Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk: TRC/2005/5663
datum: 20-10-2005
onderwerp: Indikken van toeslagrechten

Bijlagen:

Geachte Voorzitter,

Donderdag 6 oktober jl. vond een Algemeen Overleg plaats met de Vaste Commissie voor LNV over het ontwerp-besluit houdende wijziging van het Pachtnormenbesluit 1995. Tijdens het overleg werd door mevrouw J.F. Snijder-Hazelhoff een vraag gesteld over toeslagrechten die worden toegekend in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. De vraag betrof een nadere toelichting op het zogenaamde indikken van toeslagrechten.

Berekenen en aanvragen toeslagrechten

Op basis van de communautaire regelgeving worden toeslagrechten berekend op basis van enerzijds de in de referentieperiode (2000-2002) ontvangen subsidie (het referentiebedrag) en anderzijds de oppervlakte landbouwgrond, zoals gedefinieerd in de communautaire regelgeving, waarop de landbouwactiviteit in de referentieperiode plaatsvond (het referentieareaal). Het aantal toeslagrechten wordt daarbij gevormd door het aantal hectaren referentieareaal.
Om vanaf 2006 een betaling op basis van de toegekende toeslagrechten te kunnen aanvragen, moet de landbouwer voor ieder toeslagrecht beschikken over een subsidiabele hectare landbouwgrond.

Indikken van toeslagrechten
Landbouwers die ten opzichte van de referentieperiode over minder hectaren landbouwgrond beschikken (door verkoop of anderszins) zullen derhalve in beginsel extra grond in gebruik moeten nemen om betaling voor al hun toeslagrechten te kunnen krijgen.

Dit is anders voor landbouwers waarbij de vermindering van het aantal hectaren is veroorzaakt door overheidsinterventie. Op basis van de communautaire regelgeving, kunnen zij het aantal toeslagrechten, onder voorwaarden, beperken tot het aantal na de overheidsinterventie beschikbare hectaren. Dit met behoud van het oorspronkelijke referentiebedrag. Dit referentiebedrag wordt dan ingedikt op het aantal dan beschikbare hectaren.
Bij een overheidsinterventie moet met name worden gedacht aan landinrichtingsprojecten in de zin van de Landinrichtingswet, onteigening, e.d.
Deze mogelijkheid bestaat niet alleen in het eerste jaar dat de bedrijfstoeslagregeling van kracht is (2006), maar ook nadien. De genoemde overheidsinterventie, als gevolg waarvan de landbouwer over minder hectaren beschikt dan in de referentieperiode, kan zich immers ook in de jaren na 2006 voordoen.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman