Gerechtshof Arnhem


Persbericht in de zaak van de kinderarts A.P.H.

Op 12 oktober 2005 heeft het gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, arrest gewezen in de zaak van de arts A.P. H.. Voor het op 1 maart 2001 aan zijn schuld te wijten overlijden van een zeven maanden oude baby en het voorhanden hebben van kinderporno in de periode van 1 januari 1997 tot en met 19 augustus 2002 heeft het gerechtshof A.P. H. veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 180 dagen waarvan 129 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een werkstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis. Daarnaast is A.P. H. specifiek voor het aan zijn schuld te wijten overlijden van de baby veroordeeld tot een voorwaardelijke ontzetting van zijn recht tot het uitoefenen van het beroep van arts voor de duur van 3 jaar, met als bijzondere voorwaarde dat hij gedurende de proeftijd van 3 jaar niet werkzaam zal zijn als kinderarts en/of kindercardioloog.

Hieronder volgen vrijwel woordelijk enkele overwegingen uit het arrest.

Overweging met betrekking tot schuld

In het bijzonder gelet op de aard van de ingreep bij een kind van zeven maanden (controversieel, met verhoogd risico), het ontbreken van een spoedindicatie en het niet bestaan van een acute levensbedreigende situatie, de zeer beperkte ervaring van verdachte met dergelijke ingrepen, het gebrekkige overleg met collegaâs alsmede het ontbreken van een gekwalificeerde tweede arts kan niet gezegd worden dat voldaan is aan uit een oogpunt van zorgvuldigheid bij een dergelijke ingreep te stellen eisen.

Verdachte beschikte niet over de optimale instrumenten voor een stentplaatsing hetgeen op zichzelf reeds meebrengt dat er bij de ingreep risico's zijn genomen. Door het afsnijden van de sheath zijn die risicoâs nog verhoogd. Nu het een controversiële ingreep betrof, is verdachte door het nemen van deze risicoâs gebleven beneden de eisen van zorgvuldigheid die aan een interventiecardioloog mogen worden gesteld.

Naar het oordeel van het hof gaat het te ver om te concluderen tot grove schuld.

Daarbij is in de eerste plaats van belang dat verdachte voor het nemen van zijn beslissing een aantal collegaâs heeft geraadpleegd en dat hij niet â ook niet door collegaâs met méér ervaring â is weerhouden van de ingreep zelf, noch van het afsnijden en gebruiken van de sheath.

Deze omstandigheid brengt echter niet mee dat er bij verdachte niet meer van aanmerkelijke onachtzaamheid sprake was.

In de tweede plaats houdt het hof rekening met de mogelijkheid dat de deskundigen Hess en
De Moor als maatstaf hebben genomen hetgeen de beste handelwijze zou zijn geweest en niet van hetgeen van een redelijk bekwame en redelijk handelende kindercardioloog in verdachteâs situatie mocht worden verlangd. Daarbij is nog van belang dat de deskundigen het onderling niet eens zijn over behandelalternatieven.

In de derde plaats neemt het hof in aanmerking dat de werkomstandigheden in het ziekenhuis â voorzichtig uitgedrukt â niet optimaal waren, dat stentplaatsing bij kinderen beneden een jaar in de literatuur was beschreven en het afsnijden van catheters kennelijk door interventiecardiologen vaker werd toegepast.

Overweging met betrekking tot het oorzakelijk verband

Uit de deskundigenverklaring leidt de raadsman af dat nu het gevolg van de interventie niet onafwendbaar heeft geleid tot de dood het causaal verband is doorbroken zodat de dood van Charlotte niet meer aan verdachte zou kunnen worden toegerekend. Het hof is het hier niet mee eens. Vast staat dat de door verdachte verrichte cardiologische interventie waarbij de bloeding als complicatie is ontstaan een conditio sine qua non is geweest voor de dood van Charlotte. Voorts staat vast dat de interventie onder de omstandigheden waaronder en de wijze waarop zij plaatsvond een controversiële ingreep met verhoogd risico was zodat er een aanzienlijke kans op levensbedreigende complicaties was. Het voorgaande moet worden afgewogen tegen de mogelijke nagelaten handelingen bij de nazorg. Vast staat dat er kostbare tijd is verloren gegaan en dat door een sneller ingrijpen mogelijk het leven van Charlotte had kunnen worden gered. Een en ander brengt mee dat de dood van Charlotte niet in een zodanig verwijderd verband staat met het handelen van verdachte dat de dood niet meer aan verdachte kan worden toegerekend.

Het hof acht niet bewezen dat Charlotte door het betrachten van geen dan wel onvoldoende post-operatieve zorg door verdachte is overleden. Niet bewezen is dat er onvoldoende aandacht is besteed aan de mogelijkheid dat een braam was ontstaan in de ingebrachte sheath en aan de mogelijke ernstige gevolgen/complicaties daarvan, er onvoldoende informatie over de mogelijke beschadiging is overgedragen aan de verkoeverafdeling en er geen passende nazorgmaatregelen zijn doorgegeven. Voor het overige had verdachte volgens deskundige Hess uitdrukkelijk moeten denken aan de mogelijkheid van een bloeding en hieromtrent het personeel op de verkoeverkamer dienen in te lichten, maar het hof heeft twijfels over de vraag of dat personeel niet reeds zelf voldoende bedacht was op mogelijke complicaties, in het bijzonder een bloeding. Bij deze stand van zaken dient verdachte op dit onderdeel te worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot ontzetting uit ambt

Het hof ziet aanleiding om te volstaan met een voorwaardelijke ontzetting uit het beroep van arts met een bijzondere voorwaarde. Er is geen sprake van recidive, verdachte heeft een onbesproken staat van dienst en een goede reputatie als kindercardioloog. Als bijzondere voorwaarde zal worden gesteld dat verdachte gedurende de proeftijd geen werkzaamheden als kinderarts en/ of kindercardioloog verricht. Door deze bijzondere voorwaarde wordt bewerkstelligd dat verdachte gedurende vele jaren (vanaf augustus 2002 tot het einde van de proeftijd) geen werkzaamheden in die hoedanigheid kan verrichten, zodat in redelijkheid valt uit te sluiten dat hij na het verstrijken van de proeftijd nog in die hoedanigheid kan optreden.

Einde bericht

Voor meer informatie kunt u zich wenden tot de afdeling persvoorlichting, telefoonnummer 026-3592315.

De volledige tekst van het arrest is te vinden op Rechtspraak.nl onder LJ-nummer AU4177.

LJ Nummer

AU4177

Bron: Gerechtshof Arnhem Datum actualiteit: 12 oktober 2005 Naar boven