Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Contactpersoon

-
Datum
24 oktober 2005
Ons kenmerk
DGTL/PMR/05.9003/d23128
Doorkiesnummer

-
Bijlage(n)
2
Uw kenmerk

- nagekomen vragen van de heer Duivesteijn van 29-9-2005, - 05/44/vw
Onderwerp
Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR)

Geachte voorzitter,

Op 29 september 2005 heeft een Algemeen Overleg over het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR) en het project Borging Nationale Belangen (BNB) met uw Kamer plaatsgevonden. Afgesproken is dat wij schriftelijk reageren op de door de Kamercommissie gestelde vragen. In de bijlage bij deze brief, die mede namens onze collega van VROM aan u wordt gestuurd, treft u de antwoorden aan. Hierin worden ook de nagekomen vragen die op 12 oktober 2005 zijn ontvangen, beantwoord.

Tijdens het Algemeen Overleg is van de zijde van uw Kamer met name ingegaan op:

1. voorgelegde besluitvorming;

2. PKB herstel;

3. rapport integrale risicoanalyse Boer & Croon/risicoverdeling tussen partijen;

4. de deelneming in het Havenbedrijf Rotterdam (HbR).

Voorgelegde besluitvorming
In onze brief van 2 september jongstleden (TK 24691) hebben wij u een besluit voorgelegd om in te stemmen met het Bestuursakkoord, de daarop gebaseerde Uitwerkingsovereenkomsten en de Investeringsovereenkomst (deelneming). De belangrijkste redenen daarvoor zijn dat een besluit een belangrijk signaal naar de markt is en dat met dit, door alle partijen ondertekend akkoord, in TCI termen wordt overgegaan van de uitwerkings- naar de uitvoeringsfase. Tevens betekent het voor de partners dat de voorbereidingen voor de daadwerkelijke start van de uitvoering verder kunnen gaan.
Dit om vertraging te voorkomen. Het kabinet heeft dit beschouwd als een eerste go/no-go besluit. Overigens is dit niet het enige go/no-go moment. Er zullen nog andere momenten komen zoals het besluit over de PKB in het najaar van 2006.

In de eerste termijn van het Algemeen Overleg zijn door uw Kamer vragen gesteld over het nemen van een dergelijk besluit als het PKB kader nog niet is vastgesteld en de mogelijke additionele kosten, voortvloeiend uit de lopende onderzoeken, nog niet helder zijn. Wij volgen uw redenering dat een definitief besluit over het Bestuursakkoord en de Uitwerkingsovereenkomsten in samenhang moet worden gezien met het PKB hersteltraject. Daarom is ons voorstel ook het volgende:

Nu een oordeel te geven over het voorgelegde afsprakenpakket (Bestuursakkoord en Uitwerkingsovereenkomsten) met de daarin verwoorde inhoudelijke koers van PMR. Het gevraagde positieve oordeel stelt de partners in staat de verdere voorbereiding van de uitvoering voort te zetten.

De besluitvorming over het Bestuursakkoord en de Uitwerkingovereenkomsten te doen plaatsvinden op het moment dat er voldoende inzicht is in de consequenties van het PKB hersteltraject. Afhankelijk van de helderheid die kan worden geboden is dat in januari 2006 bij het presenteren van de resultaten van de onderzoeken voor het PKB herstel, of anders uiterlijk in september 2006 bij de behandeling van het concept Deel 3 van de PKB, waarmee uw Kamer een definitief besluit neemt over het project PMR. Uiterlijk op het moment van besluitvorming zullen wij u ook het gevraagde rapport van de Departementale Audit Dienst (DAD) voorleggen.

Nu in te stemmen met de deelneming van het Rijk in het HbR per 1 januari 2006 omdat het HbR voor belangrijke besluiten staat, bijvoorbeeld de voorbereiding van de aanbesteding, waar directe invloed van het Rijk als aandeelhouder van groot belang is. Met ingang van 1 januari 2006 zal een eerste tranche van 50 miljoen euro door de Staat worden overgedragen.

Wij hechten zeer aan uw instemming met de voorgestelde besluitvormingsprocedure:
Het geeft een - vanuit de internationale concurrentiepositie van Nederland, de Randstad en Rotterdam - gewenst signaal aan de markt. Perspectief op ruimte voor groei is in dit stadium essentieel;
Het verankert het bereikte bestuurlijk draagvlak en commitment bij de partners;
Het kabinet is tevreden over de bereikte onderhandelingsresultaten (financiering en verantwoordelijkheids- en risicoverdeling); Het stelt de partners in staat de verdere voorbereiding van de uitvoering (vóór het definitieve besluit ten tijde van het vaststellen van de PKB) voort te zetten.

PKB herstel
U heeft vragen gesteld over de voortgang van het PKB hersteltraject. Wij zien geen ontwikkelingen die het nemen van bovenstaande besluiten in de weg staan. De belangrijkste onderzoeken in het kader van PKB herstel zijn:


1. Passende beoordeling (effect transport vislarven op de Waddenzee): dit onderzoek ligt op schema. Definitieve uitkomsten zijn er nog niet. De eerste resultaten doen vermoeden dat er geen ingrijpende maatregelen nodig zijn maar een definitief oordeel kan er pas komen als onder meer de internationale deskundigen zich erover hebben uitgesproken. Dat zal in december 2005 gebeuren.

2. Onderzoek agrarische belangen: het onderzoek naar de belangen van de (agrarische) bedrijven in het gebied van de 750 hectare verloopt volgens planning.

3. Luchtkwaliteit: ten aanzien van luchtkwaliteit is er, net als bij andere projecten, sprake van een groot vraagstuk met veel onzekere factoren. Samen met het ministerie van VROM en de regionale partners - vooral ROM Rijnmond - wordt het vraagstuk voortvarend aangepakt. Daarbij wordt een aantal sporen gevolgd. Ten eerste wordt een juridische analyse uitgevoerd van de vigerende en toekomstige wet- en regelgeving en de betekenis daarvan voor PMR. Het project PMR heeft, zoals we u in de brief van 2 september 2005 al aangaven, een pilot status gekregen om de mogelijkheden onder de vigerende en toekomstige wetgeving te verkennen en te benutten. Ten tweede wordt in het kader van de MER-procedure van de aanleg van Maasvlakte-2 onderzoek gedaan naar de effecten op de luchtkwaliteit. Aanvullend daarop wordt onderzocht wat de effecten zijn van de andere deelprojecten (750 hectare, BRG) en de natuurcompensatie. Het derde spoor betreft het in kaart brengen van mogelijke maatregelen, zowel generiek als specifiek. De resultaten van deze sporen zullen eind van dit jaar beschikbaar zijn en u in januari/februari 2006 worden aangeboden.

Met het oog op de ongewisse uitkomsten van de onderzoeken is opdracht gegeven om nogmaals te onderzoeken welke alternatieve procedurele routes er zijn als terugvaloptie voor het ingezette PKB hersteltraject. Die alternatieven zullen moeten voldoen aan criteria die daarvoor zijn geformuleerd, met name dat ze adequate publiekrechtelijke werking hebben en rechtsbescherming bieden voor de burger. "Zorgvuldig en snel" blijft het motto. Op dit moment is er echter geen aanleiding af te wijken van de ingezette PKB herstelkoers.

Integrale risicoanalyse Boer & Croon
Tijdens het debat is in de eerste termijn veel aandacht besteed aan de integrale risico-analyse van Boer & Croon. Het rapport was bedoeld voor het Rijk als onderhandelingspartij. Dergelijke rapporten worden binnen het ministerie van VenW met enige regelmaat opgesteld. Vooral wanneer het departement in ingewikkelde onderhandelingen met marktpartijen is verwikkeld en er financiële belangen op het spel staan, achten wij het vanuit professioneel oogpunt zeer nuttig dat hiernaar door derden wordt gekeken. Ook is dit een standaardaanpak om risico's in beeld te brengen en daarmee beheersbaar te maken.

Het rapport beschrijft de stand van zaken in de periode april - juni 2005. De bevindingen zijn meegenomen bij het afronden van de onderhandelingen met de PMR partners en het inzetten van acties om risico's te beheersen. Een deel van de analyse is daarmee achterhaald. De antwoorden in de bijlage geven u hier zicht op.

Het percentage van 35% zoals dat in het rapport van Boer & Croon met betrekking tot het herstel van de PKB-plus is vermeld, is een eigen leven gaan leiden. Wij betreuren dat en hechten eraan dit percentage in het juiste perspectief te plaatsen. Het percentage betreft de kans dat de herstelde PKB-plus tijdig - dat wil zeggen in mei 2008, dus ten tijde van de voorziene 'eerste plons' - onherroepelijk is. Het slaat niet op de kans dat de PKB-plus niet tot stand komt. Het percentage is met name terug te voeren op de op dat moment geldende onzekerheden: 1) of de lopende PKB onderzoeken op tijd zouden komen, 2) of de uitkomsten van die onderzoeken tot ingrijpende maatregelen zouden leiden, 3) of het probleem ten aanzien van de luchtkwaliteit tijdig kan worden opgelost. Thans kan worden vastgesteld dat de eerstgenoemde onzekerheid (tijdig gereed komen uitkomsten onderzoeken) zich niet lijkt voor te doen. Het afgesproken tijdschema wordt naar verwachting gehaald. Wat het tweede punt betreft, doen de eerste resultaten van het onderzoek naar de Waddenzee vermoeden dat er geen ingrijpende consequenties te verwachten zijn. Ten aanzien van de luchtkwaliteit wordt verwezen naar hetgeen hierover eerder in deze brief is gemeld. De kans dat de herstelde PKB-plus tijdig onherroepelijk zal zijn, wordt inmiddels hoger ingeschat.

Risicoverdeling tussen partijen
Mede op basis van voorgaande analyse heeft het Rijk in de Uitwerkingsovereenkomsten elke vorm van een resultaatsverplichting afgehouden. Zowel voor het tijdige herstel van de PKB-plus als voor de realisatie van de natuurcompensatie. De Staat heeft zich er toe verbonden zich aantoonbaar in te spannen de PKB-plus te herstellen maar is tot geen enkele schadevergoeding gehouden als de PKB-plus PMR om welke reden dan ook niet tot stand komt. Wellicht ten overvloede benadrukken wij hierbij nogmaals dat de uitvoerende partijen de deelprojecten realiseren voor eigen rekening en risico conform de afgesproken scope. Eventuele wijzigingen worden gedragen door de uitvoerende partijen zelf. Als deze raken aan het rijksbelang dienen deze aan de Staat te worden voorgelegd. In de UWO 750 hectare is afgesproken dat als zich daar substantiële onvoorziene omstandigheden voordoen, partijen daarover in overleg zullen treden.

De vragen die door uw Kamer gesteld zijn over de financiële risico's en de verdeling daarvan, zijn beantwoord in de bijlage.

De deelneming in het HbR
Wij achten het van groot belang dat u nu een besluit neemt over de deelname van de Staat in het HbR per 1 januari 2006. De belangrijkste reden hiervoor is dat het HbR momenteel belangrijke besluiten neemt voor de toekomst van het HbR. Zo wordt met de deelname de corporate governance verder ingevuld en versterkt (als gevolg van de verdere verzelfstandiging ten opzichte van de gemeente Rotterdam). Ook worden momenteel de voorbereidingen voor de aanbesteding getroffen. Voor een toekomstige aandeelhouder is het van belang bij deze belangrijke besluiten betrokken te zijn omdat, als later wordt toegetreden, de invloed op die voor de toekomst van het HbR zo belangrijke besluiten beduidend minder is. Tevens is het toetreden van de Staat voor de markt een belangrijk signaal op basis waarvan het HbR geloofwaardig verder kan werken aan de voorbereidingen van de aanbesteding, waarvoor uw Kamer in het AO Zeehavens op 18 mei 2005 al toestemming heeft gegeven.

Overigens willen wij benadrukken dat ook na uw instemming geen onomkeerbare stappen worden genomen. Als blijkt dat er in een later stadium geen 'groen licht' komt voor Maasvlakte-2 om wat voor reden ook (waaronder een besluit van uw kamer hierover) kan het kabinet de aandelen weer verkopen. In dat geval heeft het HbR het geld voor de aandelen niet nodig voor financiering van de Tweede Maasvlakte.

Naar aanleiding van de eerste termijn hebben we getracht om de deelneming overzichtelijk en op hoofdlijnen uit te werken in factsheets. Deze factsheets vindt u in de bijlage bij de brief bij de vragen en antwoorden.

De melding van de deelneming in deze brief kunt u tevens beschouwen als een melding conform artikel 34 lid 5 van de Comptabiliteitswet 2001. Deze melding zal binnenkort tevens aan de Eerste Kamer worden gedaan.

Tot slot
Samenvattend stellen wij u het volgende voor:


1. Nu in te stemmen met de deelneming zodat de Staat per 1 januari 2006 aandeelhouder van het HbR wordt, en de daartoe benodigde voorhangprocedure conform de Comptabiliteitswet, correct kan worden doorlopen.


1. Nu een oordeel te geven over het voorgelegde afsprakenpakket en de daarin verwoorde inhoudelijke koers van PMR, opdat het Rijk en de PMR partners voort kunnen gaan met de verdere voorbereiding van de uitvoering.


1. In te stemmen met verdere voorbereiding van de uitvoering. Het betreft vooral de volgende handelingen:

Door het Rijk:
Instelling zeereservaat (opstellen beheerplan, gesprekken met de visserij- en recreatiesector, voorbereiden compensatie vissers, omgevingscommunicatie);
Voorbereiding duinencompensatie en zeereep (in gang zetten procedure, omgevingscommunicatie, koppeling met Zwakke Schakels).

Door het HbR:
Aanbestedingsprocedure;
Marktbenadering;
MER procedures (aanleg en bestemming).

Provincie Zuid-Holland:
Voorbereiding 750 hectare (planvorming, opzetten uitvoeringsorganisatie, gebiedsgerichte communicatie).

Gemeente Rotterdam:
Opzetten uitvoeringsorganisatie voor leefbaarheidsprojecten.


1. De besluitvorming over het Bestuursakkoord en de Uitwerkingovereenkomsten te doen plaatsvinden op het moment dat er voldoende inzicht is in de consequenties van het PKB hersteltraject. Het moment van besluitvorming is afhankelijk van de helderheid die kan worden geboden. Dit kan zijn in januari 2006 bij het presenteren van de resultaten van de onderzoeken voor het PKB herstel of anders uiterlijk in september 2006 bij de behandeling van het concept Deel 3 van de PKB.

