ChristenUnie
Bijdrage debat Begroting Algemene Zaken 2006 woensdag 12 oktober 2005
- 11:07
Bron: ongecorrigeerd stenogram
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Voorzitter. Bij nationale identiteit
denk ik eveneens aan Oranje, maar dan niet alleen aan het nationale
voetbalelftal, maar ook aan het konings-huis. Als het gaat om
nationale identiteit en identificatie lijkt mij dit een belangrijk
punt.
Ik wil één hoofdthema behandelen en drie korte opmerkingen maken. De
beperkte tijd dwingt mij het hierbij te laten. Mijn hoofdthema betreft
de eenheid van regeringsbeleid, de zogenaamde homogeniteitsregel.
Gisteren hebben wij van minister Pechtold en de minister-president een
college gehad over artikel 45, lid 3, van de Grondwet. De
homogeniteitsregel is in 1848 in de Grondwet terechtgekomen en zij was
nodig omdat toen het centrum van de macht van de regering verschoof
van de Koning naar de ministers. Gisteren hebben wij daar dus over
gesproken en op mijn vraag wat de minister-president verstaat onder
eenheid van kabinetsbeleid heeft hij wat mij betreft een glasheldere
uiteenzetting gegeven en aangetoond waar de ruimte voor discussie ligt
en waar de grenzen liggen. Hij zei: als een besluit is genomen, is er
eenheid van kabinetsbeleid. Als het gaat om een volgende periode is er
meer vrijheid en als er nog geen besluit is genomen is er enige ruimte
voor discussie, zij het begrensd. De portefeuillehouder heeft wat meer
ruimte dan zijn collega's en het is zaak dat naar eenheid wordt
toegewerkt. Glashelder!
Voorzitter. Ik wil geen spijkers op laag water zoeken, maar ik vind
werkelijk dat de minister-president tegen die achtergrond te laconiek
heeft gedaan over de uitlatingen van minister Pechtold. Er is namelijk
een kabinetslijn ten aanzien van de hypotheekrenteaftrek. Minister
Pechtold heeft het niet gehad over de toekomst. Hij heeft gewezen op
het belang van het laten zien van partijpolitieke verschillen. Hij
deed dat naar aanleiding van de kwestie-Bot. Hij zei: de mores brengen
met zich mee dat de ministers niet op besluiten kunnen terugkomen,
maar waarom niet? Vervolgens kwam hij met andere opmerkingen en had
het over de hypotheekrenteaftrek. Dat is niet toewerken naar eenheid.
De minister-president moet wat mijn fractie betreft hier echt een
duidelijke streep trekken. De ministers zijn in eerste instantie
dienaren van de Kroon en geen partijmannen en -vrouwen. Het was
premier Lord Melbourne die in, ik meen, 1838 vrij vertaald zei: Het
kan niet schelen welke lijn wij kiezen, als wij allemaal maar
hetzelfde verhaal houden. Is de minister-president het met mij eens
dat het ongewenst is dat ministers zich voortdurend partijpolitiek
willen profileren ten koste van de eenheid van het kabinetsbeleid?
De heer Dittrich (D66): Ik meen dat de heer Rouvoet minister Pechtold
geen recht doet met zijn opmerking dat ministers zich voortdurend
partijpolitiek willen profileren. Dat is niet het thema dat de heer
Pechtold heeft willen agenderen. Bij in de ministerraad genomen
besluiten gaat het natuurlijk om eenheid van kabinetsbeleid; zie
artikel 43 van de Grondwet. Kunt u zich voorstellen dat ministers in
de aanloop naar besluitvorming meer ruimte hebben om hun gedachten te
laten gaan?
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik ben niet voor niets begonnen met
het herhalen van de uiteenzetting van de minister-president van
gisteren, want daar zat het in. Ik ben het daar natuurlijk mee eens.
Zeker voor de portefeuillehouder -- dat is de heer Pechtold overi-gens
niet voor de hypotheekrenteaftrek en ook niet voor Irak -- is er in de
aanloop meer ruim-te dan wanneer een besluit eenmaal is genomen. Het
gaat erom wat de heer Pechtold in het interview zegt naar aanleiding
van de kwestie Bot. Er was een besluit genomen en dat heeft minister
Bot achteraf ook toegegeven. De vragensteller zegt dat de mores nu
eenmaal luiden dat de minister er later niet meer op terug mag komen.
