Externe kosten accreditatie hoger onderwijs lager dan gedacht

Inspectie van het onderwijs

Utrecht, 25 oktober 2005. De toename van kosten voor het stelsel van kwaliteitsborging van universiteiten en hogescholen is minder hoog dan gedacht. Landelijk gaat het in het bekostigd hoger onderwijs om een verdubbeling van de kosten. De kostenstijging in het wetenschappelijk onderwijs is groter dan in het hoger beroepsonderwijs. Dit blijkt uit de rapportage 'Accreditatie: de kosten in kaart' van de Inspectie van het Onderwijs en de Auditdienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eind september liet staatssecretaris Rutte de Tweede Kamer al weten dat de accreditatie van opleidingen in het hoger onderwijs eenvoudiger en efficiënter wordt.

De externe kosten van het accreditatiestelsel bestaan uit de betalingen van onderwijsinstellingen aan de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO), de overheidssubsidie aan de NVAO en de betalingen aan Validerende en Beoordelende Instanties (VBI's). Totaal komt dit in het bekostigd onderwijs neer op een bedrag van zo'n 10 miljoen euro. Dat is 0,36% van het totaal aan middelen dat via de Rijksbegroting 2005 beschikbaar is voor hoger onderwijs.

In 2002 werd het visitatiestelsel in het hoger onderwijs vervangen door het accreditatiestelsel. Onderwijsinstellingen vreesden voor een aanzienlijke kostenstijging. Staatssecretaris Rutte van onderwijs verzocht daarom de Inspectie om samen met de Auditdienst te onderzoeken hoe hoog de huidige kosten zijn, in hoeverre deze kosten hoger zijn dan voorheen en waar dat aan ligt.

De (meer-) kosten hangen ondermeer af van de wijze waarop de instelling de kwaliteitszorg inricht en van het niveau van kwaliteitszorg. De verdubbeling van de kosten ten opzichte van het visitatiestelsel heeft verschillende oorzaken. Ten eerste de tarieven die moeten worden betaald aan de NVAO en VBI's. Op de tweede plaats stelt het beoordelingskader voor accreditatie hogere eisen dan voorheen. In de derde plaats is de te betalen BTW een aanzienlijke kostenpost. Tenslotte veroorzaakt de splitsing van de doctoraalopleidingen in bachelor- en masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs extra kosten.

Interne kosten
De interne kosten van accreditatie zijn volgens de instellingen ook gestegen, met name in verband met het verzamelen van de juiste informatie. Dat de kostenstijging in het wetenschappelijk onderwijs groter is dan in het hoger beroepsonderwijs is te verklaren uit het feit dat de interne kwaliteitszorg van de hogescholen beter bij het huidige accreditatiestelsel aansluit dan de interne kwaliteitszorg van universiteiten.

Alles bij elkaar is de kostenstijging beduidend minder dan eerder werd aangegeven door onder meer de vereniging van universiteiten (VSNU). Deels is dit te verklaren doordat er inmiddels mogelijkheden zijn om kosten te besparen door clustering van activiteiten. De inspectie adviseert deze mogelijkheden beter zichtbaar te maken voor instellingen.

Vereenvoudiging
De staatssecretaris heeft voorgesteld een vereenvoudiging van het accreditatiesysteem te realiseren door een verbreding van de opleidingen. Opleidingen worden samengevoegd, zodat het aantal opleidingen drastisch wordt teruggebracht. Daarnaast zal, voordat een universiteit of hogeschool een nieuwe opleiding door de NVAO laat toetsen, het ministerie voortaan eerst beoordelen of er maatschappelijke behoefte is aan de betreffende opleiding. Hiermee kunnen onnodige toetsen achterwege blijven. Tot slot zullen op korte termijn de administratieve lasten verminderd worden, bijvoorbeeld door het geclusterd aanbieden van opleidingen bij de NVAO, en door alleen schriftelijke rapportages te vragen daar waar nodig.

Het rapport 'Accreditatie: de kosten in kaart' is onderdeel van een tussentijdse evaluatie, waarbij de Inspectie van het Onderwijs een balans opmaakt van de effecten van het accreditatiestelsel.