In schema ziet het er als volgt uit:

|November 2005   |Januari 2006  |September    |Voorjaar 2008  |
|                |              |2006         |               |
|TK besluit over |Tweede Kamer  |Tweede Kamer |Tweede Kamer   |
|deelname in het |besluit op    |behandelt PKB|ontvangt       |
|HbR             |basis van     |en neemt     |rapportage over|
|TK geeft oordeel|uitkomsten    |besluit      |onherroepelijke|
|over voorgelegde|onderzoeken   |             |PKB-plus,      |
|afsprakenpakket |over route    |             |natuurcompensat|
|(Bestuursakkoord|herstel PKB   |             |ie en          |
|en UWO's)       |Tweede Kamer  |             |markttoets     |
|TK  besluit over|besluit       |             |               |
|verrichten      |zomogelijk    |             |               |
|voorbereidingen |over          |             |               |
|                |Bestuursakkoor|             |               |
|                |d en UWO's    |             |               |
|                                                               |
|Tweede Kamer ontvangt vanaf 2006 halfjaarlijks                 |
|voortgangrapportages over het project PMR                      |
Met deze brief en de daarin voorgestelde besluiten hopen wij tegemoet te komen aan de vragen en opmerkingen zoals uw Kamer die op 29 september jongstleden heeft gesteld.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

Karla Peijs

DE MINISTER VAN FINANCIËN,

G. Zalm
Bijlage 1:

Beantwoording vragen Algemeen Overleg
Project Mainportontwikkeling Rotterdam d.d. 29 september 2005

De antwoorden zijn per Kamerlid gegroepeerd

1. Tweede Kamerlid: mw. Gerkens (SP)


1.1 Vraag: Kunt u me overtuigen van nut en noodzaak van PMR? Zijn er nieuwe inzichten te melden?

De nut en noodzaak discussie is in het verleden uitgebreid gevoerd. Er is geen aanleiding die discussie te heropenen. De Maatschappelijke Kosten Baten Analyse ((M)KBA) van het CPB uit 2001 wijst uit dat de aanleg van de Maasvlakte 2 in het hoge groeiscenario een positief resultaat heeft. Eind
2003 bevestigde het CPB deze analyse van de maatschappelijke rentabiliteit en wees het erop dat doorgaan met de voorbereiding van Maasvlakte 2 nodig is om ook bij een hoge groei tijdig met de aanleg te kunnen starten. Zonder de aanleg van de landaanwinning zal er op den duur, afhankelijk van de economische groei, een tekort aan havencapaciteit ontstaan. Oplossing van dit tekort is gunstig voor de welvaart in Nederland mits de door aanleg vermeden tekorten groot genoeg zijn. Het CPB pleitte er in hun notitie dan ook voor om pas daadwerkelijk met de aanleg te starten als er een klant is én voor het gefaseerd aanleggen afhankelijk van de marktvraag. Thans blijkt
- gegeven de informatie die het HbR heeft aangereikt - dat er 15 gegadigden zijn voor de sector containers op Maasvlakte 2. De door het HbR gehanteerde businesscase wijkt ten aanzien van het aanlegmoment niet wezenlijk af van wat daarover eerder in de (M)KBA is vermeld. De gepresenteerde prognoses van het HbR zijn in lijn met het hoge groeiscenario van het CPB. Navraag bij het CPB leert dat men daar geen noodzaak ziet eerdere analyses thans te actualiseren.

2. Tweede Kamerlid: dhr. Duivesteijn (PvdA)

Mondeling gestelde vragen


2.1 Waarom niet direct teruggegaan naar PKB-plus deel 1? Er is thans geen noodzaak terug te gaan naar Deel 1. Overigens wijzen wij erop dat teruggaan naar Deel 1 een geheel nieuwe discussie over alle onderdelen van PMR impliceert met alle belanghebbenden. De uitspraak van de Raad van State heeft alleen betrekking op de concrete beleidsbeslissingen (CBB's) en laat de hoofdlijnen van beleid onverminderd van kracht. Daarom is er - in overleg met de Tweede Kamer - voor gekozen de PKB-plus vanaf deel 3 te herstellen. De bestuurlijke partners, de betrokken maatschappelijke partijen en ook uw Kamer (debat 3 februari 2005) ondersteunen deze keuze. Overigens is recent opdracht gegeven om - naar aanleiding van de ongewisse uitkomsten van de onderzoeken Waddenzee en luchtkwaliteit - nogmaals te onderzoeken welke alternatieve herstelroutes er zijn. Zie ook de tekst van de brief.


2.2 Waarom nu dit besluit en niet wachten op PKB-plus herstel? Vanuit het streven om in het kader van de TCI zo zuiver en transparant mogelijk te zijn, is het pakket nu aan u aangeboden. Analyse van de bereikte onderhandelingsresultaten met de regionale partners geeft aan dat zich een faseovergang aandient, te weten van uitwerking naar de voorbereiding van de daadwerkelijke uitvoering. Weliswaar moet de PKB-plus worden hersteld, tegelijk is het zo dat er - conform uw wens om geen verdere vertraging op te lopen - is dooronderhandeld met het HbR, de Provincie Zuid-Holland en de Gemeente Rotterdam over de kaders voor de uitvoering. De resultaten daarvan liggen thans op tafel en sluiten aan bij het Bestuursakkoord dat ruim een jaar geleden reeds door de kabinet en de partners werd ondertekend. Er is behoefte aan een uitspraak van uw Kamer over de gevolgde koers en de bereikte onderhandelingsresultaten. Bevestiging van de resultaten voorkomt dat andere partijen zich niet verder willen binden, de voorbereiding van de aanbesteding vertraagd wordt of dat afspraken weer ter discussie komen te staan.


2.3 Wordt wel rekening gehouden met bezwaren van de burgers? De groepen die zich het meest geraakt voelen in hun belangen zijn de visserij- en recreatiesector met betrekking tot de aanleg van het zeereservaat en de agrarische sector bij de aanleg van de 750ha natuur en recreatiegebied. Vanuit PMR worden intensieve contacten met de relevante maatschappelijke partijen onderhouden. Zo wordt met de visserijsector en de recreatieschappen/organisaties overlegd over het zeereservaat, met de agrarische sector over de 750 hectare en met de natuur- en milieuorganisaties over de natuurcompensatie. Overigens zal de nieuwe herstelde PKB-plus de normale inspraak en bezwaarprocedure volgen. Recent, op 1 september jl., is een grote bijeenkomst met de maatschappelijke partijen georganiseerd onder leiding van een extern voorzitter, de heer J. Laan (directeur van ROM Rijnmond). Daarbij is kennis genomen van hun opvattingen. De afspraak is gemaakt om eind van het jaar opnieuw met de partners te spreken over de stand van zaken PKB-herstel en zeereservaat.


2.4 Zijn alle risico's in beeld gebracht? (kwalitatieve en kwantitatieve risicoanalyse)

Bij PMR wordt gewerkt met een uitgebreide up-to-date risicodatabase. Tevens is door Boer en Croon een integrale analyse van de rijksrisico's uitgevoerd. Gelet op het stadium waarin het project zich bevindt, is in de analyse van Boer & Croon geconcludeerd dat niet alle risico's thans te kwantificeren zijn. De projectleiding van PMR bespreekt periodiek de rijksrisico's en stuurt op de beheersing ervan.


2.5 Waarom niet eerst de risico's uit Boer & Croon nader uitwerken en pas bij PKB Deel 3 het hele pakket bespreken?
De analyse door Boer en Croon van de rijksrisico's en de bevindingen die daaruit voort zijn gekomen, zijn meegenomen bij het afronden van de onderhandelingen over de uitwerkingsovereenkomsten met de PMR partners. In die zin is een deel van de analyse intussen achterhaald c.q. door nieuwe inzichten ingehaald. Bovendien is de risicoanalyse benut om het hersteltraject verder aan te scherpen teneinde de risico's van uitloop te beperken.

Schriftelijk gestelde vragen (vraagnummering volgt die van de indiener)

0. Hoe hoog zijn de kostenposten (minimum en maximum), welke partij neemt deze voor haar rekening en waar is dit in de begrotingen opgenomen? In onderstaand overzicht zijn alle bijdragen in miljoenen euro's van Rijk, PZH, Stadsregio, Gemeente en HbR opgenomen. Het overzicht sluit aan bij informatie zoals verstrekt tijdens de technische briefing op 27 september jl.

|Overzicht bijdragen aan PMR      |PP2002|PP2005|Financiering  |       |      |
|                          | | | |      |      |            | |       |      |
|Deelproject Landaanwinning     | |      |      |            | |       |      |
|Totale kosten landaanwinning   | |2575  |2880  |1           | |       |      |
|Rijksbijdrage Landaanwinning   | |595   |639   |    FES     | |       |      |
|                          | | | |      |      |            | |       |      |
|Investeringskosten             | |1980  |2241  |            | |       |      |
|Landaanwinning na aftrek       | |      |      |            | |       |      |
|rijksbijdrage                  | |      |      |            | |       |      |
|Natuurcompensatie Rijk         | |45    |90    |2   FES 3   | |       |      |
|                          | | | |      |      |            | |       |      |
|Deelproject Bestaand Rotterdams  |      |      |            | |       |      |
|Gebied                           |      |      |            | |       |      |
|Provincie Zuid-Holland         | |8     |9     |    Provincie         |      |
|                               | |      |      |Zuid-Holland          |      |
|Gemeente Rotterdam             | |209   |222   |    Gemeente          |      |
|                               | |      |      |Rotterdam             |      |
|Stadsregio Rotterdam           | |7     |8     |              |       |      |
|                               | |      |      |Stadsregio    |       |      |
|Rijk                      | | | |32    |34    |    Rijksbegroting (VROM,     |
|                          | | | |      |      |VenW, EZ,                     |
|                          | | | |      |      |LNV) 6                        |
|Subsidies en andere bronnen    | |76    |81    |    Diverse (o.a.     |      |
|                               | |      |      |bodemsanering)        |      |
|                          | | | |      |      |            | |       |      |
|Subtotaal Bestaand Rotterdams    |332   |354   |            | |       |      |
|Gebied                           |      |      |            | |       |      |
|                          | | | |      |      |            | |       |      |
|Deelproject 750ha            | | |      |      |            | |       |      |
|Provincie Zuid-Holland         | |9     |10    |    Provincie         |      |
|                               | |      |      |Zuid-Holland          |      |
|Gemeente Rotterdam             | |9     |10    |    Gemeente          |      |
|                               | |      |      |Rotterdam             |      |
|Stadsregio Rotterdam           | |18    |19    |              |       |      |
|                               | |      |      |Stadsregio    |       |      |
|Rijk                      | | | |139   |148   |    Rijksbegroting (VROM,     |
|                          | | | |      |      |VenW, EZ,                     |
|                          | | | |      |      |LNV) 6                        |
|                          | | | |      |      |            | |       |      |
|Subtotaal 750ha              | | |175   |187   |            | |       |      |
|                          | | | |      |      |            | |       |      |
|                               | |      |      |            | |       |      |
|Totaal overheidsbijdragen        |1187  |1270  |            | |       |      |
|Investeringskosten             | |1980  |2241  |            | |       |      |
|Landaanwinning na aftrek       | |      |      |            | |       |      |
|rijksbijdrage                  | |      |      |            | |       |      |
|TOTAAL                       | | |3167  |3511  |            | |       |      |
Bij dit overzicht zijn de volgende opmerkingen te maken. Het verschil tussen de investering van het HbR in de landaanwinning (incl. rijksbijdrage) is niet alleen de bijstelling van het prijspeil, maar betreft ook extra kadelengtes en bruto terreinen.
De raming voor natuurcompensatie is bijgesteld met in totaal 45 mln euro: aanleg duincompensatie en zeereep (+19 miljoen euro), overige eenmalige kosten (o.a. domeinrechten, planschade en monitoring) (+23 miljoen euro) en aanpassing prijspeil 2005 (+3 miljoen euro).
De uitgaven t.b.v. natuurcompensatie worden bij Miljoenennota ingepast in de Begroting van Verkeer en Waterstaat. De hiermee verband houdende uitgaven vallen in de jaren 2006 t/m 2008 terwijl dekking ten laste van het FES plaatsvindt vanaf 2011.
De jaarlijkse kosten van beheer en onderhoud worden ingepast in de Begroting van het Infrafonds Verkeer en Waterstaat over het tijdvak 2013 t/m 2020.
Ten behoeve van de aanpassing van de landzijdige infrastructuur (Achterlandverbinding i.c. MaVa A15) is in het FES binnen het PMR-budget van E 1,3 mld. een bedrag van E 300 miljoen (prijspeil 2002) gereserveerd. De bedragen voor BRG en 750 ha worden in de jaren 2006-2020 jaarlijks ingepast in 15 gelijke delen in de begrotingen van VenW, VROM, EZ en LNV. De Groene Verbinding à 27 mln euro is in vier gelijke delen in de begroting van VenW ingepast voor de jaren 2008-2011.


1. Wat gaat het herstel van de PKB-plus kosten aan ontwerpaanpassingen, mitigerende en compenserende maatregelen?
Indien het gaat om kosten van ontwerpaanpassingen van de landaanwinning komt dit voor rekening van het HbR. Eventuele mitigerende en/of compenserende maatregelen, bijvoorbeeld als gevolg van de passende beoordeling Waddenzee, komen voor rekening van het Rijk. Boer & Croon heeft hiervoor een bedrag geraamd met een bandbreedte van 20 tot 300 mln. euro. Gegeven de kleine kans (10%) dat dit risico zich voordoet, is geen voorziening opgenomen. Pas als uit de onderzoeken die in het kader van herstel PKB-plus worden uitgevoerd, zou blijken dat omvangrijke mitigerende/compenserende maatregelen nodig zijn, wat ook voor luchtkwaliteit zo zou kunnen zijn, wordt bezien wat de consequenties zijn. De kosten voor luchtkwaliteitsmaatregelen en de verdeling van de kosten over de betrokken partijen worden nog onderzocht. Zie ook de hoofdstekst van de brief en het antwoord op vraag 5.7 van dhr. Hermans.


2. Er komt nog een second opinion op de contourennota over borging van publieke belangen. Komen daar nog meerkosten uit/ of minder opbrengsten? Wie draait daar dan voor op?
De Raad voor Verkeer en Waterstaat is verzocht een second opinion te geven over de vraag of de publieke belangen rond de mainport Rotterdam met de het in de Contourennota Borging Nationale Belangen Mainport Rotterdam geschetste borgingskader én de voorgenomen beleidsagenda naar de mening van de Raad voldoende zijn geborgd. Het betreft een oordeel van de Raad over het door de Kamer gevraagde borgingskader bij de exploitatie van de havenvoorzieningen. Op dit moment worden geen uitkomsten voorzien in de sfeer van meerkosten of minder opbrengsten bij de aanleg van de Maasvlakte 2. De second opinion wordt eind 2005 verwacht en zal aan de Kamer worden toegezonden.


