De Nederlandse Bank

Locatie leeg Oude Kerk te Voorburg
Spreker leeg Dr. A.H.E.M. Wellink, president van de Nederlandsche Bank

Ter gelegenheid van de uitreiking van de Huygensprijs aan Jeroen van der Ven.

Er is een grote kans dat u financieel analfabeet bent. Tweederde van de Nederlandse werknemers karakteriseert zichzelf immers als ondeskundig op financieel gebied.
En u geeft altijd maar weer de voorkeur aan de veilige middenweg, zo blijkt uit een experiment waarin een groep mensen de keus voorgelegd kreeg tussen in risico variërende beleggingsportefeuilles. Ook hebt u een zelfbeheersingprobleem: veel mensen vragen geen voorlopige teruggaaf aan de belastingdienst omdat ze bang zijn dat ze het geld anders toch maar over de balk smijten. Zo blijkt uit onderzoek van het Nibud.

Mocht u zich afvragen of ik er genoegen in schep u te beledigen of dat ik wel erg ver ben afgedwaald van mijn vak van centrale bankier en toezichthouder, dan kan ik u geruststellen. Niet in het minst. Ik citeer slechts drie van de zeven wetten van de emotie-economie zoals deze recent zijn gepresenteerd door Henriette Prast, onderzoeker bij de Nederlandsche Bank en hoogleraar in Tilburg.

Aan de hand van een aantal voorbeelden wil ik u duidelijk maken dat de economie inmiddels verder kijkt dan louter de ratio. En met steeds meer toewijding. Dat is een goede zaak, een verrijking voor het vak. De mens is gecompliceerder dan economen lange tijd dachten.

Een van de bekendste economen aller tijden, John Maynard Keynes, was voor de Tweede Wereldoorlog nog een uitzondering met zijn uitspraak dat financiële markten langer irrationeel kunnen blijven dan een persoon solvabel. Wim Duisenberg illustreerde nog niet zo lang geleden het toegenomen belang van psychologische effecten met de volgende uitspraak. Ik citeer: "De tijd dat economen de mens zagen als rationeel denkend, winstmaximaliserend individu - de homo economicus - ligt definitief achter ons." En vorige maand publiceerde het Financieele Dagblad een artikel onder een veelzeggende kop: In de hersenkwab wroeten naar de koopknop. Bedrijven blijken als het ware schedels te lichten om het effect van hun nieuwe product, design of reclame te meten, de zogenoemde neuromarketing. De rationeel plannende mens heeft concurrentie gekregen van zijn door emoties voortgedreven soortgenoot. Hij lijkt zelfs tot hersenschim verklaard.

Overigens, een psychologisch begrip dat al wat langer in verband met economie wordt gebracht, is vertrouwen. Bij de Nederlandsche Bank zijn we zeer doordrongen van het grote belang voor de economie van vertrouwen. Hoe groter het vertrouwen, des te sterker de groei van investeringen en consumptie. En dat is goed voor de economie en daarmee voor onze welvaart. We doen dan ook veelvuldig onderzoek naar hoe het ervoor staat met het vertrouwen van de Nederlander. We weten dat hoe hoger het netto gezinsinkomen is, hoe meer vertrouwen men heeft in de eigen toekomstige financiële situatie. En hoe gelukkiger men is. Het positieve effect van het inkomen op het geluksgevoel wordt nog versterkt als iemand zeker weet dat z'n financiële situatie in komende vijf jaar verbetert. Waarmee ik meteen wetenschappelijk heb aangetoond dat geld wel degelijk gelukkig maakt.

Wat vertellen bagels met smeerkaas over de eerlijkheid van werknemers in grote kantoren? Geen vraag die mij als president van de Nederlandsche Bank of als werkgever dagelijks bezig houdt. Maar er zijn economen die aan de hand van dit soort vragen tot boeiende inzichten komen. Jazeker, economen.

Een zekere Paul Feldman werkte vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw in Washington. Hij analyseerde de wapenuitgaven van de Amerikaanse marine. Maar wanneer collega's bij de koffieautomaat over Paul Feldman spraken, was het onderwerp maar zelden zijn werk. Meestal ging het over de bagels die hij elke vrijdag meenam, als aardigheidje voor zijn collega's.

