CVS berekent kosten WGA-dekking
De kosten voor de dekking van de WGA zullen gemiddeld op 0,57 procent
van de gemaximeerde premieplichtige loonsom uitkomen. Dat concludeert
het Centrum voor Verzekeringsstatistiek (CVS) op basis van een model
voor de kosten van de WGA-dekking, dat in samenwerking met de
actuariële commissie Arbeidsongeschiktheidsverzekering is opgesteld.
Verzekeraars kunnen het model als hulpmiddel gebruiken om de
WGA-premies te berekenen. Hoe hoog de feitelijke premie uiteindelijk
wordt, is aan verzekeraars en bovendien afhankelijk van de kenmerken
van individuele werkgevers.
Zoals het er nu uitziet, treedt de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen (WIA) op 1 januari 2006 in werking. Onderdeel van de
nieuwe wet is de Werkhervattingsregeling gedeeltelijk
arbeidsgeschikten (WGA), die gedeeltelijk arbeidsgeschikten en
tijdelijk volledig arbeidsongeschikten in een uitkering voorziet.
Werkgevers kunnen vanaf volgend jaar kiezen of ze het WGA-risico
onderbrengen bij het UWV of dat ze het zelf dragen. Als ze
eigenrisicodrager worden, kan het risico worden ondergebracht bij een
verzekeraar.
Omdat de WGA een nieuwe markt is voor verzekeraars, hebben ze
statistische informatie nodig om het risico goed te kunnen inschatten.
Het CVS heeft daarom op basis van WAO-cijfers een inschatting gemaakt
van de verwachte uitkeringslasten (= kosten van de dekking), die voor
een belangrijk deel bepalend zijn voor de premiehoogte. De
uitkeringslasten zijn berekend aan de hand van invaliderings-,
revaliderings- en sterftekansen.
Sterftekans WAOers twee keer zo hoog
Uit de data-analyse komt naar voren dat de kans op
arbeidsongeschiktheid sterk afhankelijk is van leeftijd, geslacht en
de sector waarin men werkt. Zo lopen stukadoors en dakbedekkers een
hoger risico dan bakkers en baggeraars. De kans op
arbeidsongeschiktheid neemt overigens sterk toe naarmate mensen ouder
worden, maar de stijging vlakt vanaf vijftigjarige leeftijd wel af.
Het CVS heeft in zijn analyse ook de sterftekansen meegenomen. De
overlijdenskans voor WAOers blijkt twee keer zo hoog te zijn als die
van de totale Nederlandse bevolking. Best een schokkende uitkomst,
erkent CVS-projectleider Fred Treur, alleen hebben wij die in onze
analyse niet meegenomen, omdat de populatie arbeidsongeschikten met
name op jonge leeftijd relatief klein is en de sterftekansen een
grillig verloop hebben.
Verder is gekeken naar het percentage gedeeltelijk arbeidsgeschikten
dat werk heeft. Treur: Uit onze analyse blijkt dat gemiddeld 62
procent van de gedeeltelijk arbeidsgeschikten, die minimaal één jaar
en maximaal vijf jaar in de WAO zitten, werkt. Het percentage neemt
wel sterk af naarmate mensen langer in de WAO zitten (zie ook de
figuur), maar daarbij moet ik een kanttekening plaatsen. Zo kun je
zien dat een relatief hoog percentage vlak nadat de WAO-uitkering
ingaat werk heeft, maar dat geeft een enigszins vertekend beeld. Veel
mensen hebben aanvankelijk namelijk nog werk doordat het ontslag pas
na twee jaar ziekte een feit is. Daarnaast is het waarschijnlijk dat
WAOers met werk eerder herstellen dan WAOers zonder werk.
Volgens Treur is het model een goed uitgangspunt voor verzekeraars om
de premie te berekenen, al moeten ze wel rekening houden met een
aantal zaken. Een moeilijkheid is dat er straks onderscheid wordt
gemaakt tussen volledig, duurzaam arbeidsongeschikten en mensen die
tijdelijk volledig arbeidsongeschikt zijn. Aan de hand van diverse
inschattingen zijn we ervan uitgegaan dat twintig procent van de
mensen die nu duurzaam (= langer dan vijf jaar) volledig
arbeidsongeschikt zijn, in aanmerking komt voor een WGA-uitkering,
maar dat weten we natuurlijk niet helemaal zeker. Daarnaast hebben
verzekeraars nog te maken met een paar onzekerheden, zoals de duur van
het eigenrisicodragerschap en de loongerelateerde periode.
Percentage gedeeltelijk arbeidsongeschikten met werk naar duur van de
WAO-uitkering
Verzekerd!, oktober 2005
Verbond van Verzekeraars