3. Hoe groot is nu precies de totaalbegroting en wat zit daarin? Voor het antwoord hierop wordt verwezen naar de informatie die bij vraag 0 is gegeven. In aanvulling daarop het volgende. De scope van het deelproject Landaanwinning is beschreven in bijlage 2 bij de uitwerkingsovereenkomst. Daarin is een beschrijving van het project te vinden. Die beschrijving bevat een tabel met door het HbR te realiseren objecten. Het betreft: De zeewering
De terreinen (zandpannenkoek)
Droge infrastructuur (weg, spoor, pijp en kunstwerken) Centrale geul (o.a. centraal havenkanaal, havenbekkens, kademuren).

Zoals hieruit blijkt, omvat de projectscope de basisinfrastructuur op Maasvlakte 2 in de vorm van wegverbindingen, railverbindingen, pijpleidingverbindingen en kunstwerken. In bijlage 2 bij de uitwerkingsovereenkomst is ook vastgelegd welke investeringen niet onder de scope van het project vallen maar zonodig wel door het HbR zelf binnen de gangbare bedrijfsvoering zullen worden verricht. De belangrijkste betreft de mogelijk noodzakelijke aanpassing aan de zogenaamde "Papegaaienbek" en/of aan de "Kop van de Beer", die mogelijk in de periode 2020-2025 nodig zijn met het oog op de nautische bereikbaarheid en veiligheid van Maasvlakte 1 en 2. Daarnaast zullen zonodig uitgaven worden verricht voor aanpassing/uitbreiding railservicecentra.

De raming van de projectkosten is gebaseerd op de scope zoals aangeduid in bijlage 2 van de uitwerkingsovereenkomst en bedraagt E 2.88 miljard. De raming van de projectkosten is gebruikt bij de businesscase van het Project Maasvlakte 2. De objecten die geen onderdeel van de scope uitmaken maar zonodig worden gerealiseerd door HbR, zijn meegewogen in de waardebepaling van HbR.


4. Wat gaat de luchtkwaliteit kosten aan extra maatregelen en financiën? Het is niet mogelijk om thans aan te geven wat de luchtkwaliteit aan maatregelen vraagt en welke kosten daarmee gemoeid zijn. Zie ook de hoofdstekst van de brief en het antwoord op vraag 5.7 van dhr. Hermans.


5. Overschrijdingen natuurcompensatie. B&C had nog hoger bedrag. Wat is nu waar?
Ten opzichte van vorig jaar is er veel meer duidelijkheid gekomen over de eenmalige investeringskosten voor de aanleg van de duinen en de zeereep (+ 19 mln euro). Ook ten aanzien van de overige eenmalige kosten zijn nadere gegevens verkregen. Het gaat onder meer om domeinrechten, planschade en monitoring (totaal + 23 mln euro) die ten tijde van het Bestuursakkoord deels pm post waren. Ook heeft een aanpassing naar prijspeil 2005 plaatsgevonden (+ 3 mln euro). Voorgaande verklaart waarom het rijk de raming voor de natuurcompensatie met 45 mln euro heeft bijgesteld. Het rapport van Boer en Croon gaat uit van een bijstelling met 67 mln euro. De hogere raming is te verklaren doordat investeringskosten en de kosten van het gekapitaliseerde beheer en onderhoud waren samengevoegd. In de brief van 2 september zijn deze kosten van elkaar onderscheiden. Bovendien is een groot onderdeel van beheer en onderhoud gedekt in de reguliere begroting van VenW en is dus geen additioneel risico.


6. Wat kost beheer en onderhoud daarvan?

In het vertrouwelijke overleg van 27 september is de TK geïnformeerd over de onderverdeling van de beheer en onderhoudskosten. In totaal bedragen deze E 3,85 miljoen. Deze kosten worden ingepast in de reguliere begroting van VenW over de periode 2013 t/m 2020.


7. Wat gaat verhoogd onderhoud vaargeul kosten? Voor het onderhoud van de vaargeul is een schatting gemaakt. Op dit moment wordt rekening gehouden met een maximale toename van 1 mln. euro per jaar. Dit wordt in de reguliere begroting van VenW verwerkt.


8. Erosiekuil bij de buitencontour?
Naar verwachting zal zich tijdens de aanleg van MV2 in het zeegebied ten westen van de buitencontour een erosiekuil gaan ontwikkelen. Deze kan effecten hebben op de buitencontour (zeewering) maar ook op de EuroMaasgeul en de Maasmond. Hiermee is rekening gehouden in de afspraken over de risico- en verantwoordelijkheidsverdeling m,b.t. het onderhoud: het Rijk blijft verantwoordelijk voor onderhoud aan de EuroMaasgeul en de Maasmond.
HbR is gedurende de bouw van de landaanwinning verantwoordelijk voor het onderhoud aan de bestaande zeewering en ontvangt hiervoor een vaste vergoeding van het Rijk
HbR is na realisatie en oplevering buitencontour gedurende 10 jaar verantwoordelijk voor het onderhoud aan de nieuwe zeewering en levert de wering op zonder achterstallig onderhoud. HbR ontvangt hiervoor een vaste vergoeding van het Rijk.
De vorming van de erosiekuil is een gevolg van de stroming langs de buitencontour. De stroming is dé bepalende factor in het ontwerp (de ligging) van de buitencontour, niet alleen met het oog op de vorming van de erosiekuil maar ook met het oog op de (veilige) nautische toegankelijkheid van de Maasgeul en Maasmond. De ligging is door HbR geoptimaliseerd. Binnen de bandbreedtes van het onderhoudsrisico zijn eenvoudige beheersmaatregelen mogelijk (zowel in de periode dat HbR verantwoordelijk is, als in de periode daarna).


9. Beheer en onderhoud kabels en leidingen?
HbR is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de kabels en leidingen op de Landaanwinning.


10. Beheer en onderhoud aansluitingen kruisingen A13/A16? Beheer en onderhoud van de aansluitingen kruisingen A13 en A16 behoren niet tot het project PMR.


11. Kunt u nog meer bijkomende kosten bedenken? In de risicoanalyse is een zo compleet mogelijk beeld gegeven van de mogelijke kosten. Op dit moment is geen aanleiding te veronderstellen dat er andere kosten moeten worden toegevoegd.


12. Wat kost pre-aanbesteding? In overeenstemming met Europese aanbesteding? Moet rijk meebetalen?
Ervan uitgaande dat met de vraag wordt gedoeld op de periode voorafgaand aan de aanbesteding gaat het om een aantal kostenposten. Deze kosten bestaan met name uit de kosten voor de projectorganisaties van het HbR, kosten voor aanvullend bodemonderzoek ten behoeve van de bieders, en kosten voor modelproeven. Gezamenlijk bedragen deze kosten enkele miljoenen die voor rekening komen van het HbR. Ook als de aanleg van de Maasvlakte 2 niet doorgaat, is dit een risico voor het HbR.
Er worden geen rekenvergoedingen uitgekeerd, wel een tegemoetkoming in de ontwerpkosten. De hoogte daarvan wordt bepaald door het HbR en is afhankelijk van de gevraagde inspanningen door aanbieders. Voor de afvallers in de eerste ronde betreft het enige honderdduizenden euro's per aanbieder, voor de verliezer bij BAFO (best and final offer) in totaal max
1 mln. euro; voor de winnaar niets. Dit is in overeenstemming met de Europese aanbesteding. De aanbestedingsprocedure is voor rekening en risico van HbR.


13. Als Kamer PKB-plus wil aanpassen, zijn de kosten dan voor het Rijk? Een Planologische Kern Beslissing is een rijksbesluit waarvan de procedurele kosten aan het rijk toevallen. Indien de Kamer of het kabinet de PKB-plus wil aanpassen en er direct daaraan te relateren meerkosten voortvloeien die niet zijn overeengekomen in Bestuursakkoord en uitwerkingsovereenkomsten, dan komen deze in principe voor rekening van het Rijk als verantwoordelijke partij.


14. Dijken verhogen. Is daar rekening mee gehouden? Er is gekozen voor een zodanig ontwerp qua opzet en levensduur, dat het tussentijds, dat wil zeggen naar verwachting na 50 jaar, is aan te passen, bijvoorbeeld aan de daadwerkelijke zeespiegelstijging. Dit geldt ook voor de terreinen. Als norm voor het ontwerp is door het Rijk - conform het Publiek Programma van Eisen en het toetskader - 1/10.000 per jaar (overschrijdingskans waterstand) geformuleerd. Het Rijk toetst het ontwerp van het HbR aan deze norm, waarbij wordt gekeken naar de functionaliteit van het gebied. Het HbR is eigenaar en beheerder van Maasvlakte 2. Toekomstige verhogingen van de waterkering (en/of terreinen) zijn voor kosten van de eigenaar, i.c. het HbR. Maasvlakte 2 is zogenaamd buitendijks gebied, dat wil zeggen dat het niet wordt beschermd door primaire waterkeringen, maar door een secundaire waterkering. In de Wet op de Waterkeringen is bepaald dat voor de secundaire waterkeringen de provincie via een provinciale verordening een toezichthouder kan aanwijzen (over het algemeen het Waterschap) en afspraken maken over de wijze en frequentie van toetsen.


15. Risico dat er nieuwe regels op handen zijn? Wie betaalt deze? Bij het opstellen van het Plan van Aanpak voor herstel van de PKB-plus is onderzocht welke nieuwe regelgeving en welke nieuwe jurisprudentie relevant zijn voor de opnieuw te nemen besluiten. Het gaat daarbij in het bijzonder om de regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit (huidige Besluit Luchtkwaliteit), om waterkwaliteit (Kaderrichtlijn Water) om het betrekken van milieu-informatie bij de besluitvorming (Strategische Milieu Beoordeling) en om natuurwetgeving (Natuurbeschermingswet en de Flora en Faunawet). Daarnaast kunnen relevant zijn de herziening van de Wet op de ruimtelijke ordening, regelgeving over externe veiligheid en risiconormering voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Of en in welke mate deze nieuwe regelgeving een verhoging van de kosten meebrengt, valt thans niet in concrete bedragen aan te geven. In de uitwerkingsovereenkomsten is afgesproken dat alleen specifieke wijzigingen in wet- en regelgeving die van invloed zijn op de deelprojecten, voor rekening komen van de Staat.


16. Meerkosten natuurcompensatie, waarom niet voor HbR? De realisering van de natuurcompensatie is voor rekening en risico van het Rijk. Dit betekent dat analoog hieraan ook de eventuele meerkosten voor het Rijk zijn. Tenzij deze meerkosten het directe gevolg zouden zijn van wijzigingen in bijvoorbeeld scope of ontwerp uitsluitend op verzoek van het HbR.


17. Overschrijdingen 750ha en BRG? Is uitgesloten dat dit verder kan oplopen?
De kostenramingen en de risicokwantificering bij de deelprojecten 750 ha en BRG zijn door een onafhankelijke auditor getoetst. Deze is tot de conclusie gekomen dat de deelprojecten voor het gereserveerde bedrag zijn uit te voeren. De overschrijdingen bij de uitvoering van de deelprojecten zijn voor rekening en risico van de uitvoerende partijen. In elke overeenkomst is opgenomen dat indien het van de uitvoerende partij door onvoorziene omstandigheden niet meer redelijkerwijs is te verlangen het deelproject ongewijzigd uit te voeren, partijen om tafel gaan om tot een passende oplossing te komen.


18. Bij BRG nog aanspraak op (rijks)subsidies. Wat zijn deze subsidies, wie gaat meerkosten betalen?
Bij de financiering van de totale kosten BRG is er door Rotterdam rekening mee gehouden dat nog voor een bedrag van 76 mln euro beroep kan worden gedaan op subsidieregelingen van zowel Rijk, provincie als gemeente. Dit betreft bestaande, reguliere subsidieregelingen en een beroep op zo'n subsidieregeling legt dan ook geen extra beslag op de rijksbegroting. Uiteraard gelden de normale subsidievoorwaarden; er is geen sprake van voorkeursbehandeling en dus geen verworven recht. Het gaat om subsidieregelingen zoals de subsidieregeling sanering verkeerslawaai, het klimaatfonds, ISV en MIT.


19. Wat kost het als het project vertraagd gaat worden. Wie betaalt dat, bv PKB toch langer vertraagd?
De kosten van een eventuele vertraging van het project zijn ten aanzien van de landaanwinning voor rekening van het HbR tenzij het Rijk zich niet aantoonbaar heeft ingezet om vertraging te voorkomen. Ten aanzien van de 750 ha is de afspraak gemaakt dat de mogelijke kosten, zoals bijvoorbeeld grondprijsstijgingen, zullen leiden tot overleg over vergoeding van schade.


20. Post onvoorzien met eenderde uitgeput. Wat zijn normale percentages. Wie vangt op als die is uitgeput?
Bij een groot project als PMR wordt de post onvoorzien geraamd op ca. 10%. In 2003 is de post onvoorzien van het Rijk geraamd op circa 10% van de rijksbijdrage en bepaald op 135 mln euro en nu 143 mln euro (pp 2005). De eenmalige meerkosten voor natuurcompensatie van 45 mln euro worden gedekt door de post onvoorzien. Er resteert nu 98 mln euro. Er is geen reden aan te nemen dat de huidige post onvoorzien ontoereikend is, gelet op de huidige risicoverdeling binnen het project.
Wat niet wegneemt dat er risico's zijn, met name Waddenzee en luchtkwaliteit, die tot substantiële maatregelen kunnen leiden. Indien het hier omvangrijke kostenposten betreft, zal er uiteraard met u overleg worden gepleegd over hoe hiermee om te gaan. In onze rapportage van januari a.s. over de uitkomsten van de PKB-plus herstel onderzoeken zult u daar nader zicht op krijgen.

Wat betreft de Landaanwinning is er bij het HbR een eigen, extern (bureau Horvat) getoetste risicoreservering getroffen, die zonodig door het HbR zelf kan worden aangesproken. Vervolgens kan het HbR indien noodzakelijk haar leencapaciteit op de kapitaalmarkt benutten en mocht dit niet mogelijk zijn kan zij het eigen vermogen zonodig aanspreken. Eerst als die stappen ontoereikend zouden zijn, kan het HbR bij de aandeelhouders aankloppen, en wel in de verhouding 2/3 gemeente en 1/3 rijksoverheid. Pas in allerlaatste instantie kan het rijk vanuit haar algemene projectverantwoordelijkheid mogelijk worden benaderd, waarbij partijen in overleg treden.


