Den Haag, 21 oktober 2005

Vragen van de leden Leerdam (PvdA) en Dijsselbloem (PvdA) aan de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie

over de toelatingsregeling voor Antilliaanse en Arubaanse jongeren

1. Bent u op de hoogte van het artikel over uw toelatingsregeling voor Antilliaanse en Arubaanse jongeren d.d. 19 oktober jongstleden gepubliceerd in Migrantenrecht ?

2. Hoe rijmt u uw opmerking dat het Nederlanderschap veel meer is dan het recht hier te zijn of het krijgen van een Nederlands paspoort (27 juni 2005) met het door het artikel aangehaalde feit dat de door u bepleitte regeling een onderscheid tussen verschillende categorieën Nederlanders zal behelzen en daarmee een aanpassing van het Nederlands Recht?

3. Deelt u de alarmerende observatie van de auteurs dat het aanpassen van het recht op dit punt kan leiden tot een enorme instroom van Antillianen en Arubanen vóór de verandering wordt doorgevoerd? Zo nee, waarom niet?

4. Deelt u de conclusie van het artikel dat er sprake is van ongeoorloofde discriminatie, zonder geldige rechtvaardiging voor ongelijke behandeling, zeker gelet op de conclusie van de regering op 10 november 1998 dat een toelatingsregeling die uitsluitend op Antillianen betrekking heeft, juridisch alleen mogelijk is mits er een objectieve rechtvaardiging bestaat? Zo nee, waarom niet?

5. Deelt u de conclusie van het artikel dat de voorgestelde regeling uiteindelijk in strijd is met Artikel 13 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, waarin het recht zich vrijelijk te verplaatsen binnen de grenzen van elke staat is vastgelegd en Artikel 2, lid 1 van het Vierde Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, waarin het recht neergelegd is zich vrijelijk te verplaatsen en een verblijfplaats te kiezen op het grondgebied van een staat, waar men wettig verblijft; en eveneens in strijd is met het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, waarin het recht van toegang tot en vrije verplaatsing in eigen land wordt gegarandeerd? Zo nee, waarom niet?

6. Hoe rijmt u Artikel 1 van de grondwet: Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. en Artikel 3, lid 1 onder f van de Officiële Toelichting van het Statuut: De landen behoren niet te discrimineren tussen Nederlanders, die niet uit het betrokken land afkomstig zijn. met uw plannen?

7. Vindt u de in het artikel geschetste situatie dat Antillianen en Arubanen straks wel via hun burgerschap van de EU naar andere lidstaten kunnen reizen, maar niet naar Nederland, niet ook een onaanvaardbare situatie?

8. Deelt u de conclusie in het artikel dat de Landsverordening Toelating en Uitzetting op de Nederlandse Antillen geldt voor alle Nederlanders die niet op de Antillen zijn geboren, terwijl uw plan slechts betrekking heeft op Antillianen en Arubanen? Zo nee, waarom niet?

9. Bent u, net als de auteurs van het artikel, van mening dat het Koninkrijk der Nederlanden beschouwd moet worden als een (semi-) federale staat? Zo nee, waarom niet?