten
dan de klas.
Vanzelfsprekend hoort bij een stevige opleiding en een complex beroep
een goed en marktconform salaris. En een functiewaarderingssysteem dat
recht doet aan het belang van de positie van de leraar in de klas.
Lesgeven is de allerbelangrijkste taak. Dat vraagt een omslag in
denken en belonen. De leraar bungelt momenteel onderaan in die
hiërarchie. Hij kan alleen carrière maken door te vluchten uit de klas
en over te stappen naar het management. De excellente leraar wordt
niet beloond voor zijn goede werk, hij wordt hooguit aangemoedigd om
te stoppen met lesgeven en om roosters te gaan maken. Doodzonde. In
plaats van minder moeten er dan ook meer schaal 12(LD) functies worden
toegekend aan leraren die het allerbelangrijkste werk doen namelijk
les geven.
En het Nieuwe Leren? Laten we afspreken dat uitsluitend vernieuwingen
die door leerkrachten gedragen worden daadwerkelijk worden ingevoerd.
Het is nodig dat leerkrachten zelf het heft in handen nemen. Zij
moeten de initiators en bondgenoten van onderwijsvernieuwingen zijn,
niet de slachtoffers. De subsidies die nu nog worden toegekend aan
maar liefst drie grote landelijke onderwijspedagogische centra voor
hun "innovatie en denktankfunktie" kunnen voortaan gewoon rechtstreeks
naar de scholen en de leraren gaan. Ik voorspel dat het snel gedaan
zal zijn met de uitwassen van het nieuwe leren.
Ursie Lambrechts, woordvoerder onderwijs Tweede kamerfractie D66
11-10-2005 17:02