21. De 700 mln komt uit FES. En de rest? Zoniet, waar dan vandaan? Zie het budgettair overzicht zoals opgenomen in het antwoord op de eerste vraag. De overige bedragen komen uit de reguliere begrotingen van VenW, VROM, EZ en LNV. De deelneming zal betaald worden met dekking uit de algemene middelen.


22. Niets is opgenomen over de te rekenen grondprijzen HbR. Dit maakt alles uit voor de maatschappelijke rentabiliteit van het project. Hoe groot is het risico dat de doemscenario's van het CPB uit 2003 over maatschappelijke kosten waarheid worden? Beter: hoe dekken we het risico af dat de grondprijzen te laag worden vastgesteld?
De realisering van de landaanwinning is een verantwoordelijkheid van het HbR. Het project landaanwinning wordt aangestuurd met behulp van een businesscase. In die businesscase komen kosten en inkomsten - direct gerelateerd aan het project - samen. Op basis van dit model wordt het rendement bepaald en bijgestuurd. Taak van de projectorganisatie MV2 is onder andere de waarde van het project te optimaliseren. Voor zover het grondprijzen betreft voor de containersector, probeert het HbR dit te realiseren door middel van het opzetten van een uitgifteprocedure die de marktwerking optimaliseert (in concurrentie bieden op terminals). Verder wordt gewerkt aan de introductie van een prijssysteem in de containersector dat de gebruiker van de terminals stimuleert zoveel mogelijk omzet te genereren en daardoor opnieuw de waarde van het project te optimaliseren. De tarieven worden uiteraard ook bepaald met het oog op concurrentiepositie van de Rotterdamse haven in Noord-West Europa. De overheid stelt niet de haventarieven vast. Het HbR zal de tarieven hanteren die leiden tot een goed rendement op het geïnvesteerde vermogen. Er is geen reden om te veronderstellen dat onnodig lage tarieven zullen worden gehanteerd. Afgelopen voorjaar heeft het CPB in overleg aangegeven dat recente ontwikkelingen de geldigheid van de eind 2003 opgestelde conclusies onverlet lieten. Een update lijkt dus niet noodzakelijk. Op dit moment wordt de kans dat het lage groeiscenario van het CPB zich voordoet, niet waarschijnlijk geacht, dit blijkt ook uit de groeicijfers die het HbR heeft afgegeven voor de komende jaren.
Uiteindelijk zal een toets op de marktvraag plaatsvinden door het HbR en het Rijk voordat de definitieve start plaatsvindt. Deze is voorzien in 2008. Na de start is het niet logisch meer te kijken naar de groeiscenario's maar is het de taak van het HbR als onderneming geworden om een rendabele exploitatie te realiseren.


23. Moet over alle voorstellen gelijktijdig besloten worden? Bestuursakkoord en uitwerkingsovereenkomsten zijn aan elkaar verbonden. Dit geldt ook voor de daarin geregelde deelprojecten landaanwinning, 750 ha en BRG. Procedureel zijn deze projecten via de PKB-plus aan elkaar verbonden. Over de deelneming kan apart worden besloten. Deelneming is echter alleen wenselijk en verantwoord als de Tweede Kamer achter het project als geheel staat. Een snel besluit over de deelneming is gewenst, aangezien het HbR momenteel belangrijke besluiten neemt voor de toekomst. Zie verder de hoofdtekst van de brief.


24. Staan de bedragen in de rijksbegroting waarover de Kamer dit najaar moet beslissen?
Nee, met dien verstande dat enkele posten reeds zichtbaar zijn bij de Rijksbegroting 2006 en sommige posten (beheer en onderhoud) nu nog buiten de reikwijdte van de thans voorliggende Rijksbegroting vallen. Zie verder het antwoord op vraag 0.


25. In hoeverre is het besluit over PMR en het besluit tot deelneming aan elkaar gekoppeld? Is rijksparticipatie afhankelijk van het doorgaan van (onderdelen) van het PMR-project?
Uiteindelijk is dat het geval. Als PMR niet doorgaat zal het rijk zijn deelneming in het HbR opnieuw overwegen en bezien of de deelneming op dat moment nog een eigenstandig belang dient. Op dat moment kan het kabinet besluiten de aandelen weer te verkopen. In dat geval heeft het HbR het geld voor de aandelen niet nodig voor financiering van de Maasvlakte 2.


26. In hoeverre is de wettelijke voorhangprocedure voor het aangaan van deelnemingen (ex artikel 34 van de Comptabiliteitswet) al dan niet gevolgd? In de brief aan de kamer d.d. 25 juni 2004 was de eerste stap genomen in het kader van de Comptabiliteitswet. In deze brief is opgemerkt dat de mededeling in die brief gezien kan worden als een mededeling conform artikel 34 lid 5 van de Comptabiliteitswet 2001. Voor de volledigheid wordt de deelname nogmaals gemeld volgens de Comptabiliteitswet, aangezien de constructie van de deelneming iets is aangepast.


27/28. Hoe wordt de Kamer geïnformeerd over het project? Van wie de rapportages?
Komt er nog afstemming met de Kamer over de rapportering over dit grote project?
Een project waar 900 mln aan rijksgeld ingaat en voor 500 mln participatie is in onze ogen een Groot project. In plaats van afzonderlijke deelrapportjes ontvangen wij graag eens per half jaar een integrale voortgangsrapportages. Daarin zou systematisch ingegaan kunnen worden op aspecten als doelstellingen, budget, planning en risico's van het totale PMR-project, waarbij de Kamer vooral geïnformeerd wordt over (dreigende) afwijkingen van de voorgenomen uitvoering in plaats van (uitvoerige) informatie over wat er 'allemaal gebeurd is' in het voorbije half jaar. De Tweede Kamer zal conform de Procedureregeling Grote Projecten geïnformeerd worden over PMR. Dit betekent dat in het eerste kwartaal van 2006 de basisrapportage (met als peildatum 1 januari 2006) voorligt en daarna de gebruikelijke cyclus een aanvang neemt waarin de Tweede Kamer tweemaal per jaar wordt geïnformeerd over de stand van zaken van het project op de peildata 1 januari en 1 juli. De opbouw van de rapportage is, rekening houdend met het eigen karakter van dit project, vergelijkbaar met de opzet van andere rapportages over grote projecten. Er zal aandacht wordt besteed aan de
de essentialia van het project (o.a. doelen, procedures, resultaten, randvoorwaarden);
het project in zijn omgeving (voortgang en ontwikkelingen, omgeving in relatie tot deelprojecten);
de projectbeheersing. In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de viereenheid scope, planning, financiën en risico's. Daarbinnen zal aandacht worden geschonken aan de ontwikkeling van het risicoprofiel, aan de verhouding tussen raming en budget alsmede aan (voorgenomen) onttrekkingen aan de post onvoorzien
Met de PMR-partners zijn afspraken gemaakt over de aanlevering van informatie en de rolverdeling hierin. De uitvoerende partijen leveren hun informatie aan het verantwoordelijk departement aan (voor 750ha aan LNV en voor BRG aan VROM). VROM en LNV leveren vervolgens deze informatie aan bij het coördinerend ministerie VenW, die vervolgens een integrale (over het gehele project) rapportage aan de Tweede Kamer zal sturen. Conform de "proeve van een protocolprocedure- en informatieregeling grote projecten" is het voorstel dat met u afspraken worden gemaakt over inhoud, frequentie en verschijningstijdstip. Het voorstel is dat te doen bij de basisrapportage die u in de eerste helft van 2006 zult ontvangen.

Inzake de deelneming in het HbR zal niet via deze rapportagelijn worden gerapporteerd, maar zal deze worden meegenomen in de jaarlijkse rapportage aan de kamer over de deelnemingen.

29. Overzicht van budgettaire consequenties op de rijksbegroting per jaar? Zie het antwoord op vraag 0.

30. Waarop is de vaste bijdrage van E 726 mln (ofwel E 619 in prijspeil 2004) gebaseerd die het rijk in 2011 en 2012 aan het HbR zal overmaken? Is dit een onderhandelingsresultaat, of zijn dit geraamde kosten voor de zeewering of is dit het bedrag dat het HbR tekort komt in de business case (onrendabele top)?
De vaste bijdrage van 726 mln. is het resultaat van onderhandelingen over de rijksbijdrage en is te beschouwen als een bijdrage in het tekort van de businesscase voor de landaanwinning. Het bedrag is met name een bijdrage in de kosten van de buitencontour van de Maasvlakte 2.

31. Betaalt het rijk hoe dan ook E 726 mln ongeacht de vraag of de volledige Maasvlakte 2 tot stand komt? Teksten uit BA ( art. 8.4) en uwo (art. 4.5) suggereren dat.
In de uitwerkingsovereenkomst landaanwinning staat in artikel 4.3 en 4.4 dat de Staat niet is gehouden tot enige betaling voordat het HbR aangetoond heeft dat alle Publiekrechtelijke medewerking is verkregen en voordat daadwerkelijk de eerste plons heeft plaatsgevonden en er sprake is van een aaneengesloten bouwproces.

32. Zijn er externe adviezen, bv juridische, gevraagd over de uitvoeringsovereenkomsten? Zo ja, kan de Kamer deze ontvangen? Naast het al eerder genoemde Boer en Croon rapport met de daarin opgenomen integrale risicoanalyse heeft de Staat zich tijdens het onderhandelingsproces en de totstandkoming van de uitwerkingsovereenkomsten laten begeleiden door bureau Horvat & Partners die de overeenkomsten individueel en integraal heeft beoordeeld. De adviezen van Horvat & Partners zijn meegenomen in het proces. De Landsadvocaat is als penvoerder opgetreden bij de overeenkomst van de landaanwinning. Ook ten aanzien van de 750ha en BRG is de Landadvocaat actief betrokken geweest en heeft geadviseerd bij de totstandkoming van de uitwerkingsovereenkomsten. Tevens hebben juristen van de betrokken departementen alle overeenkomsten bekeken en is ook hun advies meegenomen.

De auditrapportages zijn in principe te beschouwen als interne rapportages waarvan het onverkort publiceren de onderhandelingspositie van het Rijk en de partners kan schaden. Per geval zal worden bezien of openbaarheid verstandig is. In dit geval is er ook de bereidheid u desgevraagd in een vertrouwelijk overleg te informeren.

33. Een aantal zaken uit B&C zijn gewijzigd of niet overgenomen in de septemberbrief. Graag reactie op de volgende passages uit Boer en Croon:

a) p. 3: kans dat PKB-plus gereed is voor mei 2008 wordt geschat op 35% Het percentage heeft te maken met de kans dat het herstel van de PKB-plus tijdig - dat wil zeggen in 2008 - gereed is. Het is dus niet zo dat de PKB- plus helemaal niet tot stand komt, integendeel de kans dat de PKB-plus tot stand komt wordt ingeschat op 95%. In de brief van 3 september 2005 aan uw Kamer wordt daarover het volgende gezegd: 'De doorlichting laat zien dat de gehanteerde planning voor de onderzoeken in het kader van het herstel van de PKB-plus kritisch is. Er bestaat een gerede kans dat die planning niet realiseer baar is zodat een nieuw PKB deel 3 later dan voorzien aan u kan worden voorgelegd. Een vertraging van maximaal een jaar is dan niet denkbeeldig.' Zie verder de hoofdtekst van de brief.

b) p. 4/5: mei 2008 is alleen haalbaar als niet hoeft worden afgeweken van het herstel van PKB deel 3. Dan nog zitten er belangrijke risico's in de planning. Het betreft met name de onderzoekstijd in het deel PKB herstel. Zodra gekozen moet worden voor PKB deel 1, wat in ieder geval zo zal zijn als er compenserende maatregelen in de Waddenzee moeten worden genomen of als er ingrijpende mitigerende maatregelen moeten worden genomen, dan is de tijdsvertraging minimaal 1 jaar en kan deze oplopen tot 3 jaar. a/b) Boer&Croon constateert dat de mogelijkheid bestaat tot nog meer vertraging (1 tot 3 jaar) wanneer terug moet worden gegrepen naar de PKB- deel 1. In de brief wordt hierover het volgende gezegd: 'Ook is mogelijk dat uit de onderzoeken blijkt dat aanvullende mitigerende en/of compenserende maatregelen moeten worden genomen. In dat geval is er een serieuze kans dat moet worden teruggegrepen op een nieuw deel 1 van de PKB- plus met ernstige vertraging als gevolg.' De conclusies van Boer&Croon worden dus in de brief benoemd. Gegeven de onzekerheid omtrent de resultaten van de onderzoeken zijn in de brief niet de geschatte percentages opgenomen.

c) p. 4: Een ander risico in het kader van het herstel van de PKB betreft luchtkwaliteit. Over de vraag wie de verantwoordelijkheid voor dit risico heeft, moet de komende periode meer helderheid komen. Deze aanbeveling is meegenomen in het lopend proces omtrent de onderzoeken in het kader van de PKB-plus herstel en in het bijzonder over de luchtkwaliteit. Zodra uit de lopende onderzoeken meer inzicht is verkregen in de aard en omvang van de luchtkwaliteitproblematiek en de daarbij passende oplossingen, zal ook bekeken worden wie hiervoor verantwoordelijk is. Zie hiervoor ook vraag 5.7 van de heer Hermans. Wel heeft de heer Smits in dit kader toegezegd om de aan- en afvoer per rail, binnenvaart en short sea nadrukkelijk te betrekken bij de marktbenadering.

d) p. 6: over hetzelfde onderwerp: .de maatregelen uit het maatregelenpakket voor de luchtkwaliteit om te voldoen aan de Europese Richtlijn lucht. Afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek naar de emissies en het onderzoek van de effecten van maatregelen om te voldoen aan de Europese Richtlijn lucht (onderdeel van PKB-herstel) kan worden bepaald welke maatregelen dienen te worden ingezet. Dit risico is momenteel niet te kwantificeren.
c/d) Uit het Boer&Croon rapport blijkt dat er omtrent luchtkwaliteit nog veel onzekerheden zijn, zowel qua aard, omvang en verantwoordelijkheden. Evenals Boer&Croon wordt in de brief van 2 september jl geconstateerd dat op dit moment nog geen raming van mogelijke kosten voor maatregelen is te geven. De onzekerheden en mogelijke gevolgen daarvan worden in het kader van het herstel van de PKB-plus meegenomen en kan eind dit jaar/begin volgend jaar meer over de voorstellen met betrekking tot oplossingen gezegd worden.

