Vraagtekens bij toestemmingsvereiste geneesmiddelen
Zorgverzekeraars mogen voor bepaalde geneesmiddelen zelf bepalen of
hun verzekerden vooraf toestemming moeten vragen. Met zoân
machtigingsprocedure verwachten zorgverzekeraars voor zichzelf een
besparing te realiseren. Daar staat tegenover dat artsen en patiënten
juist met meer kosten te maken krijgen. Vooral door extra
administratieve lasten. De vrijheid die verzekeraars op dit punt
hebben moet dan ook heroverwogen worden. Dit concluderen onderzoekers
van het Erasmus Competition and Regulation institute (SEOR-ECRi) in
hun rapport De maatschappelijke kosten en baten van
machtigingsprocedures: de geneesmiddelen van Bijlage 2.
Medicijnfabrikant Bristol-Myers Squibb / Sanofi-aventis gaf opdracht
voor dit onderzoek.
Voor bepaalde geneesmiddelen geldt dat zorgverzekeraars deze alleen
hoeven te vergoeden als aan nadere voorwaarden is voldaan.
Bijvoorbeeld ten aanzien van de indicatiestelling. Deze geneesmiddelen
staan op Bijlage 2 van de Regeling Zorgverzekering. Dit betreft onder
andere de bloedverdunner Plavix(TM) waarover momenteel veel te doen is.
Zorgverzekeraars mogen zelf besluiten om vooraf te gaan controleren of
aan de door de overheid gestelde verstrekkingsvoorwaarden is voldaan.
Een aanvraag tot vergoeding die niet aan alle voorwaarden voldoet, mag
een zorgverzekeraar afwijzen. Mede door het nieuwe zorgstelsel wint
het instellen van zoân machtigingsprocedure aan populariteit. Een
toestemmingsvereiste heeft als voordeel dat verzekeraars kunnen
besparen op hun uitgaven aan geneesmiddelen. De keerzijde is dat
artsen en patiënten opgezadeld worden met extra kosten. Vooral door
een toename aan administratieve lasten. Deze kostenpost is voor
zorgverzekeraars niet relevant. Het gevaar bestaat daarom dat zij
kiezen voor een machtigingsprocedure, terwijl dat ongewenst is wanneer
de kosten en baten van alle betrokken partijen worden meegenomen.
De beslissingsvrijheid die zorgverzekeraars op dit gebied hebben moet
daarom worden heroverwogen. De ECRi-onderzoekers stellen in dit kader
voor om verzekeraars die een toestemmingsvereiste willen invoeren te
verplichten dit voornemen te laten toetsen door de nieuwe Nederlandse
Zorgautoriteit. Ook zijn zij van mening dat verplichte standaardisatie
van machtigingsformulieren wenselijk is om zodoende de administratieve
lasten te beperken.
Daarnaast moet volgens de onderzoekers voorkomen worden dat artsen
geneesmiddelen veelvuldig voorschrijven aan patiënten die niet aan
alle nadere voorwaarden voldoen. Dit gevaar bestaat vooral wanneer
deze voorwaarden door nieuwe klinische inzichten achterhaald zijn.
Verzekeraars kunnen in dat geval veel ingediende aanvragen afwijzen,
terwijl artsen en patiënten hiervan de dupe zijn. Zeker omdat een
afwijzing dan kan leiden tot vermijdbare gezondheidsproblemen.
Periodieke herbeoordeling van de nadere voorwaarden van Bijlage 2 is
daarom essentieel. Tevens kan het zinvol zijn om een nieuwe
onafhankelijke commissie in het leven te roepen die het
vergoedingsbeleid voor deze geneesmiddelen centraal bepaalt. Deze
commissie moet dan de belangen van alle partijen in ogenschouw nemen.
Noot voor de pers
Info: Marco Varkevisser (SEOR-ECRi), tel. (010) 408 1489/8950,
e-mail: varkevisser@few.eur.nl
Het onderzoeksrapport is te downloaden via: www.ecri.nl
gewijzigd op 18 oct 2005 10:43
Erasmus Universiteit Rotterdam