Opinie 31: `Minister Pechtold moet Nederlandse Antillen niet opheffen'
GERHARD HOOGERS, DOCENT STAATSRECHT:
Als het aan de Nederlandse Antillen ligt, ziet de staatsrechtelijke
inrichting van het Koninkrijk der Nederlanden er binnenkort anders
uit. De vijf eilanden van de Nederlandse Antillen willen niet langer
samen verder. Heel dom, vindt Gerhard Hoogers, docent staatsrecht aan
de RUG. `Als we niet oppassen gaan we terug naar een vooroorlogse
situatie waarin een Nederlandse minister de boel regelt op de
Antillen.'
De huidige staatkundige structuur van het Koninkrijk der Nederlanden
bestaat sinds 1986. Toen kreeg het eiland Aruba een status aparte
binnen het Koninkrijk. De andere vijf eilanden - Curaçao, Bonaire,
Saba, St. Eustatius en St. Maarten - bleven verenigd in het land de
Nederlandse Antillen. Samen vormden de drie landen - Nederland, de
Nederlandse Antillen en Aruba - het Koninkrijk der Nederlanden. Als
het aan de Nederlandse Antillen ligt, wordt deze opzet zo snel
mogelijk gewijzigd.
Moeilijke samenwerking
Op bestuurlijk niveau loopt de `boveneilandelijke' samenwerking tussen
de Antilliaanse eilanden namelijk zeer moeizaam. `Curaçao, het
grootste eiland, vindt de andere eilanden een blok aan het been',
vertelt Hoogers, `terwijl de kleine eilanden klagen dat grote broer
Curaçao de baas speelt.' Begin jaren negentig stelden Antilliaanse
bestuurders al voor deze structuur te wijzigen. De bevolking van de
eilanden, die onderling wel goede banden onderhoudt, sprak zich in
referenda echter hiertegen uit. Maar onlangs stemden de eilanden, met
uitzondering van St. Eustatius, in nieuwe referenda wel voor het
opheffen van de huidige structuur.
Vooroorlogse situatie
Vorig jaar kwam een gezamenlijke commissie van politici uit Nederland
en de Antillen - de commissie-Jessurun - met een voorstel: de centrale
positie van de Antilliaanse regering op Curaçao moest verdwijnen. In
het plan krijgen de Antilliaanse eilanden met de grootste bevolking -
Curaçao en St. Maarten - de status van land (zoals Aruba dat al heeft)
en Bonaire, Saba en St. Eustatius de nieuwe status van
`koninkrijkseiland'. Het Koninkrijk bestaat dan uit vier landen en
drie koninkrijkseilanden. De landen zijn zelfstandig, en de
koninkrijkseilanden behouden het bestuur over hun eiland, maar worden
verder nauw aan Nederland verbonden. Nederland behartigt hun belangen
in het Koninkrijk en op de eilanden kan Nederlandse wetgeving van
kracht zijn.
Een zeer slecht voorstel, vindt Hoogers. `Het is heel dom van de
Antillen om zichzelf op te heffen. Nu hebben de Nederlandse Antillen
en Aruba niet veel te zeggen over het Koninkrijk, maar het Koninkrijk
ook niet over hen. Behalve defensie, buitenlandse betrekkingen en het
Nederlanderschap doen de eilanden alles zelf. Ze hebben hun eigen
rechtspraak, bijvoorbeeld. Worden de Nederlandse Antillen opgeheven,
dan gaat die bevoegdheid naar het Koninkrijk. En de facto is dat
Nederland', zegt de staatsrechtdeskundige.
`In het nieuwe voorstel ligt de uiteindelijke beslissingsmacht over de
eilanden bij de minister van Koninkrijksrelaties. Dan gaan we terug
naar een vooroorlogse situatie waarin een Nederlandse minister de boel
regelt op de Antillen. Dat is een vorm van herkolonialisering. Met een
nieuw stelsel heb je inderdaad minder Curaçao, maar dat betekent meer
Nederland. Ik vraag me af of dat is wat ze willen.'
Harde Nederlandse opstelling
De Nederlandse positie in de kwestie is nog onduidelijk. Minister
Pechtold van Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties geeft
tegenstrijdige signalen, maar lijkt bereid tot onderhandelen. Neemt
Nederland in die onderhandelingen de conclusies van de
commissie-Jessurun als uitgangspunt, dan zou Hoogers dat niet eerlijk
vinden.
`De eilanden zouden in dat geval meer invloed moeten krijgen binnen
het Koninkrijk. Maar daar hoor je de Nederlandse regering niet over.
Nederland speelt het hard en onderhandelt met de Nederlandse Antillen
en Aruba alsof het vreemde mogendheden zijn', zegt Hoogers. `Ik vind
dat niet netjes. Zo ga je niet met elkaar om. Ik mis betrokkenheid in
Den Haag. Het zijn Nederlanders daar, rijksgenoten.'
Nederland moet oprecht zijn, vindt Hoogers. `Als het Koninkrijk meer
te zeggen krijgt over de Antilliaanse eilanden, dan moet Nederland
duidelijke afspraken maken over grotere invloed van Aruba en de
Antillen. Bijvoorbeeld door de Arubanen en Antillianen het recht te
geven mee te stemmen in de verkiezingen voor de Tweede Kamer. Dat zou
fair zijn.'
Curriculum Vitae
Gerhard Hoogers (1970) studeerde Nederlands Recht aan de Radboud
Universiteit Nijmegen. Sinds 1994 is hij verbonden aan de vakgroep
Staatsrecht en Internationaal Recht van de RUG. In 1999 promoveerde
Hoogers in Groningen op het proefschrift De Verbeelding van het
Souvereine, een studie naar de theoretische grondslagen van politieke
representatie, die werd bekroond met de studieprijs van de Stichting
Praemium Erasmianum. Van september 1997 tot juli 1998 was Hoogers
werkzaam als docent Staats- en Bestuursrecht aan de Universiteit van
Aruba. In de herfst van 2002 publiceerde hij samen met F. de Vries
Hoofdlijnen van Arubaans staatsrecht. /RC
Informatie mr.dr. G. Hoogers, tel. (050) 363 56 68, e-mail
h.g.hoogers@rug.nl
Rijksuniversiteit Groningen