e) p. 5: over de meerkosten die hierdoor op zouden kunnen treden: Mogelijke financiële risico's vanuit het PKB hersteltraject, waarvoor op dit moment niet helder is of en zo ja welke maatregelen genomen zouden moeten worden, zijn: de compenserende maatregelen, die genomen moeten worden, als blijkt dat het effect op de Waddenzee significant is en de mitigerende maatregelen voldoen niet. De inschatting van de kosten hiervan ligt tussen E 20 en E 300 mln. De kans van optreden is ingeschat op 10%. e) Boer&Croon geeft een inschatting van mogelijke kosten tussen de 20 mln en 300 mln euro. In de brief wordt gesproken over 'een grote bandbreedte'.

f) p.5: over financiële risico's: Dit betekent dat in zijn algemeenheid geen uitspraak gedaan kan worden over het totale financiële risico. Wel is daar waar mogelijk aangegeven over welke orde van grootte gesproken kan worden.
f) Gelet op het stadium waarin het project zich bevindt, is in de analyse van Boer & Croon geconcludeerd dat niet alle risico's thans te kwantificeren zijn. De eventueel noodzakelijke maatregelen voor Luchtkwaliteit (voor zover die voor rekening van het Rijk zullen komen) zijn het grootste niet-gekwantificeerde risico.

g) p. 5: over de meerkosten voor natuurcompensatie: het belangrijkste financiële risico is dat er een tekort is voor de
natuurcompensatieprojecten. Het totale budget voor de natuurcompensatie is vastgesteld op E 45 mln met een pm voor de nadeelcompensatie van de vissers. Uit recente ramingen voor de nc is gebleken dat er een tekort is van E 67 mln (incl beheer gedurende 25 jaar) en dat de kosten voor de nadeelcompensatie (uitkoop vissers) worden gewaardeerd op E 15 mln gebaseerd op inschattingen van het ministerie van LNV. Gezien het bovenstaande dient het budget voor de natuurcompensatieprojecten in ieder geval met een bedrag van E 82 mln te worden verhoogd, wil de realisatie van de nc verzekerd zijn.
g) Het rapport van Boer en Croon gaat uit van een bijstelling met 67 mln euro. De hogere raming is te verklaren doordat investeringskosten en de kosten van het gekapitaliseerde beheer en onderhoud waren samengevoegd. Boer en Croon was niet op de hoogte van het feit dat een belangrijk deel van de beheer en onderhoudskosten in de begroting van VenW was opgenomen, waardoor het bedrag van E 67 mln lager zou zijn uitgevallen. In de brief van 2 september zijn de kosten van elkaar onderscheiden. In de brief is aangegeven dat het beheer en onderhoud nu geheel wordt meegenomen in de begroting van VenW. Zowel de realisatie als het beheer en onderhoud zijn hiermee gedekt.

h) p. 7: Indien in ieder geval de (zekere) extra kosten voor natuurcompensatie ten laste van de post onvoorzien worden gebracht betekent dit dat van de E 135 mln (= omvang onvoorzien) nog E 53 mln resteert. Deze E 53 mln dient ter dekking van alle (op dit moment) niet gekwantificeerde rijksrisico's.
h) De Post Onvoorzien bedraagt E 143 mln (pp 2005). Hierop worden de eenmalige kosten voor natuurcompensatie in mindering gebracht die neerkomen op E 42 mln (eenmalige investeringskosten duincompensatie en zeereep a E 19 mln + domeinrechten, planschade en monitoring a E 23 mln). Hierdoor resteert een Post Onvoorzien van E 101 mln. Deze inzichten wijken af van de cijfers die door Boer en Croon zijn gepresenteerd. Dit komt doordat de component beheer en onderhoud is afgescheiden van de eenmalige investeringskosten en separaat in de reguliere begroting is ingepast. De aanbeveling van Boer&Croon om de extra kosten voor natuurcompensatie ten laste te brengen van de post onvoorzien, is door VenW in de brief overgenomen.

i) Aanbevelingen: p. 5: het is van groot belang dat het Rijk zich in de uwo's niet vastlegt op concreet te leveren prestaties op een vastgestelde datum. Dit geldt met name voor de compenserende maatregelen en het PKB- herstel. Het rijk kan niet verder gaan dan het aangaan van een inspanningsverplichting. Dit laat onverlet dat op het rijk de verplichting rust nu al wat (redelijkerwijs) in haar vermogen ligt te mobiliseren om de prestaties tijdig te leveren. In november zal door PMR bekeken moeten worden of de noodzaak bestaat, op basis van de uitkomsten van de onderzoeken, de planning voor het PKB-hersteltraject aan te passen. i) Het Rijk heeft de aanbeveling van Boer&Croon overgenomen door in de uitwerkingsovereenkomsten elke vorm van aansprakelijkheid te vermijden. Er is een inspanningsverplichting afgesproken over de conditionerende maatregelen, zoals de natuurcompensatie en het herstel van de PKB-plus.

j) p. 32: In november 2005 is er een belangrijk moment, wanneer de onderzoeksresultaten van een aantal belangrijke zaken bekend worden. Het gaat dan om: 1) onderzoek effect op waddenzee en 2) onderzoek pakket maatregelen luchtkwaliteit. Daarnaast beveelt de taskforce aan ook op dat moment te kunnen beschikken over: 1) advies deskundigen over juridische procedure (deel1 of 3) en 2) onderbouwing voor een besluit fasering. November 2005 lijkt dan een goed moment om een basis te leggen voor nieuwe planning.
j) De aanbeveling van Boer&Croon dat november 2005, na gereed komen van de onderzoeken, een logisch moment is om de planning van het herstel van de PKB-plus te bezien, wordt door het Rijk gedeeld. In de brief wordt aangegeven dat 'naar verwachting rond de jaarwisseling u nader wordt geïnformeerd over de uitkomsten van de onderzoeken en mogelijke consequenties daarvan voor de planning'. Zodra de onderzoeken bekend zijn eind november, en dus duidelijkheid is gekomen over noodzaak tot mitigerende dan wel compenserende maatregelen en of daarom wel of niet terug moet worden gegaan naar deel 1, kan met grotere zekerheid een planning over het herstel PKB-plus worden gegeven. Ook inzake luchtkwaliteit is dan meer bekend over eventuele noodzakelijk maatregelen. Indien hiertoe aanleiding is, zal hierover met uw Kamer overleg worden gevoerd.

Aanvullende nagekomen schriftelijke vragen op 12 oktober 2005 namens dhr Duivesteijn (nummering volgt volgorde brief)


1. Klopt het dat de analyse van Boer en Croon bij het Havenbedrijf Rotterdam en de gemeente Rotterdam niet bekend waren? Het HbR en de gemeente Rotterdam waren op de hoogte van het feit dat de risicoanalyse door het rijk werd uitgevoerd en hebben hun medewerking eraan verleend. Op 30 juni heeft in het zogenoemde Topberaad de president- directeur van het HbR de heer Smits een presentatie bijgewoond over de belangrijkste conclusies van het rapport. Tevens zijn in de brief aan uw Kamer van 3 september jl. de hoofdpunten van het rapport vermeld. Het HbR is van de brief tijdig op de hoogte gebracht.


2. Is het waar dat het Havenbedrijf Rotterdam niet op de hoogte is gesteld van het bovengenoemde rapport en in het bijzonder de risico's die onderdeel zijn van de publiekrechtelijke verantwoordelijkheden van de nationale overheid?
Het risico van mogelijke vertraging van het herstel van de PKB-plus is tijdens de presentatie uitdrukkelijk aan de orde geweest. Het rapport was bedoeld voor het Rijk als onderhandelingspartij. Dergelijke rapporten worden binnen het ministerie van VenW met enige regelmaat opgesteld. Vooral wanneer het departement in ingewikkelde onderhandelingen met marktpartijen is verwikkeld en er financiële belangen op het spel staan, achten wij het vanuit professioneel oogpunt zeer nuttig dat hiernaar door derden wordt gekeken. Ook is dit een standaardaanpak om risico's in beeld te brengen en daarmee beheersbaar te maken. Een auditrapportage is in principe te beschouwen als interne rapportage waarvan het onverkort publiceren de onderhandelingspositie van het Rijk kan schaden.


3. Kan worden aangegeven hoe de risicoverdeling tussen Staat en Havenbedrijf Rotterdam ligt in de voorliggende uitwerkingsovereenkomsten waar het gaat om de in het rapport van Boer en Croon gesignaleerde risico's?
De analyse heeft in de uitwerkingsovereenkomsten zijn weerslag gekregen in het feit dat de verplichtingen van de Staat jegens het HbR zijn omgezet van resultaatsverplichtingen naar inspanningsverplichtingen ten aanzien van de PKB-plus en de natuurcompensatie. Het Rijk heeft afgesproken dat het Rijk de nodige inspanningen verricht opdat de natuurcompensatie zodanig tijdig wordt gerealiseerd dat de voortgang van de landaanwinning daarvan geen hinder behoeft te ondervinden. Het Rijk draagt echter geen aansprakelijkheid voor het geval dat de inspanningen onvoldoende resultaat opleveren. Daarnaast is een duidelijk scheiding aangebracht in de projectverantwoordelijkheden. Het HbR is verantwoordelijk voor realisatie en uitvoering voor het project voor eigen rekening en risico.


4. Zijn er ook onderzoeken die door de gemeente Rotterdam of het Havenbedrijf zijn gedaan in het kader van de onderhandelingen over PMR die het kabinet niet kent of niet kende voorafgaand aan de ondertekening van de uitwerkingsovereenkomst? Zo ja, welke zijn dit en kunnen deze ook openbaar worden gemaakt.
Niet bij ons bekend.

3. Tweede Kamerlid: dhr. Buijs (CDA)

3.1 Wat betekent luchtkwaliteit voor PMR? Hoe groot is de onzekerheidsfactor?
Luchtkwaliteit is een majeur onderwerp voor PMR, mede in relatie tot het herstel van de PKB.
De realisering van het Project Mainport Rotterdam (PMR) heeft naar verwachting zeer zeker effect op de luchtkwaliteit binnen de regio Rijnmond. Nog niet inzichtelijk is wat precies de effecten van PMR zijn op de luchtkwaliteit. Op dit moment wordt een luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd voor het totale PMR-project. Hierbij wordt gekeken naar de luchtkwaliteit bij autonome ontwikkeling zowel in het heden als in de toekomst. Nagegaan wordt of bij realisering van het project sprake is van een verslechtering. Ook worden de mogelijkheden voor te nemen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit onderzocht. De eerste resultaten hiervan komen einde van dit jaar beschikbaar. Op grond daarvan moet bekeken worden wat de consequenties zijn. Naar verwachting ontvangt u begin volgend jaar de uitkomsten van de onderzoeken en de consequenties voor PMR. De omvang van de onzekerheidsfactor wordt mede beïnvloed door de vraag of luchtkwaliteit valt onder het regiem van het Besluit Luchtkwaliteit 2005 of dat al gewerkt kan worden met de nieuwe wet die op het ogenblik voor advies is voorgelegd aan de Raad van State.

3.2 Is het zo dat er steeds als er nieuwe ontwikkelingen (wet- en regelgeving) zijn deze moeten worden toegevoegd?
Ja. De wet- en regelgeving die geldt bij de besluitvorming van de PKB-plus dient op het moment van besluitvorming over de PKB-plus te worden toegepast. Dit kan betekenen dat ontwikkelingen in de wetgeving in de loop van een besluitvormingsproces kunnen leiden tot aanpassing van het luchtonderzoek en de aanpak van de problematiek. Ook ontwikkelingen die tijdens de (voorbereiding van) uitvoering voordoen, zullen moeten worden meegenomen. In de uitwerkingsovereenkomsten is hierover een risicoverdeling opgenomen.

3.3 Waarom hebben Frankrijk en België geen soortgelijke problemen met uitbreidingsactiviteiten in
Haven van Antwerpen bijvoorbeeld, dan Nederland? Hoe zit het met de uitzonderingsclausules voor industriële gebieden zoals mogelijk in Frankrijk?
Nederland kent in de huidige wet- en regelgeving een koppeling tussen ruimtelijke besluiten en de luchtkwaliteitgrenswaarden. Projecten worden rechtstreeks getoetst aan de Europese normen. Andere landen kennen deze stringente koppeling niet. Dit wil overigens niet zeggen dat Nederland het enige land is waar de normen voor luchtkwaliteit beperkingen geven voor uitbreidingsprojecten. Ook België en Frankrijk lopen tegen normen van luchtkwaliteit aan. Maar in deze lidstaten worden projecten niet individueel getoetst. Van uitzonderingsclausules is in Frankrijk (of elders) overigens geen sprake.

Een ontkoppeling is ook in Nederland in discussie geweest. Uit oogpunt van juridische houdbaarheid heeft het Kabinet bij de voorbereiding van het wetsvoorstel Luchtkwaliteit dat thans ter advisering bij de Raad van State ligt, gekozen voor een indirecte koppeling. In het wetsvoorstel worden afzonderlijke besluiten over ontwikkelingen beoordeeld op de mate waarin zij passen binnen een programma gericht op het realiseren van de grenswaarden. In het programma worden voor overschrijdingsgebieden zowel de daarin te realiseren projecten als de te treffen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit opgenomen. Rechtstreekse toetsing van een individueel project aan de grenswaarden is dan niet meer aan de orde. Deze aanpak betekent een verbreding van de al in het BLK 2005 opgenomen saldobenadering, door deze meer gebiedsgericht in te vullen.

3.4 Wordt in de visie van de Minister op de haventarieven ook gekeken naar het level playing field met Antwerpen?
De haventarieven in Rotterdam en Antwerpen worden bepaald door de havenbeheerders. Een level playing field betekent niet zozeer dat tarieven gelijk moeten zijn, maar dat er geen concurrentievervalsing plaatsvindt door verschillen in publieke financiering van infrastructuur. Bij het ontwikkelen van een Rijksvisie op de haventarieven van HbR wordt ook het level playing field betrokken. Een internationale benchmark vergelijkt de manier waarop in de buurlanden en in een aantal landen elders in de wereld de borging van de nationale belangen, waaronder mededinging, vorm is gegeven. Daarbij wordt ook gekeken of en hoe in omringende landen toezicht bestaat op haventarieven.