Daarop zegt minister Pechtold: waar-om niet, laat maar zien wat de
verschillen zijn tussen de bewindspersonen van verschillende politieke
kleuren; dat is toch heel gezond? Hij spreekt later over de situatie
dat er een besluit is genomen en dat er eenheid komt. Maar dat staat
haaks op elkaar, want in de voorbeelden die hij gaf was er een
besluit. Ik heb uw bijdrage op de radio afgelopen zaterdag toevallig
kunnen horen. Uw insteek versterkte de indruk die de heer Pechtold al
in het interview had gewekt. Ik heb u horen zeggen dat het juist heel
goed is dat ministers laten zien uit welke par-tijen zij voortkomen. U
vond dat heel nodig dat Den Haag werd opgeschud, want het was hier
volgens u een "ingeslapen zooitje". U vond het heel goed dat ministers
dat eens flink opschudden met partijpolitieke standpunten. Ik ben het
daar zeer mee oneens.
De heer Dittrich (D66):
De voorzitter: Nog één keer, want wij hebben gisteren een zeer
uitgebreid vragenuur hierover gehad.
De heer Dittrich (D66): Ik wil het vragenuurtje of het debat met de
minister-president niet overdoen. Maar ik constateer toch dat het
belangrijk is dat er een zekere vrijheid is in de aanloop naar
besluitvorming. Begrijp ik het nu goed dat u dat op zichzelf
onderschrijft?
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ja, maar op zijn minst had minister
Pechtold kunnen weten dat er een besluit was genomen over de
hypotheekrenteaftrek. Dat is mij namelijk vorige week verschillende
keren meegedeeld tijdens de financiële beschouwingen. Toen had ik een
voorstel om er wel iets aan te doen; ik heb namelijk de vrijheid om
dat aan de orde te blijven stellen. Ook minister Pechtold kon weten
dat het in strijd was met het kabinetsbeleid. U doelt op een andere
situatie dan in uw vraagstelling. Onderweg naar een besluit is er
enige ruimte. Dat is ook het standpunt van de minister-president en
dat was ik gisteren al met hem eens. Als er al een besluit ligt, of
het nu over Irak of over de hypotheekrenteaftrek is, dan wil ik geen
partijpolitieke profilering in het kabinet. Ik vraag de
minister-president of hij dat met mij eens is.
De heer Dittrich (D66): De minister-president heeft gisteren ook
gezegd: in de opmaat naar een partijpolitiek congres of als de
verkiezingen eraan komen, is het logisch dat er meer vrijheid komt,
zeker als het is gericht op de toekomst. Dat is precies wat minister
Pechtold heeft bedoeld, omdat wij op 5 november aanstaande dat congres
hebben over onder andere de hypotheekrenteaftrek.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik vind een partijpolitiek congres nog
iets anders dan nieuwe verkiezingen. Maar als de implicatie van de
vraagstelling van de heer Dittrich is dat wij binnenkort verkiezingen
krijgen, dan zal ik mijn bijdrage daaraan leveren. Minister Pechtold
heeft dan daarop vooruitgelopen. Dan is het verklaarbaar en heeft hij
meer ruimte. Daar heeft de heer Dittrich helemaal gelijk in. Ik ga
daar niet over, zo leert de praktijk, maar de heer Dittrich misschien
wel.
Ik heb nog drie korte opmerkingen, onder andere over het extra gewicht
in de werkzaamheden van de minister-president in verband met de
Europese samenwerking. Dat hing samen met de brede maatschappelijke
discussie; zie ook de begroting. Inmiddels weten wij dat die brede
maatschappelijke discussie er in die vorm niet zal komen. Graag krijg
ik een toelichting of dat een taakverlichting betekent dan wel of de
minister-president op dat punt wel degelijk extra taken houdt en hoe
het kabinet dat verder denkt aan te pakken.
Wij hebben in de Kamer een aantal keren goede debatten gehad over
waarden en nor-men. Wij hadden het gevoel dat wij daar in de politieke
debatten voorlopig een punt of op zijn minst een puntkomma achter
konden zetten, maar het is heel goed dat maatschappelijk initia-tief
nog steeds wordt ondersteund. Kan de minister-president die passage
uit de begrotings-toelichting iets verder inkleuren? Wat wordt bedoeld
met een faciliterende en verbindende rol en het ondersteunen van
maatschappelijke initiatieven? Zijn dat nieuwe initiatieven of liepen
die al? In beide gevallen zou ik het toejuichen dat er een rol voor
het kabinet blijft bestaan.
Ten aanzien van het onderzoek naar de verschillende modaliteiten voor
de versterking van de positie van de minister-president ben ik het
eens met hetgeen mevrouw Kalsbeek daar-over heeft gezegd. Het
Elsevier-interview vind ik glashelder. Daar mag wat mij betreft best
een kaftje omheen waarna het als notitie naar de Kamer kan worden
gezonden. Volgens mij is het overigens vrij zinloos om alleen omdat er
een handtekening is gezet onder een studie, die studie te laten
verrichten als de conclusie al duidelijk is, namelijk dat wij op die
weg niet verder zullen gaan. Mijn advies aan de minister-president zou
dus zijn om dat te laten varen.
---