Hoe hij wist te voorkomen dat zijn eigen salaris op ging aan de bagels voor zijn collega's? Hij plaatste een bordje bij de mand waaruit zijn collega's naar eigen believen iets konden nemen. Op dat bordje stond een adviesprijs. Stel uzelf gerust de vraag wat er zou gebeuren als u dit op uw eigen kantoor zou doen. In het geval van Paul Feldman werkte het vrij goed. 95 Procent van de bagel-eters betaalde. Feldman had er plezier in - en zijn collega's ook. En voor hij er erg in had, bracht hij elke week vijftien dozen naar kantoor.

Na twintig jaar nam deze analyticus de gok. Hij zei zijn goedbetaalde baan vaarwel en kondigde bedrijven in de buurt aan dagelijks bagels af te leveren. Voor het einde van de jaren tachtig bracht Feldman wekelijks 8.400 bagels naar 140 bedrijven. En nu stel ik u, en dan vooral de economen onder u, de vraag: kreeg Feldman wel voldoende betaald om zijn hypotheek en de studie van zijn derde kind te betalen?

De 95 procent haalde hij niet meer. In zijn oude werkomgeving was er een persoonlijke relatie tussen de verstrekker van de broodjes en de afnemers, wat diefstal beperkte. Bij zijn nieuwe klanten betaalde gemiddeld 87 procent van de eters, een percentage dat tussen 1992 en 2001 langzaam maar zeker was gedaald. Na de aanslagen van 11 september 2001 steeg het. Zie daar maar eens een economische in plaats van emotionele reden voor te geven.

Helemaal afscheid nemen van zijn oude vak kon hij niet en Feldman hield nauwgezet zijn opbrengsten bij. De data die hij verzamelde geven bijvoorbeeld inzicht in het verschil tussen grote en kleine kantoren. Over het algemeen betalen werknemers in grote kantoren 3 tot 5 procent slechter. Dat is opvallend. Op grote kantoren scharen zich immers meer mensen om de mand met bagels - meer getuigen, een grotere sociale druk om te betalen. Maar tegelijkertijd is de pleger van de diefstal anoniemer. Ook het weer en de rang van de werknemer hebben invloed op het betaalgedrag. Meer regen, minder inkomsten voor Feldman. En wie zouden er beter betalen: secretaresses of hun bazen?

Ik ken Paul Feldman niet. Maar de Amerikaanse econoom Steven Levitt schreef in zijn meest recente boek met de intrigerende titel Freakonomics over deze bagelondernemer, over de data die Feldman verzamelde en alle vragen die dit voorbeeld oproept. Levitt studeerde aan Harvard en MIT en werkt nu aan de Universiteit van Chicago. Dat zijn werk door economen wordt gewaardeerd mag blijken uit het feit dat hij de tweejaarlijkse onderscheiding voor de meest toonaangevende Amerikaanse econoom onder de 40 jaar won. Zeg maar, een soort Amerikaanse Huygensprijs.

Levitt houdt er zelf niet van zich als topeconoom neer te zetten. ,,Ik weet eigenlijk weinig van economie", vertelde hij The New York Times. ,,Ik ben niet goed in wiskunde, van econometrie weet ik weinig, en als je me vraagt of deflatie goed of slecht is of wat de stand van de Amerikaanse economie is... het zou onzin zijn als ik zou beweren iets van dat alles af te weten." Einde citaat.

Waarom is Levitt dan toch zo interessant? Hij stelt vragen die anderen niet durven te stellen. Die anderen niet als economie zien. Wat is de invloed geweest van het legaliseren van abortus op criminaliteit? Waarom wonen drugsdealers zo vaak bij hun moeder?

Door het stellen van dit soort vragen, slaat Levitt een nuttige brug naar de rationele economie waarin menselijk gedrag wordt verklaard door uitsluitend te kijken naar winstmaximalisatie - een vorm van egoïsme eigenlijk. De bagels leren ons namelijk dat we ook anders naar de economie kunnen kijken. Want hadden we vooraf de ijzeren wetten van de harde economie op de bagels toegepast, dan konden we niet anders voorspellen dat niemand zou betalen. Er was immers geen controle, nietwaar? En dan hadden we vast ook ons geld er niet op ingezet dat Feldman er goed van kon leven door dozen bagels in onbekende kantoren achter te laten.