3.5 Wanneer duidelijkheid over grootte zeereservaat en de nadeelcompensatie voor de vissers (wordt niet meegenomen in PKB traject)? De omvang van het zeereservaat bedraagt naar huidig inzicht circa 25.000 ha.
Het zeereservaat komt in de Voordelta, voor de kust van de Zuid-Holland en Zeeuwse eilanden. Het zoekgebied ligt reeds vast in de vigerende PKB. De exacte locatie van het reservaat is echter nog niet vastgesteld. Eind dit jaar zal er een voorontwerp voor het reservaat klaar zijn, waarin een locatie en gebruiksbeperkingen worden aangegeven. Dit voorontwerp wordt vervolgens besproken met stakeholders, waaronder de recreatiesector, de visserijsector, natuur- en milieuorganisaties en betrokken kustgemeenten. De omvang van het zeereservaat is afhankelijk van het ontwerp van de landaanwinning en de effecten van dit ontwerp. De definitieve omvang van de compensatieopgave van het zeereservaat zal worden vastgesteld op basis van de milieu effect rapportage van de landaanwinning. Deze is (volgens planning) begin 2006 gereed.
Op dit moment wordt overleg gevoerd met de visserijsector. Er wordt allereerst naar gestreefd schade te beperken. Voor situaties waarin in individuele gevallen toch aantoonbare financiële schade blijkt, is een nadeelcompensatieregeling beschikbaar.

3.6 Als daar dan straks nog steeds geen duidelijkheid over is. Staat de PKB dan niet weer op losse schroeven?
Nee. Het zeereservaat is onderdeel van de compenserende maatregelen in de PKB-plus. Als die niet tijdig tot stand komt, heeft dit geen gevolg voor de PKB. Er wordt dan alleen niet voldaan aan een eis in de PKB. Het gevolg is dat er niet of pas later kan worden gestart met de landaanwinning. Het herstel van de PKB-plus dient niet om de begrenzing van het zeereservaat en de gebruiksbeperkingen daarvan vast te leggen.

3.7 Is er wel een goede integrale projectaansturing? Intern Rijk, maar ook in relatie tot alle andere spelers.
Ja. De minister van VenW is coördinerend minister. Zij ziet toe op de integrale aanpak van het project. Er is een projectorganisatie onder leiding van VenW die dagelijks ervoor zorgt dat alle onderdelen van het project worden voorbereid en kunnen worden uitgevoerd. Een DG beraad (EZ, FIN, VenW, VROM en LNV) onder leiding van de SG van EZ heeft het traject van onderhandelingen begeleid. Met de directie van het HbR is maandelijks een overleg op het niveau van DG Transport en Luchtvaart. Tweewekelijks vindt een overleg plaats met het HbR op ambtelijk niveau. Ten aanzien van de 750 ha en BRG vindt door LNV en VROM periodiek overleg plaats met de desbetreffende uitvoerende partijen. Daarnaast is de samenwerkingsrelatie tussen de betrokken departementen vastgelegd in een samenwerkingsakkoord.

3.8 Is de post onvoorzien alleen voor het Rijk of ook voor de andere partners?

De post onvoorzien is alleen voor de rijksrisico's. De partners hebben zelf risicoreserveringen gemaakt.

3.9 Stel dat het project niet doorgaat. In hoeverre gaat de deelneming dan door? Gaan we dan terugtreden?
Zie het antwoord op vraag 25 van de schriftelijke vragen van de heer Duivesteijn.

3.10 Als het project niet doorgaat, wat gebeurt er dan met de 726 miljoen?

In de uitwerkingsovereenkomst Landaanwinning is bepaald dat indien de PKB- plus PMR om welke reden niet tot stand komt de Staat niet betaalt. In de uitwerkingsovereenkomsten artikel 4.3 en 4.4 wordt uiteengezet dat het Rijk niet tot betaling zal overgaan indien het HbR niet heeft aangetoond dat de publiekrechtelijke medewerking is verkregen en indien niet daadwerkelijk is gestart met de aanleg van de landaanwinning.


4. Tweede Kamerlid: dhr. Duyvendak (Groen Links)

4.1 Zijn de grenzen aan de milieubelasting niet bereikt? Er zal ten alle tijden moeten worden voldaan aan de wet- en regelgeving. Daar waar een knelpunt in de milieubelasting zichtbaar wordt, met name luchtkwaliteit, wordt gezocht naar oplossingsrichtingen.

4.2 De PKB bevat de contouren van het project en geeft daarmee de inhoud van het plan aan. Waarom vraagt het kabinet nu een besluit terwijl het plan nog niet bekend is? Waar zeggen we dan 'ja' tegen? De PKB is niet in zijn geheel vernietigd door de Raad van State, maar alleen de concrete beleidsbeslissingen. Daarmee staan de contouren van het project nog steeds vast. De Cbb's raken niet de kern van het plan. Het kabinet heeft in de brief van 2 september nu een besluit over het bestuursakkoord en de uitwerkingsovereenkomsten gevraagd. De belangrijkste redenen daarvoor waren dat een besluit een belangrijk signaal naar de markt is en dat, in TCI termen, met de gemaakte afspraken wordt overgegaan van uitwerkings- naar uitvoeringsfase. Tevens betekent het voor de partners dat de voorbereidingen voor de daadwerkelijk start van de uitvoering verder kunnen gaan. Het kabinet heeft dit beschouwd als een eerste go/ no go moment. Er zullen nog andere momenten komen zoals het besluit over de PKB in het najaar van 2006.

4.3 Waarom denkt u dat de PKB-plus nu wel Raad van State proof is? Bijvoorbeeld vanwege de luchtkwaliteit.
In het kader van het herstel van de PKB-plus zijn allerlei onderzoeken opgestart om de door de Raad van State geconstateerde gebreken te corrigeren. We gaan ervan uit, mede op basis van breed juridisch advies, dat het mogelijk moet zijn de PKB-plus in dat opzicht Raad van State-proof te maken. Het onderwerp luchtkwaliteit en de aanpak daarvan is beschreven in de hoofdtekst van de brief. Eerst op basis van de uitkomsten van de onderzoeken en te nemen maatregelen, kan worden bezien of voldaan kan worden aan de wettelijke eisen.

4.4 De ramingen voor natuurcompensatie zijn verhoogd van 45 mln euro naar 90 mln euro. Komen er niet nog meer posten? Hoeveel tegenvallers zijn er nog te verwachten? Hoe weet u dat het project niet duurder wordt? Op grond van de huidige inzichten is er een zo goed mogelijke raming gemaakt van de kosten voor natuurcompensatie. Op dit moment is er geen reden aan te nemen dat er tegenvallers zullen zijn. Overigens mocht er zich een tegenvaller voordoen, dan is de post onvoorzien daartoe bestemd. Iedere partij heeft zo realistisch mogelijk inschattingen gemaakt van de kosten en op basis daarvan een risicoreservering gemaakt voor het desbetreffende deelproject.
Indien het project duurder wordt, zijn met de partners afspraken gemaakt hoe daarmee om te gaan. Deze zijn zodanig dat op basis daarvan met de huidige kennis geen kostenoverschrijdingen verwacht worden die door het Rijk moeten worden gedragen.

4.5 Vergelijking Schiphol en HbR: Waarom bij Schiphol juist aandelen afstaan en bij HbR juist wel deelnemen (eenduidig sturingsmodel)? Het beleid inzake staatsdeelnemingen is gericht op afstoten mits de publieke belangen voldoende geborgd zijn. Echter, het deelnemingenbeleid laat expliciet ruimte om nieuwe deelnemingen aan te gaan als daar een goede reden voor is. De uitbreiding van de Rotterdamse haven is van nationaal belang. Rotterdam en HbR waren op eigen kracht financieel niet in staat deze Maasvlakte 2 te realiseren en daarom is betrokkenheid van de Staat nodig. Tevens is van belang dat de Staat via de deelneming in staat is de investering terug te verdienen als de ontwikkeling binnen het Havenbedrijf goed is. Overigens is dan ook niet uitgesloten dat het aandeelhouderschap in HbR van tijdelijke aard is. Immers: participatie vloeit voor een groot gedeelte voort uit de noodzaak samen dit grote project van de grond te tillen. Als dat eenmaal is gelukt, zal de positie van de Staat als aandeelhouder opnieuw worden bezien. In het geval van Schiphol zijn de publieke belangen voldoende geborgd en kan daarom tot afstoting kan worden overgegaan.


5. Tweede Kamerlid: dhr. Hermans (LPF)


5.1 Waarom niet direct teruggegaan naar PKB-plus deel 1? Zie antwoord op vraag 2.1. van de heer Duivesteijn.

5.2 Hoe houdt het rijk de regie in handen?

Zie hiervoor vraag 3.7 van de heer Buijs.

5.3 Waarom nu dit besluit? Waarom niet pas bij deel 3?

Zie hiervoor de tekst in de brief.

5.4 Wat is de rol van de departementale auditdienst (DAD)? Is door de DAD ook een (risico-)analyse gemaakt?
Volgens de procedure grote projecten maakt de DAD een risicoanalyse op het moment van definitieve besluitvorming over een PKB. Dat zou in dit geval in september 2006 zijn. Gezien de aard en inhoud van de aan u voorgelegde besluiten over bestuursakkoord en uitwerkingsovereenkomsten, lijkt het gepast om de DAD-analyse op moment van besluitvorming ter beschikking te hebben. De DAD is opdracht gegeven om haar analyse beschikbaar te hebben voordat definitieve besluitvorming door uw Kamer over bestuursakkoord en uitwerkingsovereenkomsten zal plaatsvinden

5.6 Hoe wordt de Kamer geïnformeerd over dit project? Hoe wordt gerapporteerd?
Zie vragen 27/28 van de heer Duivesteijn.

5.7 Wie is verantwoordelijk voor de risico's van luchtkwaliteit? Wat gaat luchtkwaliteit kosten aan extra maatregelen? En wie betaalt het? De aanpak van de luchtkwaliteit vraagt om initiatieven op verschillende niveaus: europees, nationaal en lokaal. Binnen PMR wordt onderzocht welke bijdrage PMR kan leveren aan verbetering van de luchtkwaliteit (door het treffen van (aanvullende) maatregelen). Een analyse van de kosten, en de verdeling van de kosten, maakt deel uit van dit onderzoek.

Niet alleen het Rijk maar ook regionale partijen nemen hun verantwoordelijkheid bij de aanpak van het luchtkwaliteitsprobleem. De regio Rijnmond, het samenwerkingsverband ROM-Rijnmond in samenwerking met regionale en lokale actoren, het Havenbedrijf Rotterdam e.a. onderzoeken op dit moment welke maatregelen op welk schaalniveau mogelijk zijn. Het Rijk is verantwoordelijk voor generieke maatregelen. Daarnaast zullen projectspecifieke maatregelen noodzakelijk zijn. De initiatiefnemer voor de realisering van de Maasvlakte 2 is het Havenbedrijf Rotterdam. Projectspecifieke maatregelen zullen door de initiatiefnemer, uiteraard in samenspraak met anderen, genomen (en gefinancierd) moeten worden. De oplossing zal naar verwachting liggen in een combinatie van generieke en locatiespecifieke maatregelen.
Een analyse van de kosten maakt deel uit van het lopende onderzoek. Hier is nog niets definitief over te zeggen.
Het nieuwe wetsontwerp luchtkwaliteit voorziet in een nadere regeling van het samenspel van actoren en de regie daarop.

Op dit moment kan VenW dus geen inschatting maken wat luchtkwaliteit aan extra maatregelen kan gaan kosten en wie zal moeten betalen. Dit zal in januari/februari kunnen na de resultaten van de lopende onderzoeken.

5.8 Post onvoorzien is al voor 1/3 benut, terwijl dit toch bedoeld is voor tegenvallers tijdens de uitvoering?

De post onvoorzien is oorspronkelijk gezet op 10% van de rijksbijdrage en dit leidde tot de omvang van de post E 142 mln (pp 2005). Na afsluiting van de uitwerkingsovereenkomsten en de verdeling van verantwoordelijkheden en daarmee verbonden risico's bij de uitvoerende partijen, resteert er voor het Rijk nog een lager bedrag als projectkosten. Na aftrek van de meerkosten van de natuurcompensatie resteert voor het Rijk nog een post onvoorzien van ongeveer E 100 mln. Dit wordt voldoende geacht voor tegenvallers bij de uitvoering van de natuurcompensatie en voor de risico's die het rijk ten dele op zich heeft genomen (zie hiervoor het antwoord bij vraag 6.5 van de heer Van Beek). Echter absolute zekerheid kan nooit worden geboden bij projecten van deze omvang.

5.9 Wat zijn de risico's voor de aandeelhouder?
In de investeringsovereenkomst zijn risico's uit het verleden hoofdzakelijk bij de Gemeente geplaatst. De risico's voor de Staat betreffen dus, zoals dat normaal is bij een risicodragende participatie, de risico's in de normale bedrijfsvoering vanaf het moment dat de Staat deelneemt. Voor een verdere toelichting op de risico's zij verwezen naar de factsheet 'Waarde en risico's deelneming'.

5.10 Hoe zijn de risico's tussen aandeelhouders verdeeld? In de investeringsovereenkomst zijn risico's uit het verleden hoofdzakelijk bij de Gemeente geplaatst. Wanneer het HbR een lagere winst behaalt of zelfs verlies draait uit haar normale bedrijfsvoering, vertaalt dit zich in eerste instantie enkel door naar een lagere of geen uitkering van dividend. Indien het HbR terug moet vallen op haar aandeelhouders (voor eigen vermogen) en de aandeelhouders hiermee akkoord zijn, zullen aandeelhouders deze problemen dragen naar rato van het belang dat zij in het HbR hebben.

5.11 Is het risico voor de aandeelhouder gemaximeerd? De aandeelhouder loopt uitsluitend risico over het geïnvesteerde bedrag, in dit geval EUR 500 miljoen. Op basis van business plannen of feitelijke ontwikkelingen kan de Staat besluiten opnieuw geld te investeren (bij te storten), echter dit is een afweging van de aandeelhouder die naar bevind van zaken moet worden gemaakt.

5.12 Welke bedragen is de Staat voornemens te betalen in het kader van de deelneming in het HbR als voldaan wordt aan de voorwaarde om de landaanwinning aan te leggen? En wat als er geen groen licht komt voor MV2? De waardering van het HbR is vastgesteld op basis van de visie van de Staat op de business case zoals die door HbR gemaakt is in 2003 en die begin 2005 geactualiseerd is. De waardering is in de investeringsovereenkomst gefixeerd. De deelneming is vormgegeven in 2 tranches en is in de factsheet "constructie deelname in HbR" (zie bijlage) verder toegelicht. Op basis van de waardering zal, nadat voldaan is aan de opschortende voorwaarden, E 50 miljoen betaald worden aan het HbR voor een 25% belang in de vorm van cumprefs met joint-control afspraken.

Indien er groen licht komt voor Maasvlakte 2, zullen de cumprefs onder betaling van E 450 miljoen omgezet worden in gewone aandelen met joint- control afspraken.
Indien er geen groen licht komt zullen de cumprefs, onder betaling van E 375 miljoen worden omgezet in een 25%-belang met joint-control afspraken. Op dat moment dient na overleg met de Gemeente besloten te worden of deze aandelen verkocht worden of worden aangehouden. Het kabinet kan dus alsdan beslissen.

Daarnaast is een earn out/ earn in regeling overeengekomen. Indien de zeehavengelden zich positiever ontwikkelen dan in de business case, en het HbR meer waard wordt, is de regeling zodanig dat de Gemeente een maximum waarde E 100 miljoen (via een uitkering uit de agio-reserves) ontvangt. Echter, indien de zeehavengelden zich negatiever ontwikkelen dan in de business case, en het HbR dus minder waard wordt, is de regeling zodanig dat de Gemeente maximaal E 50 miljoen extra waarde moet toevoegen in de vorm van agiostorting of door het afzien van dividend. Deze verandering in de waarde wordt dus geneutraliseerd door de Gemeente en heeft dus geen invloed op het te betalen bedrag.

De investering in het HbR van de Staat is dus gemaximeerd op E 500 miljoen als aan de voorwaarden van Maasvlakte 2 is voldaan, en E425 miljoen als niet aan de voorwaarden wordt voldaan.

6. Tweede Kamerlid: dhr. Van Beek (VVD)

6.1 Wat houden de joint-control afspraken in en zijn deze afspraken werkbaar?
De Raad van Bestuur en de Raad van Commissarissen zijn belast met de normale bedrijfsuitvoering. De joint-control afspraken betreffen een aantal belangrijke aandeelhoudersbesluiten zoals belangrijke investeringen, belangrijke strategie wijzigingen, wijziging statuten, fusie en splitsing etc. (zie voor volledige lijst met afspraken in de factsheet over de deelneming). De joint-control afspraken houden in dat alleen ingestemd wordt met besluiten als beide aandeelhouders eens zijn met de besluiten. Omdat de afspraken duidelijk zijn en de belangen van de Staat en Gemeente doorgaans parallel liggen, zijn de afspraken werkbaar.

6.2 Is helder beschreven bij joint control welke besluiten daar wel en welke daar niet onder vallen? Wat valt onder de 2/3 - 1/3 en wat onder de 50-50?
De joint control afspraken betreffen een aantal belangrijke aandeelhoudersbesluiten. De afspraken houden in dat alleen ingestemd wordt met besluiten, zoals voorgelegd door de onderneming, als beide aandeelhouders instemmen. Het lijstje van type besluiten waarop joint control afspraken van toepassing zijn expliciet en limitatief benoemd, namelijk:
aantal type besluiten van het Bestuur zoals investeringen, aangaan van samenwerkingsverbanden en wijzigen van lange termijn strategie. wijziging van de Statuten;
ontbinding;
juridische fusie;
juridische splitsing;
uitgifte van aandelen;
uitsluiting/beperking van het voorkeursrecht bij uitgifte; kapitaalvermindering;
uitkering van reserves;
uitkering van dividend;
vaststelling van het beloningsbeleid voor het Bestuur en de Raad van Commissarissen;
vaststelling van een bedrijfsplan van HbR

6.3 Zijn alle bedragen afgezekerd in de begrotingen en in het FES, zowel qua omvang als in de tijd?

De bedragen zijn afgezekerd in begrotingen en FES. Voor verdere toelichting zij verwezen naar het overzicht bij vraag 0 van de heer Duivesteijn en de daarbij gegeven toelichting.

6.4 Wat is het risico per bedrag? Is over het totale project een risico berekend of per bedrag?
Voor de risicoverdeling verwijzen we naar het antwoord op vraag 6.5. Per deelproject is een risicoanalyse uitgevoerd. De uitvoerende partijen hebben zelf risicoreserveringen gemaakt ten behoeve van de uitvoering bij het betreffende deelproject. Daarnaast bestaan er risico's voor het rijk. Die betreffen met name de onderwerpen waar het Rijk verantwoordelijk voor is, te weten: natuurcompensatie en PKB-plus herstel. Er is een post onvoorzien van circa 100 miljoen opgenomen.

6.5 Hoe zijn de risico's verdeeld en welke zijn specifiek voor het Rijk? In overleg met de partners zijn de risico's geïdentificeerd en op die plek belegd alwaar deze het best beheerst kunnen worden. Auditors hebben hierop toegezien en er is getoetst of deze verantwoordelijkheidsverdeling op de juiste wijze in de Uitwerkingsovereenkomsten is opgenomen. Tussen de departementen is afgesproken hoe in voorkomende gevallen te handelen indien kansen op risico's dreigen toe te nemen. Voor het Rijk resteren de risico's die op het conditionerende en regelgevende vlak liggen.

Risicoverdeling
De risico's bij de deelprojecten komen voor rekening van de uitvoerende partijen. Uitzondering hierop vormen de rijksrisico's. De belangrijkste die expliciet in de uitwerkingsovereenkomsten zijn benoemd, zijn hier op een rij gezet evenals de belangrijkste risico's die zijn afgedekt:

Uitwerkingsovereenkomst Landaanwinning (bijdrage Staat aan landaanwinning: 726 mln euro in 2011 en 2012)
De verantwoordelijkheden die behoren bij de volgende taken van het Rijk zijn:

1. spant zich aantoonbaar in dat publiekrechtelijke medewerking wordt verkregen en dat die wordt gecoördineerd (dit is een inspanningsverplichting, geen resultaatsverplichting)
2. spant zich in dat toestemming van de Europese Commissie wordt verkregen (geen resultaatsverplichting)

3. draagt de gevolgen van wet- en regelgeving op rijksniveau die specifiek voor het project geldt (generieke wet- en regelgeving komt voor rekening van het HbR)

4. zal de buitencontour (zeewering) niet (doen) gebruiken als daar een beperking of hinder uit voortvloeit voor het gebruik van de landaanwinning (n.b. plaatsing van bijvoorbeeld windmolens is - net als op de huidige zeewering - mogelijk)

5. heeft een inspanningsverplichting om het project fiscaal neutraal te laten verlopen
Op de Staat rust geen enkele verplichting, garantie of aansprakelijkheid wat betreft:

1. tijdigheid van herstel van de PKB-plus (er moet wel een aantoonbare inspanning zijn geleverd)

2. de mogelijkheid van zandwinning, de kwaliteit van het zand of andere activiteiten binnen het aangewezen zoekgebied (anders dan een toets uit te voeren op basis van de MER)

3. de staat van de zeebodem en de aanwezigheid van verontreiniging, oorlogsmunitie of archeologische vondsten
De Staat is niet gehouden tot betaling voordat er daadwerkelijk is gestart met de aanleg van de Landaanwinning (eerste plons) en ervan mag worden uitgegaan dat sprake zal zijn van een aaneengesloten bouwproces.

Conclusie: gezien bovenstaande opsomming zijn er voor de Staat geen andere risico's dan dat zij zich niet aantoonbaar inspant en dat door het rijk opgelegde specifieke regelgeving leidt tot hogere kosten van het project.

Natuurcompensatie (kosten Staat natuurcompensatie: 90 mln euro, pp2005) 2. realiseert, beheert en onderhoudt de natuurcompensatie 3. neemt de compenserende maatregelen voor haar rekening en draagt ook de risico's (n.b. er is een inspanningsverplichting, geen resultaatsverplichting)

Conclusie: het risico van de Staat bij de natuurcompensatie is als de kosten zullen stijgen. Het Rijk zal de nodige inspanningen verrichten opdat de natuurcompensatie zodanig tijdig wordt gerealiseerd dat de voortgang van de landaanwinning daarvan geen hinder behoeft te ondervinden. Het Rijk draagt echter geen aansprakelijkheid voor het geval dat de inspanningen onvoldoende resultaat opleveren.

Uitwerkingsovereenkomst 750 ha (bijdrage Staat 139 mln euro, pp 2002)

De risico's voor de uitvoering worden gedragen door de uitvoerende partij van een deelgebied, zijnde de Provincie Zuid-Holland of de Gemeente Rotterdam.Voor een aantal specifieke situaties is een andere voorziening opgenomen:

1. specifieke wijzigingen in wet- en regelgeving komen voor risico van de Staat

2. wijzigingen in de PKB-plus komen voor risico van de Staat
3. wijzigen contouren betreffende de kabel- en leidingenstraat: wie wijzigt, betaalt

4. planschade/nadeelcompensatie: aansluiten bij reguliere wet- en regelgeving, partijen spannen zich in de kosten hiervoor zo laag mogelijk te houden. Als blijkt dat het Rijk hiervoor wordt aangesproken, is dit voor rekening van het Rijk;
5. onvoorziene omstandigheden zoals bijvoorbeeld excessieve grondprijsstijgingen: partijen treden in nader overleg;
6. vernietiging van de PKB-plus: gemaakte kosten worden naar rato verdeeld;

7. geen publiekrechtelijke medewerking: partijen treden in overleg. De Staat neemt een inspanningsverplichting op zich de PKB-plus te herstellen. De provincie Zuid-Holland voert de regie over het onderzoek (door het LEI) dat in dit kader wordt verricht.

Conclusie: het risico van de Staat bij de 750ha ligt ten aanzien van specifieke wet- en regelgeving en wijzigingen in de PKB-plus. Over andere benoemde risico's zullen partijen in overleg treden.

Uitwerkingsovereenkomst BRG (bijdrage Staat 32 mln euro, pp 2002)

Alle risico's worden gedragen door de gemeente Rotterdam, met uitzondering van het volgende:

1. aanpassingen van specifieke wet- en regelgeving komen voor risico's van de Staat;

2. wijzigingen van scope: wie wijzigt, betaalt
3. in geval van ernstige onvoorziene omstandigheden (calamiteiten): partijen treden in overleg;

4. de mogelijkheid dat de bijdragen van partijen minder bedraagt dan het totaal van 80 miljoen
euro: partijen treden in overleg;

1. vernietiging of geen herstel van de PKB-plus: partijen treden in overleg, gestarte projecten worden afgerond.

Conclusie: de Staat heeft ten aanzien van BRG het risico van wijzigingen van specifieke wet- en regelgeving op zich genomen.


6.6 Waar haalt HbR zijn geld vandaan? En waarom leent de minister van Financiën het geld niet? Wat zou als dan het kostenverschil zijn en waarom is gekozen voor een deelneming in combinatie met een subsidie? Het HbR financiert de aanleg van Maasvlakte 2 door middel van de rijksbijdrage, uitgifte van aandelenkapitaal aan de Staat en het aantrekken van additioneel vreemd vermogen. Kostentechnisch mag het geen verschil maken of vreemd vermogen door de Staat wordt geleend of dat HbR dit aantrekt uit de markt. In het geval dat de Staat zou lenen tegen aantrekkelijker tarieven dan de markt zou dit onmiddellijk ongeoorloofde staatssteun zijn. De Staat zou dus gehouden zijn een marktconform rendement te vragen. Daarbij is het mijns inziens ook aantrekkelijk dat HbR geld aantrekt op de markt vanwege de disciplinerende werking die daarvan uitgaat. De vreemd vermogen verstrekkers zullen nauwlettend in de gaten houden hoe het geld gebruikt wordt en eisen stellen aan de financiële soliditeit van het HbR opdat hun risico op niet-betaling wordt geminimaliseerd, hetgeen de efficiency ten goede komt.

De keuze voor de combinatie van een deelneming en een bijdrage is gelegen in het feit dat Rotterdam en HbR op eigen kracht niet in staat zijn de risico's, die samenhangen met de aanleg van Maasvlakte 2, te dragen. Daarom heeft de Staat ervoor gekozen om niet alleen een bijdrage te geven maar ook voor risicodragende participatie aan te gaan. Daarmee worden de risico's gedeeld en dus beter draagbaar voor alle partijen. Bijkomend voordeel van deze constructie is dat via de deelneming ook de bijdrage van de Staat, in geval van succes, terugverdiend kan worden.


6.7 Gaan we de fasering handhaven of niet? Het voordeel is 200 mln euro. Welke criteria heeft het kabinet bij de beoordeling? Uitgangspunt bij de Maasvlakte 2 is een gefaseerde aanleg. Daar is voor gekozen om de aanleg goed aan te laten sluiten bij de economische ontwikkelingen en om de natuurcompensatie tussentijds te kunnen monitoren en eventueel te kunnen bijsturen. Bij de uitwerking van de plannen voor de landaanwinning heeft het HbR een verzoek ingediend om nut en noodzaak van fasering nog eens tegen het licht te houden vanwege de ingewikkelde logistieke processen die de fasering aanlegtechnisch met zich meebrengt en de daarmee gemoeide grote kosten. In de gesprekken hierover met het HbR heeft de Staat gewezen op het gegeven dat de fasering vastligt in de PKB- plus, onderdeel is van de goedkeuring van het project door de Europese Commissie en ook een relatie heeft met de natuurcompensatie en het daarvoor bestaande maatschappelijk draagvlak. Met inachtneming van deze overwegingen is ervoor gekozen de fasering in het kader van het herstel van de PKB-plus te bezien nadat de uitkomsten van bovengenoemde onderzoeken bekend zijn. Uw Kamer zal daarover tijdig worden geïnformeerd.


6.8 Is fasering een voorbeeld van joint control of valt dit onder de 'normale' besluitvorming binnen het HbR?
Het investeringsbesluit voor de aanleg van Maasvlakte 2 valt inderdaad onder de joint control afspraken. De fasering zal onderdeel zijn van de gehele business case en zal derhalve ook mee beoordeeld worden bij de investeringsbeslissing. Bij deze beoordeling zullen de risico's van leegstand of vollopen van de Maasvlakte 2 afgezet worden tegen de rentabiliteit.

Bijlage 2:

Factsheets: 1. Constructie deelneming HbR


2. Waarde en risico's deelneming


1. Constructie deelneming HbR

Inleiding

Deze sheet beoogt een overzicht te geven van de technische uitwerking van de deelneming met bijbehorende zeggenschap. Ten opzichte van de uitwerking van de deelneming in het Bestuursakkoord zijn aanpassingen gedaan. De reden hiervoor is dat, als gevolg van de vertraging door de verwerping van de CBB's in het PKB-traject, de aanleg van de Tweede Maasvlakte wordt vertraagd. Hierdoor heeft het HbR in 2006 aanzienlijk minder eigen vermogen nodig heeft als was voorzien ten tijde van het Bestuursakkoord.