In toespraken als deze is het niet ongebruikelijk terug te grijpen naar grote economen. Laat ik mijzelf beperken tot, na Keynes, nog één grote naam en een enkele verklarende zin: Adam Smith, de grondlegger van de klassieke economie. Hij was van huis uit helemaal geen econoom zoals we die nu kennen en dagelijks om ons heen zien. Hij was filosoof
- en zocht antwoorden. Hij vond ze in de economie.

Wat de broodjes van Feldman en de interessante studie die Jeroen van der Ven deed naar de economie van de gift ons leren, is hoe economie de psychologie van de mens kan ontrafelen. We weten al langer dat beloningen een bepaald gedrag uitlokken. Een werkgever kan veertig uur aan inspanningen per week kopen en de werknemer beloont op zijn beurt van dat geld met de Kerst zijn krantenbezorger die door weer en wind het avondblad droog in de bus deponeert.

Maar daarmee is niet alles gezegd. Zoals Van der Ven zich afvraagt: waarom geven mensen cadeaus? Wat verwachten ze er voor terug? Altruïsme schiet tekort als enige verklaring. Denk ter vergelijking ook eens aan een ander type geschenk: een fooi in een restaurant. Wat is dat eigenlijk? Een beloning voor goed gedrag? Het afkopen van een schuldgevoel omdat je lekker hebt gegeten terwijl de ander werkt tegen een uurloon waarvan dit eten niet te betalen is? Of is het een bedankje voor de snelle service, sneller dan bij de anderen in het restaurant. Opnieuw kan altruïsme niet het volledige antwoord zijn. Het belang van anderen is namelijk in strijd met de fooi: hoe beter de ober jouw tafel heeft geholpen, des te minder tijd de anderen kregen. Wie weet welke ergernis dat aan de andere tafels heeft opgeleverd?

Als we het toch over de horeca hebben: er is naar mijn weten geen enkele bedrijfstak in Nederland die het beeld van de euro zo heeft doen omslaan. U en ik weten het, en het Centraal Bureau voor de Statistiek steunt ons erin: met de komst van de euro is de inflatie aantoonbaar op een historisch laag percentage gekomen. En de voordelen van de euro voor de het bedrijfsleven en de burger zijn legio. Vraag het aan iedere econoom en statisticus en hij zal u gelijk geven. Maar zeg ik het hardop bij ons om de hoek, op de Albert Cuyp, dan word ik hartelijk uitgelachen. Opnieuw een prachtige tegenstelling tussen de harde economie en de gedachten van grote groepen. Economen hebben er de term gevoelsinflatie voor bedacht. Het blijft moeilijk de Nederlanders met rationele argumenten te overtuigen, dus ik daag u hierbij uit, doctor Van der Ven. Overtuig met nieuwe denkwijzen dat de munt meer op waarde moet worden geschat. Wat heeft de euro nou echt veranderd in onze portemonnee en in onze hoofden? De mensen hebben vertrouwen in uw oordeel. Een recent onderzoek in opdracht van de BBC laat zien dat een derde van de wereldbevolking vindt dat academici en schrijvers meer macht moeten krijgen. [Red. Dat moet dan ten koste gaan van de macht van politici, in wie volgens datzelfde onderzoek (en vele andere) vrijwel niemand meer vertrouwen heeft. Maar dat zeggen, zou onaardig zijn tegenover de minister van OC&W.]

Geachte aanwezigen, we leven in het tijdperk van de homo emotionomicus. Gelukkig zijn er mensen zoals Levitt en Van der Ven - die ik daarom van harte wil feliciteren - die de moed hebben hun kunde te gebruiken om afwijkende vragen te beantwoorden. Levitts werk wordt, juist vanwege de rariteit ervan, wel freakonomics genoemd, zoals de titel van het boek waaraan ik refereerde. Van der Vens proefschrift heeft een minder sexy naam meegekregen: `Psychological sentiments and economic behaviour'. Maar het uitgangspunt blijft hetzelfde: economie gaat over mensen, wat zij denken en voelen en hoe zij hun doelen bereiken.