De deelneming bestaat nu uit 2 tranches. De afspraak met de Gemeente is dat HbR aan de Staat per 1 januari 2006 (mits voldaan aan een drietal opschortende voorwaarden) cumulatief preferente aandelen met joint-control afspraken en 25% stemrecht zal uitgeven (tranche 1). Indien wordt voldaan aan de voorwaarden (zoals gesteld in de Uitwerkingsovereenkomst Landaanwinning, betreffende PKB-herstel en toets marktvraag, zie hieronder) 2 zal de Staat onder bijbetaling deze cumulatief preferente aandelen omzetten in een 33 1/3 %-belang in normale aandelen met behoud van joint-control afspraken (tranche 2). Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden (zoals gesteld in de Uitwerkingsovereenkomst Landaanwinning), zal de Staat onder bijbetaling deze cumulatief preferente aandelen omzetten in een 25%-belang in normale aandelen met joint-control afspraken (zie toelichting onder kopje 'vervangende aandelen'). Deze verschillende tranches en de joint-control afspraken zijn hieronder in meer detail uitgewerkt.

Cumulatief preferente aandelen (cumprefs) (tranche 1) Cumulatief preferente aandelen zijn aandelen die een vast (winstonafhankelijk) dividend opleveren en waarvan de verplichting tot het betalen van dat dividend door de onderneming doorschuift naar een volgend jaar als de onderneming in een jaar niet in staat is dat dividend uit te keren. Dit doorgeschoven, uitgestelde dividend cumuleert in die jaren (Cumulatief). In de volgorde van uitbetalen zijn cumprefs voorgesteld op gewone aandelen. Dat wil zeggen dat als er niet voldoende winst is om beide aandeelhouders te betalen de preferente aandelen eerst uitbetaald worden (Preferent). Per 1 januari 2006 verkrijgt de Staat een 25%-belang in cumprefs met de joint-control afspraken. Het rendement van deze aandelen is vastgesteld op 4%. Dit relatief lage rendement weerspiegelt het relatief lage risico dat niet wordt uitbetaald.

Opschortende voorwaarden voor het aangaan van tranche 1 (en daarmee het feitelijk participeren in het HbR) zijn 1) goedkeuring Tweede Kamer en 2) goedkeuring van de Gemeenteraad Rotterdam en 3) goedkeuring Europese Unie. Als aan de opschortende voorwaarden voor participatie is voldaan zal uitgifte van de cumprefs plaatsvinden tegen betaling van E 50 miljoen. Als niet uiterlijk 31 december 2006 aan de opschortende voorwaarden is voldaan, vervalt de investeringsovereenkomst. Partijen moeten in dat geval opnieuw om tafel om afspraken te maken. De joint-control afspraken zullen vanaf 1 januari 2006 gelden.

Conversie (tranche 2)
Er zijn 2 voorwaarden waaraan moet worden voldaan voordat de cumprefs worden omgezet in gewone aandelen (tranche 2). Deze voorwaarden hangen samen met het al dan niet definitief mogelijk worden van het project landaanwinning en zijn in de UWO landaanwinning opgenomen. Deze betreffen
1) volledig afgerond PKB- herstel traject en 2) positieve uitkomst op de toets voor de marktvraag. Als aan de hiervoor genoemde voorwaarden is voldaan zullen na betaling van E 450 miljoen (de totale investering in HbR dus incl. betaling cumprefs E 500 miljoen) de cumprefs geconverteerd worden naar normale aandelen en zullen aanvullende aandelen worden uitgegeven. Hiermee wordt het aandelenbelang uitgebreid tot 33 1/3%.

De dividend afspraken zoals die zijn gemaakt ten tijde van het Bestuursakkoord zijn nog steeds van toepassing. Dit betekent dat de partijen in beginsel een uitkering van het dividend ter grootte van minimaal 4% op het geïnvesteerd vermogen ontvangen. Vanaf 2020 (dit tijdstip ligt vast in de aandeelhoudersovereenkomst) zal er, als het goed gaat met het HbR, een extra winstuitkering plaatsvinden waarbij aan de Staat 2/3e van het deze winst wordt uitgekeerd en aan de Gemeente 1/3e, totdat de Staat haar bijdrage (ad E 726 miljoen) heeft terugverdiend. De omvang van deze winstuitkering is afhankelijk van de toekomstig gerealiseerde winst van het HbR. Daarna valt de winstuitkering terug naar de verhouding van de omvang van het aandeelhouderskapitaal, dat wil zeggen de Staat ontvangt 1/3e van het de winstuitkering en de Gemeente 2/3e

Vervangende aandelen
Indien uiterlijk op 31 december 2008 niet aan de voorwaarden uit de UWO landaanwinning is voldaan, zullen de cumprefs geconverteerd worden in gewone aandelen onder bijbetaling van E 375 (de totale investering in het HbR bedraagt dus E425 miljoen). Dit correspondeert met een 25% belang in het aandelenkapitaal en het stemrecht. De joint-control afspraken blijven van toepassing zijn.

Joint control afspraken
Ten aanzien van een aantal belangrijke aandeelhoudersbesluiten geldt de joint control afspraak. Dit houdt in dat alleen ingestemd wordt met besluiten, zoals voorgelegd door de onderneming, als beide aandeelhouders instemmen. Indien dit niet het geval is, zal het HbR met een nieuw voorstel moeten komen dat voor de aandeelhouders wel acceptabel is.

Het lijstje van besluiten waarop joint control afspraken van toepassing is expliciet en limitatief benoemd in de investeringsovereenkomst, namelijk: aantal type besluiten van het Bestuur zoals investeringen, aangaan van samenwerkingsverbanden en wijzigen van lange termijn strategie. wijziging van de Statuten;
ontbinding;
juridische fusie;
juridische splitsing;
uitgifte van aandelen;
uitsluiting/beperking van het voorkeursrecht bij uitgifte; kapitaalvermindering;
uitkering van reserves;
uitkering van dividend;
vaststelling van het beloningsbeleid voor het Bestuur en de Raad van Commissarissen;
vaststelling van een bedrijfsplan van HbR
Pas indien het aandelenbelang van de Staat afneemt tot onder 20% zullen de joint-control afspraken minder omvattend zijn.


2. Waarde en risico's deelneming

Deze sheet beoogt een overzicht te geven van de risicoallocatie tussen partijen met betrekking tot de deelneming en de eventuele effecten op de waardering van het Havenbedrijf Rotterdam als gevolg daarvan. Onderscheid moet worden gemaakt tussen financiële problemen die ontstaan zijn in het verleden en problemen die kunnen ontstaan in de toekomst.

Verleden
Zoals gebruikelijk bij dit type transactie is een due diligence onderzoek uitgevoerd. In het due diligence onderzoek is gekeken in de boeken van HbR naar potentiële problemen en is tevens gekeken naar het realiteitsgehalte van de aannames in de business case waarop de Staat haar waardering baseert. Gedurende dit onderzoek maakte HbR de problemen bekend die ontstaan waren als gevolg van de, al dan niet onrechtmatig, afgegeven garanties (beter bekend als de RDM-affaire). De bevindingen van onze adviseurs en de bevindingen van de interne onderzoeken (naar aanleiding van RDM affaire) vormde de input voor de onderhandelingen over de waarde van het HbR en hebben geleid tot een aantal afspraken tussen de Gemeente Rotterdam (als huidig aandeelhouder) en de Staat. Uitgangspunt is dat risico's die ontstaan zijn voordat de Staat aandeelhouder werd voor rekening en risico komen van de Gemeente Rotterdam (ook als deze pas na toetreding materialiseren).

Afhankelijk van de aard van het risico zijn er juridisch een aantal manieren om deze risico's te verwerken:
Verwerken in waardering; Deze vorm van risico afdekken wordt gebruikt als het specifieke risico benoemd kan worden en de financiële gevolgen ook goed in te schatten zijn. In dat geval benadert men het risico als een toekomstige betaling waardoor het de waarde van het HbR drukt. Vrijwaring; Deze vorm van risico afdekken wordt meestal gebruikt als het risico wel benoemd kan worden maar de financiële omvang niet goed is in te schatten. De partij die de vrijwaring afgeeft beloofd daarmee elk financieel nadeel te vergoeden aan de andere partij als er een situatie optreedt die beschreven is als vrijwaring
Garantie; Deze vorm van risico afdekken wordt meestal gebruikt als het risico niet goed benoemd kan worden (of slechts erg abstract) en de financiële gevolgen ook niet duidelijk zijn. Een balansgarantie is een bekend voorbeeld. In zo'n geval garandeert een partij dat de balans juist is. Indien later blijkt om wat voor reden ook dat deze niet juist is zal de partij die de garantie afgeeft de situatie die gegarandeerd was terugbrengen.

In de investeringsovereenkomst zijn alle drie de methoden gebruikt. Twee belangrijke vrijwaringen zijn hieronder nader uitgewerkt. Afgeven van garanties: De Gemeente heeft een vrijwaring afgegeven voor de garanties die door het HbR danwel de heer Scholten zijn afgegeven aan RDM en alle verdere garanties die eventueel wel afgegeven zijn maar die niet opgenomen zijn in de jaarrekening van 2004. Dus nieuwe problemen die opduiken en die niet opgenomen zijn in de jaarrekening 2004 zijn voor risico van de Gemeente Rotterdam.
Olieprocedure: De Gemeente heeft een vrijwaring afgegeven voor eventuele financiële gevolgen als gevolg van de lopende olieprocedure. In deze procedure eisen agenten (cargadoors) van de olierederijen met terugwerkende kracht terugvordering van betaalde zeehavengelden, omdat het HbR misbruik zou maken van haar machtspositie.
Naast de hierboven genoemde vrijwaringen heeft de Gemeente voorts vrijwaringen afgegeven voor het eventueel negatieve financiële gevolg van het afstoten van de deelnemingen van HbR (die niet core-business zijn van HbR) en eventuele negatieve gevolgen als gevolg van de verzelfstandiging van het HbR in 2004 met betrekking tot de Europese wetgeving.

Naast deze vrijwaringen heeft de Gemeente, voor dit type transactie, normale garanties zoals een informatiegarantie en een balansgarantie ook een garantie afgegeven dat de voorzieningen die getroffen zijn voor eventuele milieuproblemen voldoende zijn.

Naast de vrijwaringen en de garanties is ook de waardering van HbR naar aanleiding van het due diligence onderzoek verder uitonderhandeld. Deze waarde is nu definitief vastgesteld op E 1 miljard (vóór toetreding van de Staat). In deze vaststelling is zoals gebruikelijk gekeken naar zowel risico's (zoals hierboven toegelicht) als naar groeimogelijkheden en kansen . Ten opzichte van juni 2004 is, per saldo, de waarde van HbR met E 110 miljoen toegenomen tot E 1,11 miljard. Het betreft hier zowel al gerealiseerde meevallers als meevallers met voldoende realiteitsgehalte in de nabije toekomst. Deze waardestijging van het HbR zal echter volledig via een, ten opzichte van het Bestuursakkoord extra, bijzondere eenmalige dividenduitkering alsmede via het achterwege blijven van een eerder voorziene conversie van achtergestelde leningen in aandelenkapitaal van de Gemeente aan het HbR aan de Gemeente Rotterdam terugvloeien. Hierdoor neemt de waarde van het HbR weer af tot de E 1 miljard en kan per saldo de afspraak uit het Bestuursakkoord, zijnde een investering door het Rijk van E 500 miljoen voor 33 1/3% belang, van toepassing blijven.

Toekomst
Algemeen uitgangspunt is dat Gemeente en de Staat naar rato van het belang alle risico's delen met betrekking tot de bedrijfsvoering van HbR vanaf het moment dat de Staat toetreedt als aandeelhouder. Dit is eigen aan een risicodragende participatie. Echter, in de investeringsovereenkomst is slechts voor één risico een afwijkende afspraak gemaakt. Dit betreft de ontwikkeling van de Zeehavengelden. Partijen hebben verschillende inzichten over de ontwikkeling in de toekomst en zijn derhalve een earn out/earn in regeling overeengekomen. Deze regeling omvat het volgende: Indien het netto Zeehavengeld in 2006 en 2007 zich aanzienlijk beter ontwikkelt dan de business case (zoals geactualiseerd in 2005) van het HbR (en uitgaande van een bepaald winstniveau dat ook afgeleid is van de eerder genoemde business case) zal de Staat maximaal E 100 miljoen meer waarde toekennen aan het HbR. Deze waardestijging zal gecompenseerd worden middels een extra uitkering van dividend danwel een uitkering van het agio aan Rotterdam op het moment dat de cumulatief preferente aandelen worden geconverteerd. Door deze afspraak is het mogelijk de afspraak in het bestuursakkoord, zijnde E 500 miljoen voor 33 1/3% belang, te handhaven. Indien het Netto Zeehavengeld in 2006 en 2007 zich slechter ontwikkelt dan in de business case, bij een bepaald winstniveau, zal de Staat maximaal E
50 miljoen minder waarde toekennen aan het HbR. Deze waardedaling zal gecompenseerd worden door een bijstorting in de agioreserve door de Gemeente

Kijkend naar normale bedrijfsvoering van het HbR is vast te stellen dat er in de nabije toekomst een aantal risico's bestaat. Het belangrijkste risico vormt de aanbesteding van de Maasvlakte 2. De Staat is als aandeelhouder voornemens om de aanbesteding nauwgezet te monitoren om het risico van een 'slechte' aanbesteding zo klein mogelijk te maken. Als onverhoopt tijdens de aanbesteding blijkt dat de aanleg duurder wordt en de business case alsdan niet rendabel is, zal er overleg noodzakelijk zijn tussen het HbR en haar aandeelhouders. Deze kunnen dan de aanbesteding stopzetten. Vervolgens zal overleg moeten plaatsvinden tussen alle betrokken partijen bij het project PMR.

Verder is een belangrijk aandachtspunt de verdere verzelfstandiging. Een tak van dienst en een vennootschap verschillen aanzienlijk qua administratieve- en boekhoudkundige processen. In 2004 is HbR verzelfstandigd. Binnen de bedrijfsvoering zijn reeds veel verbeteringen tot stand gebracht maar een verzelfstandiging is niet binnen 2 jaar afgerond. Daarom ziet de Staat een belangrijk aandachtspunt in het verder optimaliseren van de processen en ziet zij dit issue enerzijds als risico maar tevens als kans voor de onderneming.